Bij de behandeling van de klacht wordt van het navolgende uitgegaan:
a. De vader van klaagster is overleden op 18 mei 1978.
In zijn testament van 13 juni 1967 heeft de vader van klaagster zijn echtgenote – de moeder van klaagster – belast met de uitvoering daarvan en aan haar het vruchtgebruik gelegateerd over zijn nalatenschap.
b. Op 12 mei 1994 is de moeder van klaagster (hierna: de erflaatster) overleden.
c. Klaagster, haar broer en haar zuster zijn enig erfgenaam van haar nalatenschap.
d. De afwikkeling van de nalatenschap is opgedragen aan notaris [mr. A].
e. Vanaf 1994 strijden de erfgenamen over de verdeling van de nalatenschap van de erflaatster, alsmede over het onverdeeld gebleven gedeelte van de nalatenschap van de vader van klaagster. Vanaf 1996 zijn klaagster aan de ene zijde en haar broer en zuster aan de andere zijde verwikkeld in procedures over de verdeling van de nalatenschappen.
f. In 1999 zijn klaagster en haar broer en zuster overeengekomen dat [de accountant], registeraccountant te [plaatsnaam] (hierna: [de accountant]), bindend zal beslissen over hun geschilpunten en dat de (eind)rapportage van [de accountant] het uitgangspunt zal zijn voor de verdeling van de nalatenschap.
g. Blijkens zijn brief van 3 juli 2000 aan de advocaten van klaagster en de broer en zuster van klaagster heeft [de accountant] de mutaties van de nalatenschap gecontroleerd over de periode 1 september 1999 tot 15 juni 2000. Op deze rapportage is blijkens een brief van [de accountant] van 21 juni 2000 een correctie uitgevoerd in verband met een rentevergoeding (op basis van samengestelde interest) van een bedrag van € 41.597,81.
h. Vanaf de datum van haar indiensttreding (27 februari 2001) bij notaris [mr. A] heeft de kandidaat-notaris zich bezig gehouden met de afwikkeling van de nalatenschap.
i. Op 23 mei 2001 is door de kandidaat-notaris een conceptakte van scheiding en deling opgesteld. Het uitgangspunt van de daarin opgenomen boedelbeschrijving en –verdeling is de rapportage van [de accountant].
j. In haar vonnis van 16 juli 2003 heeft de rechtbank Alkmaar onder meer bepaald dat de verdeling van de nalatenschap zal plaatsvinden overeenkomstig hetgeen is bepaald in de conceptakte van 23 mei 2001.
k. Klaagster is in oktober 2003 van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
l. Op 17 november 2004 is een akte van partiële verdeling ten overstaan van notaris [mr. A] gepasseerd.
m. In deze akte is onder meer vermeld hetgeen in de conceptakte was bepaald, alsmede de daarin - in verband met actualisering - aangebrachte aanpassingen. Voorts is in de akte bepaald dat ten laste van ieder van de erfgenamen een bedrag van € 100.000,-- in depot wordt gesteld onder de notaris in verband met de tussen hen nog uit te voeren berekeningen ter zake van de eindverdeling.
n. In een gedeelte van de eindberekening die bij de akte van partiële verdeling is gevoegd is onder meer het navolgende vermeld:”(…)
t.l.v.mw [klaagster]:
advocaatkosten € 5.450,16
rente tot 15-06-2000 € 3.200,06
(…)”.
o. In het arrest van het Hof Amsterdam in het sub k bedoelde hoger beroep van 23 november 2006 worden de punten f en g in de overwegingen betrokken. Voorts bekrachtigt het Hof onder meer het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 16 juli 2003 met dien verstande dat de broer van klaagster nog wordt veroordeeld een bedrag van € 4.877,68 in de nalatenschap in te brengen.
p. De brief van klaagster van 27 april 2007 heeft de kandidaat-notaris eerst op 30 juli 2007 beantwoord. De brief van klaagster van 3 september 2007 heeft de kandidaat-notaris eerst op 4 april 2008 beantwoord.
q. In haar brief van 6 april 2009 heeft de kandidaat-notaris onder meer het navolgende aan klaagster medegedeeld:”(…)
Tenslotte wil ik nog ingaan op uw opmerkingen over de rentevergoeding en onze notariskosten. Allereerst de rente vergoeding: tot aan de partiële verdeling op 17 november 2004 stond het gehele nalatenschapvermogen op de oorspronkelijke bankrekeningen en in de oorspronkelijke effectenportefeuilles t.n.v. uw ouders en renteberekeningen in die periode hadden slechts betrekking op de diverse privéonttrekkingen van de drie erfgenamen en daarmee samenhangende verrekeningen onderling. Dat kon geschieden tegen percentages als tussen de erfgenamen overeengekomen en in casu was [de accountant] degene die die renteberekeningen uitvoerde. Met ingang van de datum van partiële verdeling werd – zoals ook in de betreffende akte vastgelegd – het restsaldo ad € 300.000,00 onder berusting van de notaris gesteld en het werd door deze geplaatst op een specifieke derdengeldenrekening bij de ING Bank t.n.v. Notariskantoor [mr. A] inzake “nalatenschap [naam]”. De rente die thans aan de erfgenamen vergoed wordt is dezelfde rente, die de ING Bank vergoedt; het is de notaris verboden over derdengelden meer rente te vergoeden dan hij zelf ontvangt, wel kan hij daarop nog administratiekosten in mindering brengen, hetgeen wij in het onderhavig geval niet doen. (…)”.
r. Ter zitting heeft de kandidaat-notaris nog het navolgende verklaard:”(…)
Eerlijkheid gebiedt mij wel hieraan toevoegen dat, met het verstrijken van de jaren waarin ik dit dossier nu behandel, mijn motivatie om tot spoedige afwikkeling te geraken is afgenomen en dat inderdaad meerdere malen enige tijd is verstreken tussen ontvangst en beantwoording van de brieven van [klaagster], mede ook omdat door de lengte van haar brieven en door herhaling van haar vragen en opmerkingen herbestudering van het dossier noodzakelijk was en die beantwoording tijd vergde. (…)”.