ECLI:NL:GHAMS:2010:BM0586

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R 1449-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • A. Chorus
  • M. Dun
  • G. Gonggrijp-van Mourik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding na vrijspraak in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 april 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding van de verzoeker, die schadevergoeding vorderde van de Staat ter hoogte van € 42.085,-, vermeerderd met € 20 per dag voor de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis. De verzoeker was eerder vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, en het hof heeft de advocaat-generaal, de verzoeker en diens advocaat gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer op 5 januari 2010. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

Het hof heeft vastgesteld dat het verzoekschrift tijdig was ingediend en heeft de relevante processtukken in de strafzaak bestudeerd. De verzoeker had in een eerdere uitspraak van de rechtbank te Haarlem op 21 december 2007 vrijspraak gekregen voor een van de ten laste gelegde feiten, en het openbaar ministerie was niet ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen deze beslissing. De strafzaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

Na beoordeling van de omstandigheden heeft het hof geconcludeerd dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van de gevraagde schadevergoeding. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verzoeker, met rechtsbijstand, ervoor had gekozen om tijdens het vooronderzoek en de terechtzitting vrijwel geen vragen te beantwoorden over de beschuldigingen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat hij de kans om de ernstige bezwaren tegen hem weg te nemen, niet had benut. De motivering van de vrijspraak in het arrest van 3 juli 2009 speelde ook een belangrijke rol in de beslissing van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Rekestnummer: R 1449-09
Parketnummer: 23-000299-08
BESCHIKKING
op het op 2 oktober 2009 ter griffie van dit hof ingekomen
verzoekschrift ingevolge artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verzoeker],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
woonplaats kiezende te [plaats].
Advocaat: mr. R.A. van der Horst, advocaat te Amsterdam.
Inhoud van het verzoek
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat tot een bedrag van in totaal € 42.085,-, “nog te vermeerderen met € 20 per dag in politiecel/ beperkingen”, terzake van schade die de verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Procesverloop
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 5 januari 2010 de advocaat-generaal, de verzoeker en de advocaat van de verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Beoordeling van het verzoek
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Bij - inmiddels onherroepelijk geworden - arrest van 3 juli 2009 is de verzoeker vrijgesproken van het hem onder 2 tenlastegelegde feit. De rechtbank te Haarlem had de verzoeker bij vonnis van 21 december 2007 vrijgesproken van het hem onder 1 tenlastegelegde feit en bij voormeld arrest is het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen deze beslissing van de rechtbank. De strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De verzoeker heeft met ingang van 30 januari 2006 verzekering en voorlopige hechtenis ondergaan. Op 17 april 2007 is de voorlopige hechtenis in de onderhavige strafzaak opgeschort en deze is nadien niet meer hervat.
Naar het oordeel van het hof zijn er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, geen gronden van billijkheid aanwezig voor het toekennen van een vergoeding. Daarbij heeft het hof gelet op de inhoud van het dossier. Het hof acht het in het bijzonder van betekenis dat de verzoeker, van rechtsgeleerde bijstand voorzien, ervoor heeft gekozen tijdens het vooronderzoek vanaf 1 februari 2006 en tijdens het onderzoek ter terechtzitting vrijwel geen vraag omtrent hetgeen hem werd verweten, te beantwoorden; het stond de verzoeker vrij zich zo op te stellen, maar hij heeft daardoor de gelegenheid onbenut gelaten ertoe bij te dragen dat de ernstige bezwaren tegen hem, die aanleiding gaven tot de (voortgezette) toepassing van voorlopige hechtenis, zouden worden weggenomen. Vooral echter heeft het hof ook gelet op de motivering van de vrijspraak, opgenomen in voormeld arrest van 3 juli 2009.
Derhalve moet worden beslist als volgt.
Beslissing
Het hof:
Wijst het verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Chorus, Dun en Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. Laatsch als griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 1 april 2010.