ECLI:NL:GHAMS:2010:BM3094

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.046.222-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek gezamenlijk ouderlijk gezag na incidenten en slechte communicatie tussen ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 13 april 2010, is het verzoek van de vader om gezamenlijk ouderlijk gezag over zijn kind, geboren in 2003, afgewezen. De vader had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter, waarin zijn verzoek tot eenhoofdig gezag was afgewezen. De moeder, die de Braziliaanse nationaliteit heeft en zonder legale verblijfsstatus in Nederland woont, heeft vanaf de geboorte van het kind het ouderlijk gezag alleen uitgeoefend. Tijdens de zitting op 22 februari 2010 werd duidelijk dat er ernstige communicatieproblemen tussen de ouders bestaan, wat de samenwerking in de opvoeding van het kind bemoeilijkt. De rechtbank had eerder vastgesteld dat, ondanks periodes van samenwerking, er recent een incident had plaatsgevonden bij de school van het kind waarbij de politie betrokken was. Dit leidde tot de conclusie dat de ouders nog niet in staat zijn om gezamenlijk het gezag uit te oefenen.

De vader voerde aan dat het in het belang van het kind is dat hij gezamenlijk gezag krijgt, omdat hij vreest dat de moeder, gezien haar illegale verblijfsstatus, met het kind naar Brazilië zal vertrekken. De moeder betwistte dit standpunt en benadrukte dat de vader niet constructief samenwerkt in de opvoeding. Het hof oordeelde dat de communicatie tussen de ouders onverminderd slecht is en dat de vader de moeder niet op de hoogte houdt van belangrijke zaken met betrekking tot het kind, zoals medische afspraken. Het hof concludeerde dat de risico's voor het kind te groot zijn om gezamenlijk gezag toe te kennen, gezien de spanningen tussen de ouders en de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming over de ontwikkeling van het kind.

Uiteindelijk bekrachtigde het hof de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag werd afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 13 april 2010 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.046.222/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. A.M. van der Maten te Amsterdam,
t e g e n
[…],
verblijvende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.L. van Leer te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vader en de moeder genoemd.
1.2. De vader is op 20 oktober 2009 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 22 juli 2009 van de kinderrechter in de rechtbank te Amsterdam, met kenmerk 423439 / FA RK 09-2327.
1.3. De moeder heeft op 3 december 2009 een verweerschrift en op 12 februari 2010 nadere stukken ingediend.
1.4. De zaak is op 22 februari 2010 ter terechtzitting behandeld, alwaar zijn verschenen:
• de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
• de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
• S.C. Benjamin namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Amsterdam Gooi & Vecht, locatie Amsterdam (hierna: de Raad).
2. De feiten
2.1. Uit de relatie van partijen, die van medio 2000 tot medio 2007 heeft geduurd, is [in] 2003 geboren […] (hierna: [het kind]). De vader heeft [het kind] erkend. De moeder heeft vanaf [het kind]’s geboorte alleen het ouderlijk gezag over haar uitgeoefend.
2.2. De moeder, die de Braziliaanse nationaliteit heeft, woont in Nederland zonder legale verblijfsstatus.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is – voor zover thans van belang – het verzoek van de vader het ouderlijk gezag te wijzigen in dier voege dat partijen gezamenlijk het gezag over [het kind] zullen uitoefenen, afgewezen.
3.2. De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, voornoemd inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
3.3. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en voor het overige de verzoeken van de vader af te wijzen c.q. hem niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. In hoger beroep is uitsluitend de vraag aan de orde of er gronden aanwezig zijn om de vader gezamenlijk met de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over [het kind], omdat de vader zijn in eerste aanleg gedane primaire verzoek tot eenhoofdig gezag met verklaring voor recht dat de hoofdverblijfplaats van [het kind] bij hem is, niet heeft gehandhaafd.
De rechtbank heeft ter zake overwogen dat haar gebleken is dat partijen wel periodes hebben dat zij samenwerken, maar dat zich recent bij de school van [het kind] een incident heeft voorgedaan waarbij de politie werd betrokken. De rechtbank is van oordeel dat partijen nog niet in staat zijn het gezag over [het kind] gezamenlijk uit te oefenen. De vader stelt dat het in [het kind]’s belang is dat zijn verzoek wordt toegewezen, omdat het gevaar bestaat dat de moeder gedwongen – gelet op haar illegale verblijfsstatus – dan wel vrijwillig met [het kind] Nederland verlaat en naar Brazilië vertrekt. Daarnaast vormt het enkele feit dat de communicatie tussen partijen niet optimaal is, onvoldoende reden om het gezag bij de moeder alleen te laten, aldus de vader.
De moeder heeft het standpunt van de vader gemotiveerd betwist.
4.2. Het hof overweegt als volgt.
Omdat de moeder geen legale verblijfsstatus in Nederland heeft, staat [het kind] in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op het adres van de vader en is zij via de vader voor ziektekosten verzekerd. Feitelijk heeft [het kind] haar hoofdverblijf bij de moeder en bezoekt zij een school in de woonplaats van de moeder.
Gebleken is dat [het kind] is aangemeld bij MoleMann Mental Health Clinics (hierna: Molemann) voor behandeling door een kinderpsychiater. Zij gaat er groepstherapie voor kinderen met gescheiden ouders volgen. Ook beide partijen willen en zullen vandaar uit hulp ontvangen. Daarnaast is ter zitting in hoger beroep gebleken dat de communicatie tussen partijen onverminderd slecht is, hetgeen ook door beide partijen wordt bevestigd. De vader diskwalificeert de moeder in de wijze waarop zij invulling geeft aan de dagelijkse verzorging en opvoeding van [het kind]. Weliswaar heeft hij – na aandringen van het hof – toegezegd het paspoort van [het kind], dat hij onder zich heeft, op 23 februari 2010 aan de moeder te overhandigen zonder daaraan voorwaarden te verbinden, dit neemt niet weg dat hij tot dusver niet constructief met de moeder heeft samengewerkt in het belang van [het kind]. Zo is gebleken dat hij de moeder niet inlicht over het feit dat hij [het kind] regelmatig ziek meldt als [het kind] bij hem is en naar school moet en de school ter zake zelfs een melding aan de leerplichtambtenaar overweegt. Evenmin stelt hij de moeder op de hoogte van de data waarop hij met [het kind] naar het ziekenhuis gaat voor medische controles, die [het kind] veelvuldig behoeft omdat zij prematuur is geboren, en verhindert aldus dat de moeder bij deze onderzoeken aanwezig is. Bovendien zoekt hij zeer veelvuldig telefonisch contact met de moeder: naar zijn zeggen uit angst dat [het kind] naar Brazilië zal vertrekken, volgens de moeder om haar te stalken, te controleren en uit te schelden.
4.3. De Raad heeft, omdat hij zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [het kind], aangeboden een onderzoek in te stellen.
4.4. Het hof deelt de zorgen van de Raad ten aanzien van de ontwikkeling van [het kind], maar acht op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden en de ter zitting geconstateerde spanning tussen partijen, het risico dat [het kind] klem en verloren raakt in de strijd tussen hen te groot om op dit moment onderzoek te laten doen naar de vraag of gezamenlijk gezag tot de mogelijkheden behoort. Gelet op het vorenoverwogene acht het hof onvoldoende gronden aanwezig om de vader samen met de moeder te belasten met het gezag over [het kind].
4.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, A.L. Diender en J.A. van Keulen in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2010.