ECLI:NL:GHAMS:2010:BM6396

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.026.922
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslastverdeling in de RSI-zaak tussen Oracle Nederland B.V. en [X]

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, ging het om een hoger beroep van Oracle Nederland B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Utrecht. De zaak betreft de aansprakelijkheid van Oracle voor gezondheidsklachten van [X], die als gevolg van haar werkzaamheden bij Oracle, met name beeldschermwerk, RSI-achtige klachten heeft ontwikkeld. Het hof heeft vastgesteld dat [X] gedurende haar dienstverband bij Oracle blootgesteld is geweest aan risicovolle werkomstandigheden die hebben geleid tot haar gezondheidsklachten. Oracle heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, waarbij zij betwistte dat zij tekortgeschoten is in haar zorgplicht en dat er een causaal verband bestaat tussen de werkzaamheden en de klachten van [X]. Het hof heeft de grieven van Oracle verworpen en geoordeeld dat Oracle niet aan haar zorgplicht heeft voldaan zoals voorgeschreven in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs is dat de klachten van [X] werkgerelateerd zijn en dat Oracle aansprakelijk is voor de schade die daaruit voortvloeit. De vorderingen van Oracle in hoger beroep zijn afgewezen en het bestreden vonnis is bekrachtigd, waarbij Oracle in de proceskosten is veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
Sector civiel recht
zaaknummer 200.026.922
(zaaknummer rechtbank: 557206)
arrest van de vijfde civiele kamer van 8 juni 2010
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Oracle Nederland B.V.,
gevestigd te De Meern,
appellante,
advocaat: mr. T.L. Cieremans,
tegen:
[X],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.P.J. Kroft.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van
19 november 2008 dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) tussen appellante (hierna ook te noemen: Oracle) als gedaagde en geïntimeerde (hierna ook te noemen: [X]) als eiseres heeft gewezen; van dat vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Oracle heeft bij exploot van 18 februari 2009 [X] aangezegd van dat vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [X] voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft Oracle drie grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht, heeft zij bewijs aangeboden en een nieuwe productie in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest:
I. [X] alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans haar deze zal ontzeggen;
II. [X] zal veroordelen tot terugbetaling aan Oracle van al hetgeen Oracle op grond van het bestreden vonnis aan [X] heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der betaling door Oracle tot de dag der terugbetaling door [X]; en
III. [X] zal veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, te berekenen vanaf de dag van het wijzen van het arrest, althans vanaf 14 dagen na het wijzen van het arrest.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft [X] de grieven bestreden, en heeft zij bewijs aangeboden en een aantal producties in het geding gebracht. Zij heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van Oracle in (bedoeld zal zijn:) de kosten van het hoger beroep.
2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De grieven
De grieven houden in, dat de kantonrechter in het bestreden vonnis ten onrechte, althans onbegrijpelijk, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft overwogen en beslist zoals valt te lezen in de rechtsoverwegingen 4.2 en 4.3 (grief 1), zoals valt te lezen in de rechtsoverwegingen 4.5, 4.6, 4.11 tot en met 4.19 (grief 2) en zoals valt te lezen in de rechtsoverwegingen 4.7 tot en met 4.11 (grief 3).
4. De vaststaande feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder punten 1.1 tot en met 1.20 feiten vastgesteld. Aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan.
5. De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1 Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. [X], geboren op [geboortedatum], is in 1995 werkzaamheden gaan verrichten voor (de rechtsvoorganger van) Oracle. In haar werk heeft [X] dagelijks meerdere uren beeldschermwerk verricht. Op 18 maart 1998 heeft [X] zich volledig arbeidsongeschikt gemeld vanwege pijn in nek, schouders, armen en handen en verkramping van schouders en armen. Per 1 december 2002 is het dienstverband tussen partijen geëindigd. Aan [X] is vanaf 19 maart 1999 en tot op heden een WAO-uitkering verleend, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Op 28 januari 2003 heeft [X] Oracle aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt als gevolg van repetitive strain injury (RSI). Oracle heeft deze aansprakelijkheid betwist.
5.2 In de procedure in eerste aanleg heeft [X] gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat Oracle wegens schending van haar zorgverplichting als bedoeld in artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) jegens [X] aansprakelijk is en gehouden is om de schade die bij [X] als gevolg van de door haar verrichtte werkzaamheden is ontstaan, op te maken bij schadestaat, te vergoeden. Voorts heeft [X] gevorderd dat Oracle wordt veroordeeld om aan haar, bij wijze van voorschot op de haar toekomende schadevergoeding, € 100.000,-- te voldoen, alsmede om aan haar € 4.271,80 terzake buitengerechtelijke kosten te betalen, met veroordeling van Oracle in de proceskosten. De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen van [X] goeddeels toegewezen.
