ECLI:NL:GHAMS:2010:BL9445

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.042.985/01 en 200.042.989/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.L.L. Neervoort-Briët
  • G.J. Driessen-Poortvliet
  • W.K. van Duren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van onderbewindstelling en mentorschap voor [de man]

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de onderbewindstelling en het mentorschap van [de man]. De appellant, [de man], was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter in de rechtbank te Haarlem, waarin bewind en mentorschap over zijn goederen was ingesteld op verzoek van zijn kinderen, de geïntimeerden. Tijdens de zitting op 21 januari 2010 zijn de geïntimeerden niet verschenen, terwijl [de man] bijgestaan werd door zijn advocaat en zijn partner, mevrouw [X].

Het hof heeft de feiten in overweging genomen, waaronder de relatie van [de man] met mevrouw [X], die sinds 2006 bestaat en waarin zij samenwonen. Het hof heeft ook gekeken naar een neuropsychologisch onderzoek dat aantoont dat [de man] lichte problemen heeft met informatieverwerking, maar geen aanwijzingen voor dementie vertoont. Het hof concludeert dat [de man] in staat is zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen, en dat er geen gronden zijn voor onderbewindstelling of mentorschap.

De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de geïntimeerden af te wijzen. Dit betekent dat [de man] zijn zaken zelfstandig kan blijven regelen zonder de noodzaak van bewind of mentorschap. De uitspraak benadrukt het belang van de autonomie van de betrokkenen en de noodzaak van voldoende bewijs voor het instellen van beschermingsmaatregelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 9 maart 2010 in de zaken met landelijk zaaknummers 200.042.985/01 en 200.042.989/01van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. W. den Harder te Alkmaar,
tegen
1. […],
wonende te […],
2. […],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDEN.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant wordt hierna [de man] genoemd. Geïntimeerde sub 1 en geïntimeerde sub 2 worden hierna respectievelijk […] en […] (gezamenlijk: geïntimeerden) genoemd.
1.2. [de man] is op 16 september 2009 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 18 juni 2009 van de kantonrechter in de rechtbank te Haarlem, met kenmerken 419504 en 419506.
1.3. Op 8 december 2009 heeft het hof een brief van geïntimeerden ontvangen.
1.4. De zaken zijn op 21 januari 2010 ter zitting behandeld.
1.5. Ter zitting zijn verschenen:
- [de man], bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw C. van der Poel, vertegenwoordiger van Zorg en Budget Beheer;
- mevrouw [X], partner van [de man].
Geïntimeerden en de advocaat-generaal bij dit gerechtshof zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten
2.1. [de man] is geboren [in] 1930. Hij is gedurende 49 jaar in gemeenschap van goederen gehuwd geweest met mevrouw [Y], geboren [in] 1932. Geïntimeerden zijn de enige zoon en dochter van [de man], die uit voornoemd huwelijk zijn geboren.
2.2. Op 19 december 2003 is mevrouw [Y] overleden. In haar testament heeft zij [de man] tot haar enige erfgenaam benoemd.
2.3. Sinds medio 2006 heeft [de man] een relatie met mevrouw [X], geboren [in] 1926. [de man] is per 1 oktober 2008 met mevrouw [X] in haar huurwoning gaan wonen en zij hebben in juni 2009 een samenlevingscontract gesloten. De voormalig echtelijke woning heeft [de man] op 20 februari 2009 verkocht en geleverd aan een derde.
2.4. Bij de stukken bevinden zich:
- een conclusie na intake en bespreking van Stichting Geriant van 14 januari 2009;
- een verslag en conclusie van het neuropsychologisch onderzoek uitgevoerd door DOC-team Noord-Kennemerland op
25 mei 2009.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is, op verzoek van geïntimeerden, bewind ingesteld over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [de man] en is tevens mentorschap ten behoeve van [de man] ingesteld. Mevrouw C. van der Poel van Zorg en Budget beheer is tot bewindvoerder en [geïntimeerde sub 1] tot mentor benoemd.
3.2. [de man] verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidend verzoek van geïntimeerden alsnog af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Aan de orde is de vraag of de gronden voor onderbewindstelling en mentorschap aanwezig zijn.
[de man] stelt – kort samengevat – dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord, omdat hij voldoende in staat is zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen.
4.2. Het hof overweegt als volgt. Uit de conclusie van het neuropsychologisch onderzoek volgt dat er bij [de man] sprake is van een licht vertraagde informatieverwerking, mogelijke werkgeheugenproblemen en een licht verhoogde interferentiegevoeligheid, doch dat er geen aanwijzingen zijn voor een dementieel beeld. Gesteld noch gebleken is voorts dat [de man] voorafgaand aan de onderbewindstelling schulden heeft gemaakt, dan wel zijn vermogensrechtelijke belangen anderszins onbehoorlijk heeft waargenomen. Gelet hierop heeft het hof de overtuiging gekregen dat [de man] geen belemmeringen met betrekking tot zijn geestestoestand ondervindt, die grond opleveren voor onderbewindstelling. De enkele omstandigheid dat [de man] zo nu en dan vergeetachtig is, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het hof zal de bestreden beschikking derhalve op dit punt vernietigen.
Ten aanzien van het mentorschap overweegt het hof dat [de man] sinds 2006 een affectieve relatie heeft met mevrouw [X], dat zij inmiddels ruim twee jaar samenwonen en dat zij een samenlevingscontract hebben gesloten. Blijkens de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting ondersteunt mevrouw [X] [de man] bij zijn dagelijkse activiteiten en behartigt zij zijn overige niet-vermogensrechtelijke belangen naar tevredenheid. Ter zitting heeft [de man] verklaard dat hij kort geleden ernstig ziek is geweest en dat mevrouw [X] in staat en bereid was hem de benodigde intensieve zorg te bieden. Gezien het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat [de man], met behulp van mevrouw [X], voldoende in staat moet worden geacht zijn niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, zodat geen noodzaak bestaat tot het instellen van mentorschap. De bestreden beschikking kan ook op dit punt niet in stand blijven.
4.3. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
In de zaken met landelijk zaaknummers 200.042.985/01 en 200.042.989/01
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende;
wijst het inleidend verzoek alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L.L. Neervoort-Briët, G.J. Driessen-Poortvliet en W.K. van Duren in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2010.