GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 11 mei 2010 in de zaak met landelijk zaaknummer 200.013.289/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. W.F. Roelink te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.G. van der Vliet-Blokziel te Almere.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vader en de moeder genoemd.
1.2. Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen hieromtrent is opgenomen in zijn (tussen)beschikking van 22 april 2009, waarbij een ouderschapsonderzoek is bevolen, mevrouw drs. O.B. Koppens tot deskundige is benoemd en de behandeling van de zaak is aangehouden tot de pro forma datum van 7 februari 2010.
1.3. Bij brief van 19 juni 2009 heeft de advocaat van de vader het hof een brief van dezelfde datum aan mevrouw O. Ottens (het hof begrijpt: mw. drs. O.B. Koppens) doen toekomen, waarin deze is verzocht op korte termijn met haar werkzaamheden aan te vangen.
1.4. Bij faxbericht van 5 januari 2010 heeft mr. J.B. Streefkerk, advocaat te Almere, het hof laten weten de belangen van de minderjarige […] te behartigen en namens deze een brief aan het hof te doen toekomen. Voor het geval de inhoud van de brief van [de minderjarige] onvoldoende aanleiding is de omgang tussen de vader en [de minderjarige] op te schorten, is verzocht [de minderjarige] tezamen met haar advocaat te horen.
1.5. Op 28 januari 2010 is bij het hof binnengekomen het deskundigenbericht van mevrouw drs. O.B. Koppens.
1.6. Bij faxbericht van 12 februari 2010 heeft de advocaat van de vader het hof laten weten dat op 8 oktober 2009 namens [de minderjarige] bij de rechtbank te Haarlem een verzoek strekkende tot benoeming van een bijzonder curator is ingediend in verband met wijziging van het over haar aanwezige gezag. De vader werd hiervan kundig door toezending van de beschikking van de rechtbank, waarin voornoemd verzoek is afgewezen.
1.7. De zaak is op 7 april 2010 opnieuw ter terechtzitting behandeld.
1.8. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- mevrouw W. Geldof, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem.
1.9. Voorafgaand aan de zitting is [de minderjarige] in bijzijn van mr. J.B. Streefkerk, advocaat te Almere, en de Raad afzonderlijk door de voorzitter gehoord.
2.1. Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen hieromtrent is opgenomen in zijn (tussen)beschikking van 22 april 2009.
3. Nadere beoordeling van het hoger beroep
3.1. Uit het onder 1.5. vermelde deskundigenrapport is naar voren gekomen dat de reden van [de minderjarige]’s onwilligheid tegenover omgang met de vader bij beide ouders onbekend is. Contactherstel zou goed zijn voor [de minderjarige] maar het negatieve beeld van de vader is bij haar te diep ingesleten waardoor het opleggen van een omgangsregeling op dit moment niet zinvol is. Hoewel de moeder en haar partner zeggen hun best te doen [de minderjarige] weer in contact te brengen met de vader, weet [de minderjarige] dat zij liever zouden willen dat de vader [de minderjarige] met rust laat. Daarmee zit [de minderjarige] stevig verankerd in het gezinssysteem bij de moeder en is de kloof naar de vader te groot om op eigen kracht te overbruggen. Een intensieve systeemtherapie zou verandering in de situatie kunnen brengen. De vier volwassenen zouden onder deskundige begeleiding inzicht kunnen verwerven in hun eigen aandeel in de problematiek en kunnen leren hoe zij een heldere, eenduidige boodschap kunnen geven aan [de minderjarige]. [de minderjarige] zou geholpen kunnen worden met een individuele therapie (te denken valt aan EMDR bij een ervaren kinderpsycholoog) en vervolgens met de vier volwassenen bij de systeemtherapeut wanneer zij daaraan toe is. Voor [de minderjarige] is van belang dat de huidige situatie doorbroken wordt en zij weer in contact komt met de vader. ‘Met rust laten’ is een schijnoplossing. De problemen worden dan immers niet opgelost en de kans is groot dat de onverwerkte problematiek een rol blijft spelen in het leven van [de minderjarige], aldus de deskundige.
3.2. Het hof overweegt ten aanzien van het communicatie tussen partijen dat het lovenswaardig is dat hun verstandhouding gedurende het onderzoek is verbeterd en dat de informatieplicht thans wordt nagekomen.