5.3 Tegen dit vonnis komt Oracle op. Met haar grieven legt Oracle het geschil in volle omvang aan het hof voor. In de kern komt het geschil neer op de vragen of [X] gedurende haar dienstverband bij Oracle als gevolg van de werkomstandigheden het door haar gestelde letsel heeft opgelopen en of [X] daaraan een vordering tot vergoeding van materiële en immateriële schade kan ontlenen. In haar eerste grief stelt Oracle de bewijslastverdeling aan de orde. Met de tweede grief bestrijdt Oracle het oordeel van de kantonrechter dat [X] aan haar stelplicht en bewijslast heeft voldaan. De derde grief ziet op de beoordeling van de kantonrechter dat Oracle haar zorgverplichting heeft geschonden.
5.4 [X] baseert haar vordering tegen Oracle op artikel 7:658 BW. Het hof stelt voorop dat met artikel 7:658 lid 1 BW niet is beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het lijden van schade door of tijdens de uitoefening van het werk. Deze bepaling heeft tot strekking voor de werkgever een zorgplicht in het leven te roepen en verplicht de werkgever voor het verrichten van arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven als redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Deze inspanningsverplichting omvat niet alleen het treffen van de benodigde maatregelen en het geven van de benodigde aanwijzingen, maar ook het toezicht op de naleving daarvan. Wat van de werkgever in redelijkheid mag worden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval. Heeft de werknemer schade opgelopen in de uitoefening van zijn werkzaamheden, dan is de werkgever daarvoor aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij voornoemde zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer (artikel 7:658 lid 2 BW), dan wel dat de schade ook zou zijn ontstaan indien hij zijn zorgplicht wel was nagekomen.
5.5 In het kader van haar vordering rust op [X] de stelplicht en de bewijslast (van feiten en omstandigheden waaruit blijkt) dat zij in de uitoefening van haar werkzaamheden schade heeft geleden, meer in het bijzonder dat zij tijdens of door de uitoefening van haar werkzaamheden RSI heeft opgelopen. Daartoe is nodig dat [X] niet alleen stelt en zonodig bewijst dat zij haar werkzaamheden in relevante mate heeft moeten verrichten onder voorwaarden die de gezondheid bedreigen, maar ook dat zij stelt en zonodig aannemelijk maakt dat zij lijdt aan gezondheidsklachten welke door die werkomstandigheden kunnen zijn veroorzaakt. Daarbij kan worden opgemerkt dat RSI een multicausale of moeilijk verifieerbare ziekte is, waarbij twijfel over de relatie tussen de gezondheidsklachten en de verrichte arbeid niet altijd voldoende kan worden weggenomen. Dit is evenwel in beginsel anders indien [X] belastende beeldschermwerkzaamheden heeft moeten verrichten op een wijze die strijdig was met de geldende wet- en regelgeving en de gestelde gezondheidsklachten daardoor kunnen zijn veroorzaakt. Indien [X] in de voornoemde op haar rustende bewijslevering slaagt, is Oracle voor de schade aansprakelijk, tenzij Oracle zich ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW van aansprakelijkheid kan bevrijden door het daarin bedoelde bewijs te leveren. De eerste grief treft derhalve geen doel.
5.6 [X] heeft gesteld dat zij als gevolg van de door haar bij Oracle verrichte werkzaamheden gezondheidsklachten in de vorm van RSI heeft opgelopen. Te dien aanzien heeft [X] bewijs aangedragen in de vorm van deskundigenrapportages. Oracle heeft verweer gevoerd tegen deze rapportages en de stelling van [X] dat zij met deze rapportages voldaan heeft aan haar bewijslast ex artikel 7:658 BW betwist.
5.7 [X] heeft haar stelling dat zij werkzaamheden heeft verricht onder omstandigheden die schadelijk waren voor haar gezondheid, onder meer onderbouwd met het rapport van de heer [E] van Arboschade, zijnde een expertise bureau voor beroepsziekten. In dit rapport is geconcludeerd als volgt:
‘Samenvattend ben ik van oordeel:
1. Dat Oracle Nederland BV op alle essentiële en in dit geval relevante punten niet aan haar zorgplicht jegens mevrouw [X] heeft voldaan.
2. Dat mevrouw [X] bij de uitvoering van haar beeldschermwerkzaamheden bij Oracle Nederland BV was blootgesteld aan risicofactoren waarvan bekend is dat deze kunnen leiden tot overbelastingsklachten aan de bovenste extremiteiten (RSI). Dat mevrouw [X] is uitgevallen met gezondheidsklachten die passen bij overbelastingsklachten van beeldschermwerk en zij tengevolge van deze klachten arbeidsongeschikt is bevonden.
