ECLI:NL:GHAMS:2010:BM6342

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
W2010/005
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een rechter in een artikel 552a Sv-procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 april 2010 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker in een artikel 552a Sv-procedure. De verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.Th.M. Zumpolle, heeft op 2 maart 2010 een wrakingsverzoek ingediend tegen de voorzitter mr. E.A.K.G. Ruys. De kern van het verzoek was dat mr. Ruys eerder betrokken was bij de strafzaak van de verzoeker, wat volgens de verzoeker zijn onpartijdigheid in gevaar zou brengen. Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat onpartijdigheid van een rechter een fundamenteel rechtsbeginsel is en dat iedere partij die meent dat dit beginsel wordt geschonden, in beginsel gehoor moet vinden. Het hof heeft echter vastgesteld dat het enkele feit dat mr. Ruys eerder een beslissing heeft genomen in de strafzaak van de verzoeker, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de vrees voor vooringenomenheid niet objectief gerechtvaardigd is, en heeft het verzoek tot wraking afgewezen. Het hof heeft daarbij aansluiting gezocht bij de bestaande wettelijke regelingen en heeft geoordeeld dat de klager in een artikel 552a Sv-procedure de raadsheren belast met de behandeling van zijn klaagschrift in beginsel kan wraken. De beslissing van het hof is op 16 april 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 21-005613-05
WRAKING: nr. W2010/005
Uitspraak d.d.: 16 april 2010
Gerechtshof te Amsterdam
Nevenzittingsplaats Arnhem
Wrakingskamer
Beslissing
gewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door
[Verzoeker]
De procedure
Tijdens de behandeling van het klaagschrift van verzoeker ter openbare raadkamer van dit hof op 2 maart 2010 is door verzoeker een wrakingsverzoek gedaan. Ter terechtzitting van de wrakingskamer heeft verzoeker verklaard dat het verzoek alleen is gericht tegen de voorzitter, mr E.A.K.G. Ruys. Mr Ruys heeft niet in de wraking berust en heeft te kennen gegeven geen gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord.
Het hof heeft ter terechtzitting van 2 april 2010 gehoord de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman
mr M.Th.M. Zumpolle, advocaat te Utrecht, en de advocaat-generaal die heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Ontvankelijkheid
Ingevolge artikel 512 Sv kan op verzoek van een verdachte of het openbaar ministerie een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt. De klager in een artikel 552a Sv-procedure wordt in voornoemd artikel niet genoemd. Verzoeker, wiens wrakingsverzoek thans aan de orde is, is klager in een artikel 552a Sv-procedure. Het hof ziet zich derhalve voor de vraag geplaatst of verzoeker in zijn verzoek tot wraking kan worden ontvangen.
Het hof neemt bij de beantwoording van deze vraag tot uitgangspunt dat onpartijdigheid van een rechter een zo fundamenteel rechtsbeginsel is dat het tot uitdrukking dient te komen en erkenning verdient in iedere vorm van rechtspraak. Een ieder die meent dat dit beginsel, door een rechter belast met de beoordeling van zijn belangen, wordt geschonden of zal worden geschonden en uit dien hoofde de rechter wraakt, behoort in beginsel gehoor te vinden. Wanneer een geldende wettelijke regeling ontbreekt of wanneer die hiaten vertoont, dient de rechter die het wrakingsverzoek te beoordelen krijgt daarin te voorzien waartoe aansluiting kan worden gezocht bij bestaande regelingen.
Op deze grond is het hof van oordeel dat de klager in een artikel 552a Sv-procedure de raadsheren belast met de behandeling van zijn klaagschrift in beginsel kan wraken. Voor de procedureregels wordt aansluiting gevonden bij die van de artikelen 512 e.v. Sv.
Het hof acht het verzoek derhalve ontvankelijk.
De gronden van het verzoek tot wraking
Verzoeker heeft ter terechtzitting van de wrakingskamer - zakelijk weergegeven - als grond voor het verzoek aangevoerd dat mr Ruys eerder bij zijn strafzaak betrokken was. Bij de mede door mr Ruys gegeven beslissing van 7 december 2005 werd de gevangenhouding van verzoeker bevolen. Daarom kan mr Ruys niet meer objectief zijn en kan hij niet meer een onafhankelijk oordeel uitspreken, aldus verzoeker. Tevens heeft verzoeker aangevoerd dat hij in zijn strafzaak niet in de gelegenheid is gesteld enkele stukken in te zien.
De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
In de mede door mr Ruys gegeven beslissing van 7 december 2005 werd de gevangenhouding van verzoeker voor een termijn van 100 dagen bevolen en werd bepaald dat de voorlopige hechtenis zou worden ondergaan in het huis van bewaring te Nieuwegein of in een andere wettige plaats van detentie in Nederland. Dit bevel werd gegeven op grond dat in het bestreden vonnis van de rechtbank aan verzoeker een vrijheidsbenemende straf en een vrijheidsbenemende maatregel was opgelegd van tenminste even lange duur als de door verzoeker in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd na verlenging.
De wrakingskamer constateert dat in de bovengenoemde beslissing van 7 december 2005 slechts werd beslist op de vordering van de advocaat-generaal tot het geven van een bevel tot gevangenhouding. Het enkele feit dat mr Ruys eerder heeft geoordeeld over de gevangenhouding van verzoeker kan op zichzelf niet rechtvaardigen dat vrees bestaat over zijn onpartijdigheid. In de beslissing werd niets overwogen over het bewijs in de strafzaak tegen verzoeker of over de persoon van verzoeker. Verzoeker is ook niet aanwezig geweest ter terechtzitting. Uit deze beslissing valt daarom geen enkele vooringenomenheid af te leiden over schuld of onschuld van verzoeker. De vrees daarvoor is ook niet objectief gerechtvaardigd.
Ook overigens, in het bijzonder op grond van het proces-verbaal van de raadkamer van 2 maart 2010, is deze vrees voor vooringenomenheid niet gerechtvaardigd. In deze raadkamer lijkt mr Ruys - wanneer hij vraagt in hoeverre het zou helpen als verzoeker toch nog ter bestudering een kopie zou krijgen van het politieproces-verbaal van de strafzaak en van de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut - verzoeker juist tegemoet te willen komen.
BESLISSING
Het hof:
Wijst af het verzoek tot wraking van mr E.A.K.G. Ruys.
Aldus gewezen door
mr R. van den Heuvel, voorzitter,
mrs P.H. van Ginkel en R.F.C. Spek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr W.B. Kok, griffier,
en op 16 april 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.