Voorts overweegt het hof, op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting waaronder het horen van [de minderjarige] zelf, dat [de minderjarige] zichzelf te kort doet door geen contact met haar vader - die zij in 2006 voor het laatst heeft gezien - te willen hebben. Zij heeft immers twee ouders en haar vader kan door niemand anders worden vervangen, ook niet in het geval dat de vader het ouderlijk gezag over haar eventueel niet meer zou uitoefenen en [de minderjarige] zijn achternaam niet meer zou dragen, hetgeen het hof overigens zeer onwenselijk voorkomt.
Niet is gebleken van enige contra-indicatie voor omgang met de vader. Voor een goede ontwikkeling van [de minderjarige] is het van belang dat zij een eigen, reëel beeld van de vader vormt. Het is spijtig dat de weerstand van [de minderjarige] om contact te hebben met haar vader op dit moment zo groot is. Het hof ziet net als de deskundige, dat [de minderjarige], gelet op het gezinssysteem waar zij deel van uitmaakt, zichzelf niet toestaat contact met haar vader te hebben. Dit is een voor [de minderjarige] onwenselijke situatie. Het komt het hof noodzakelijk voor dat, om aan die situatie een einde te maken, beide ouders zich tezamen met hun partners inspannen om de door de deskundige geadviseerde systeemtherapie van de grond te krijgen. Het belang van [de minderjarige] bij een harmonieuze ontwikkeling tot een stabiele persoonlijkheid vergt deze inspanning van de vier bij [de minderjarige] betrokken volwassenen. [de minderjarige] zelf heeft immers ter zitting aangegeven last te hebben van de slechte communicatie tussen haar ouders en van de strijd die ze voeren. Het hof spreekt de hoop uit, dat [de minderjarige] zich op korte termijn alleen wijdt aan haar taken op school, aan haar vrienden en vriendinnen en hobby’s en de haar voor ogen staande procedures tegen haar vader ter zake van het gezag en naamswijziging laat rusten. Door het entameren van deze procedures veroorzaakt zij zelf, dat de rust, die zij nodig heeft om op te groeien tot een stabiele volwassene in gevaar wordt gebracht. Haar moeder en dier partner dienen haar te steunen en haar ervan te overtuigen, dat de genoemde procedures slechts contraproductief zijn.
3.3. Gezien het belang van [de minderjarige] bij omgang met de vader, zoals onder door de deskundige onderschreven, gaat het hof er voorshands van uit dat de vier bij [de minderjarige] betrokken volwassenen zullen starten met intensieve systeemtherapie en dat daarvan een positief resultaat mag worden verwacht. Gelet op hun gebleken bereidheid om ten behoeve van [de minderjarige] zich allen in te zetten voor het ouderschapsonderzoek, verwacht het hof dat zij ook daadwerkelijk met deze therapie aan de slag zullen gaan. Daarnaast acht het hof het van groot belang dat voor [de minderjarige] individuele therapie zoals geïndiceerd door de deskundige wordt ingezet om haar op een rustige en adequate wijze voor te bereiden op (herstel van) omgang met de vader. Daartoe wordt opgemerkt dat de vader jegens de moeder heeft erkend fouten te hebben gemaakt en dat een spijtbetuiging van hem jegens [de minderjarige] zou kunnen bijdragen aan het bewerkstelligen van een verandering in haar houding jegens hem.
3.4. Alles overwegende zal het hof, rekening houdend met een ruime termijn waarbinnen voornoemde therapieën kunnen plaatsvinden, bepalen dat de vader en [de minderjarige] met ingang van 1 september 2011 gerechtigd zijn omgang met elkaar te hebben om te beginnen eenmaal per maand gedurende twee uur via het omgangshuis, welke omgang, afhankelijk van het verloop in een onderling door partijen te bepalen opbouw wordt uitgebreid naar - op zijn laatst 1 september 2012 - één dag in de drie weken op zaterdag of zondag van 11.00 uur tot 19.00 uur bij de vader.
3.5. Gelet op de aard en de uitkomst van de procedure, is er geen aanleiding om de vader te veroordelen in de proceskosten, zoals door de moeder is verzocht. Deze kosten zullen op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd.
3.6. Dit leidt tot de volgende beslissing.
vernietigt de beschikking waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat de vader en [de minderjarige] met ingang van 1 september 2011 gerechtigd zijn omgang met elkaar hebben eenmaal per maand gedurende twee uur via het omgangshuis, welke omgang, afhankelijk van het verloop in een onderling door partijen te bepalen opbouw wordt uitgebreid naar - op zijn laatst 1 september 2012 - één dag in de drie weken op zaterdag of zondag van 11.00 uur tot 19.00 uur bij de vader;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst, M. Wigleven en E.A. Maan in tegenwoordigheid van
mr. C.M. van Harten als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2010.