ECLI:NL:GHAMS:2010:BM7446
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- R. Veldhuisen
- N.F. van Manen
- M.F.J.M. de Werd
- Rechtspraak.nl
Vordering tot gevangenneming ex artikel 66a Sv en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Op 10 juni 2010 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot gevangenneming van een verdachte, die eerder door de rechtbank Amsterdam was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien maanden. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar er was nog geen dagvaarding in hoger beroep uitgebracht. De advocaat-generaal had in raadkamer gevorderd om de verdachte gevangen te nemen op basis van artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal beoordeeld en de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord.
De advocaat-generaal stelde dat de gevangenneming van de verdachte noodzakelijk was, maar het hof oordeelde dat de vordering niet kon worden toegewezen. Dit was gebaseerd op het feit dat de vordering niet voldeed aan de wettelijke vereisten, met name de achtjaars-eis die door de wetgever was gesteld. Het hof concludeerde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in zijn vordering tot gevangenneming.
De beslissing van het hof houdt in dat de vordering van het openbaar ministerie wordt afgewezen en dat de verdachte onverwijld in vrijheid moet worden gesteld. Dit besluit is genomen in het kader van de regeling van artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering, die voorwaarden stelt aan de gevangenneming van een verdachte die nog niet in vrijheid is gesteld. Het hof heeft de zaak op 10 juni 2010 behandeld en de uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee leden van het hof, in aanwezigheid van de griffier.