ECLI:NL:GHAMS:2010:BM0579

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R 1519-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • A. Chorus
  • M. Dun
  • G. Gonggrijp-van Mourik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding voor immateriële schade na vrijspraak in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 april 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding van de verzoeker, die eerder was vrijgesproken in een strafzaak. De verzoeker had van 30 januari 2006 tot en met 9 oktober 2006 voorlopige hechtenis ondergaan, waarvan een deel onder beperkingen en in een politiebureau. De verzoeker verzocht om een vergoeding voor zowel materiële als immateriële schade die hij zou hebben geleden door deze voorlopige hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker recht had op een forfaitaire vergoeding voor immateriële schade, vastgesteld op € 70,- per dag voor de dagen in voorlopige hechtenis en € 95,- per dag voor de dagen in het politiebureau. Dit resulteerde in een totale schadevergoeding van € 15.265,-. Het hof wees echter andere verzoeken van de verzoeker af, waaronder de kosten van juridische bijstand en wettelijke rente, omdat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor deze extra vergoedingen. De beslissing werd genomen na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak en de inhoud van het dossier, waarbij het hof ook rekening hield met eerdere uitspraken in de strafzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Rekestnummer: R 1519-09 (89 Sv)
Parketnummer: 23-000298-08
BESCHIKKING
op het op 16 oktober 2009 ter griffie van dit hof ingekomen
verzoekschrift ingevolge artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
woonplaats kiezende te [plaats].
Advocaat: mr. J.I.M.G. Jahae, advocaat te Amsterdam
Inhoud van het verzoek
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, ter zake van materiële en immateriële schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer, welke schade in het verzoekschrift, in de schriftelijke reactie van de advocaat van 1 februari 2010 en bij pleitnota van de advocaat van 3 maart 2010 als volgt is gespecificeerd - zakelijk weergegeven -:
a. € 285,-, zijnde immateriële schade ter zake van drie dagen verzekering, ondergaan in het politiebureau (€ 95,- per dag),
b. € 14.490,-, zijnde immateriële schade ter zake van 207 dagen voorlopige hechtenis
(€ 70,- per dag),
c. € 775,-, zijnde extra immateriële schade ter zake van 31 dagen die de verzoeker in beperkingen heeft “verbleven” (€ 25,- extra per dag),
d. € 566.564,-, zijnde overige immateriële schade (in voornoemde schriftelijke reactie verhoogd van € 400.000,- naar € 566.564,-),
e. € 147.911,16, zijnde kosten die de verzoeker heeft moeten maken voor werkzaamheden die tijdens zijn detentie door derden moesten worden verricht, welke kosten als volgt zijn opgesplitst:
- € 21.283,60 (in voornoemde schriftelijke reactie verlaagd van € 25.001,90 naar € 21.283,60), kosten accountantskantoor Admiraal & Hoes,
- € 20.070,- (in voornoemde schriftelijke reactie verlaagd van € 23.800,- naar
€ 20.070,-), kosten Van der Mark & Partners Belastingadviseurs BV,
- € 106.066,-, kosten Priscilla Jourdan (Lapod),
- € 492,- (in voornoemde schriftelijke reactie verlaagd van € 585,48 naar
€ 492,-), kosten OCC-software,
f. € 36.746,95, zijnde kosten van juridische bijstand in verband met een BIBOB-procedure, welke kosten als volgt zijn opgesplitst:
- € 356,25 (in voornoemde schriftelijke reactie verlaagd van € 423,94,- naar
€ 356,25), kosten mr. M.T.M. Koedooder,
- € 25.959,40 (in voornoemde schriftelijke reactie verhoogd van € 23.806,26 naar € 25.959,40), kosten mr. J.E. van Rossem,
- € 10.431,30 (aanvankelijk € 5.926,20; bij voornoemde pleitnota zijn aanvullende nota’s, van 2 februari 2010 ten bedrage van € 995,89 respectievelijk van 2 maart 2010 ten bedrage van € 3.509,21, in de procedure gebracht), kosten mr. Jahae,
g. de wettelijke rente over alle door de verzoeker gemaakte kosten.
Procesverloop
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 5 januari 2010 en 3 maart 2010 de advocaat-generaal, de verzoeker en de advocaat ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Voorts heeft het hof kennis genomen van de schriftelijke reacties van de advocaat van de verzoeker van 1 februari 2010 en 8 februari 2010 (beide met bijlagen), alsmede van het standpunt van het openbaar ministerie als verwoord in schriftelijke notities van 4 januari en 26 februari 2010.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toekenning van een hogere dan de forfaitaire vergoeding, namelijk tot toekenning van een vergoeding van € 200,- per dag, voor immateriële schade ter zake van ondergane verzekering of voorlopige hechtenis, te verhogen met € 50,- per dag ingeval van in het politiebureau en/of onder beperkingen ondergane verzekering of voorlopige hechtenis. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het door de verzoeker meer of anders verzochte.