3. Dat Oracle BV geen enkele invulling heeft gegeven aan haar reintegratieverplichtingen.’
De in het geding gebrachte informatie met betrekking tot het gevoerde arbeidsomstandighedenbeleid maakt aannemelijk dat de werkplek verschillende tekortkomingen vertoonde, er een forse werkdruk was met lange werkdagen en –weken en weinig hersteltijd bij de beeldschermwerkzaamheden. Weliswaar heeft Oracle de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van [X] dat zij grotendeels beeldschermgebonden werk verrichtte, te kampen had met een te hoge werkdruk en dat haar kantoormeubilair ter beschikking stond dat niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed betwist, maar de stellingen van Oracle dienaangaande gaan niet verder dan een ontkenning in algemene bewoordingen van hetgeen [X] gemotiveerd en onderbouwd naar voren heeft gebracht. Onder de gegeven omstandigheden heeft [X] naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat de (beeldscherm)werkzaamheden die zij verrichtte, belastend waren en schadelijk voor haar gezondheid.
5.8 [X] heeft voorts naar het oordeel van het hof door overlegging van haar medische dossiers, een deskundigenrapport van een niet behandelend specialist ([A]) en een advies van een medisch adviseur ([B]) voldoende aannemelijk gemaakt dat zij gezondheidsklachten heeft ontwikkeld die hebben geleid tot een arbeidsongeschiktheid van 80-100% terwijl die gezondheidsklachten kunnen zijn veroorzaakt door het verrichten van de belastende beeldschermwerkzaamheden. Het volgende is daartoe redengevend. Vast is komen te staan dat [X] in maart 1998 is uitgevallen met klachten aan nek, schouders, armen en handen. Deze klachten zijn door huisarts, neurologen, bedrijfsarts en verzekeringsartsen van het UWV geduid als passend bij een RSI-syndroom. In het bijzonder de neurologen [C] en [A] hebben die diagnose gesteld en in hun rapporten onderbouwd. Ter beantwoording van voorgelegde vragen stelt laatstgenoemde onder meer:
‘Echter, doch bij arbeidsdeskundig onderzoek komt duidelijk naar voren dat de werkzaamheden dusdanig waren, dat – uiteraard in combinatie met haar persoonlijke instelling – het optreden van RSI onomstotelijk daaruit moet zijn voortgevloeid.’
De heer [D], bezwaarverzekeringsarts van het UWV schrijft in een medische rapportage van 18 april 2005:
‘Betrokkene ([X], toevoeging hof) heeft RSI, daar is geen twijfel aan.’
Oracle heeft de juistheid van de beschikbare bevindingen van de ter zake deskundige artsen weliswaar betwist, maar is daarbij blijven steken in in algemene bewoordingen gestelde commentaren, die de bevindingen van genoemde artsen in dit concrete geval onvoldoende kunnen weerleggen. De tweede grief faalt dan ook.
5.9 De wet- en regelgeving inzake arbeidsomstandigheden verplichtte Oracle, ook in de periode dat [X] voor Oracle werkzaam was, om een preventief beleid te voeren in het kader van zorg voor de veiligheid en de gezondheid bij het werken met een beeldscherm en in dat verband passende maatregelen te nemen. Oracle had derhalve reeds voor het moment waarop [X] uitviel de verplichting om de inrichting van de arbeidsplaatsen op ergonomisch verantwoorde wijze aan de individuele werknemer aan te passen, de werknemers te informeren over de gevaren van het werken met een beeldscherm en te instrueren omtrent de wijze van beheersing van die gevaren. Daarbij verplichtte het Besluit Beeldschermwerk (Stb. 1992, nr. 677) Oracle onder meer tot een analyse van de risico’s van de lichamelijke en geestelijke belasting tengevolge van arbeid aan een beeldscherm (RI&E) en tot het treffen van passende maatregelen om de bij de inventarisatie en evaluatie vastgestelde risico’s te ondervangen. Oracle heeft niet aan deze verplichtingen voldaan. Door haar worden geen feiten of omstandigheden gesteld die (indien bewezen) het bewijs kunnen dragen van de stelling dat Oracle aan haar zorgplicht heeft voldaan. Grief 3 is derhalve tevergeefs voorgesteld.
5.10 Het vorenoverwogene leidt tot het oordeel dat Oracle ten opzichte van [X] te kort is geschoten in de zorgverplichting die artikel 7:658 BW haar oplegt en dat er moet worden uitgegaan van een oorzakelijk verband tussen de door [X] voor Oracle verrichte werkzaamheden enerzijds en haar gezondheidsklachten anderzijds. De stelling van Oracle dat dit oorzakelijk verband ontbreekt omdat de gezondheidsklachten zijn terug te voeren op omstandigheden die niet werk gerelateerd zouden zijn, wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
Slotsom
5.11 Het voorgaande brengt met zich dat de grieven falen, de vorderingen in hoger beroep van Oracle niet toewijsbaar zijn en het bestreden vonnis van 19 november 2008 zal worden bekrachtigd. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal Oracle in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) van 19 november 2008;
veroordeelt Oracle in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [X] begroot op € 1.421,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 262,00 voor griffierecht.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. Fokker, H. Wammes en A.L.M. Keirse en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2010.