ECLI:NL:GHAMS:2010:BM0594
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- A. Chorus
- M. Dun
- G. Gonggrijp-van Mourik
- Rechtspraak.nl
Afspraak tussen openbaar ministerie en verdachte over schadevergoeding in strafzaak
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. van der Horst, had een verzoek ingediend om een vergoeding uit 's Rijks kas voor de kosten van de advocaat. Dit verzoek was ingediend op basis van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank had de verzoeker echter niet ontvankelijk verklaard, omdat er een overeenkomst was gesloten tussen de verzoeker en het openbaar ministerie. Deze overeenkomst hield in dat de verzoeker geen verzoek tot schadevergoeding zou indienen, mits het openbaar ministerie het hoger beroep zou intrekken.
Het hof heeft de stukken van de strafzaak bekeken en op 5 januari 2010 zowel de advocaat-generaal als de advocaat van de verzoeker gehoord. De verzoeker was niet verschenen, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De advocaat-generaal concludeerde tot afwijzing van het hoger beroep. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen regels waren die in de weg stonden aan de gemaakte afspraak tussen het openbaar ministerie en de verdachte, zolang de beginselen van een behoorlijke procesorde in acht werden genomen.
Het hof kwam tot de conclusie dat de afspraak tussen het openbaar ministerie en de verzoeker niet in de weg stond aan de ontvankelijkheid van het verzoek om schadevergoeding. Echter, het hof oordeelde dat de omstandigheden van de zaak, inclusief de gemaakte afspraak, onvoldoende gronden van billijkheid opleverden voor toekenning van de verzochte vergoeding. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de zaak terug zou wijzen naar de rechtbank, maar het hof wees deze vordering af. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd, maar het verzochte afgewezen en bevolen dat de beschikking onverwijld aan de verzoeker betekend moest worden.