Beoordeling van het verzoek
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Bij - inmiddels onherroepelijk geworden - arrest van 3 juli 2009 in de strafzaak met voormeld parketnummer is de verzoeker vrijgesproken van de hem tenlastegelegde feiten. De strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De verzoeker heeft van 30 januari 2006 tot en met 9 oktober 2006, met een onderbreking van 19 juli 2006 tot 1 september 2006, verzekering en voorlopige hechtenis ondergaan. Van de verzekering en voorlopige hechtenis zijn de eerste 31 dagen onder beperkingen, de eerste drie dagen bovendien in een politiebureau ondergaan.
De onder f opgevoerde kosten van juridische bijstand in verband met een BIBOB-procedure worden in het verzoekschrift aangemerkt als gevolg van de behandeling van “de zaak” (waarmee zal zijn bedoeld: de strafzaak tegen de verzoeker) ter terechtzitting. Of dat juist is, kan in het midden blijven. Deze kosten kunnen naar het oordeel van het hof niet worden beschouwd als schade geleden tengevolge van de door de verzoeker ondergane verzekering of voorlopige hechtenis.
Of de onder d en e opgevoerde schadeposten kunnen worden aangemerkt als schade geleden tengevolge van de door de verzoeker ondergane verzekering of voorlopige hechtenis, zal eveneens in het midden worden gelaten, gelet op hetgeen hierna nog wordt overwogen.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de gewone forfaitaire vergoeding van immateriële schade ter zake van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, die voor destijds in een huis van bewaring ondergane verzekering of voorlopige hechtenis € 70,- per dag en voor destijds in een politiebureau en/of onder beperkingen ondergane verzekering of voorlopige hechtenis € 95,- per dag beloopt, waarbij geen aanleiding is om voor verzekering die zowel in een politiebureau als onder beperkingen is ondergaan, meer dan € 95,- per dag toe te kennen. Dit resulteert in (31 maal € 95 =) € 2.945,- + (176 maal € 70,- =) € 12.320,-, zijnde tezamen € 15.265,-.
Naar het oordeel van het hof zijn er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning, geheel of ten dele, van het door de verzoeker meer of anders verzochte. Daarbij heeft het hof gelet op de inhoud van het dossier en vooral ook op hetgeen is overwogen in voormeld arrest van 3 juli 2009 met betrekking tot de betwisting van de kant van de verdediging van het veronderstelde opzet van de verzoeker (ter zake van de aan de verzoeker onder 2 subsidiair sub 8 tot en met 12 ten laste gelegde medeplichtigheid aan afpersing van [naam] door [naam], al dan niet met anderen).
Voor toekenning van de onder g opgevoerde wettelijke rente over het bedrag van de toewijsbaar geachte schadevergoeding ziet het hof geen grond. Niet is gebleken dat de toepassing van verzekering en voorlopige hechtenis in de onderhavige strafzaak onrechtmatig was. Het ingevolge de onderhavige beschikking uit te keren bedrag van de schadevergoeding is niet een bedrag dat de Staat reeds voordat deze beschikking was uitgesproken, behoorde te voldoen. Van niet-nakoming van een verbintenis van de Staat tot betaling van dit bedrag, laat staan van de situatie dat de Staat met de voldoening van dit bedrag in verzuim is geweest, kan niet worden gesproken. Ten overvloede geldt nog dat het hof ook met betrekking tot deze opgevoerde schadepost geen gronden van billijkheid voor toekenning aanwezig acht.
Derhalve moet worden beslist als volgt.
Beslissing
Het hof:
Kent ten laste van de Staat aan de verzoeker een vergoeding toe van € 15.265,- (vijftienduizend tweehonderdvijfenzestig euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Chorus, Dun en Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. Laatsch als griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 1 april 2010.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor een bedrag van € 15.265,- (vijftienduizend tweehonderdvijfenzestig euro), te betalen ten laste van de Staat aan de verzoeker voornoemd door overmaking van bovenstaand bedrag op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Jahae Advocaten te Amsterdam, onder vermelding van dossiernummer 09168 ([verzoeker]/Schadevergoeding).
Amsterdam, 1 april 2010.
Mr. Chorus, voorzitter.