ECLI:NL:GHAMS:2010:BM7804
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- W.P.C.M. Bruinsma
- H.C. Wiersinga
- C.M.P. Flint-Van Noort
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na parketstandje
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voor opzettelijke mishandeling en bedreiging van een politieagent. De zaak kwam voor het hof na een hoger beroep van de verdachte. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte op 27 juli 2008 door de officier van justitie, mr. L.J.W. van Zwieten, was voorgeleid na een 'parketstandje'. De verdachte had de indruk gekregen dat hij niet vervolgd zou worden, wat leidde tot de vraag of het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging.
Het hof overwoog dat de voorgeleiding aan de officier van justitie niet bedoeld was om de verdachte een dagvaarding uit te reiken of hem met een vordering inbewaringstelling voor te geleiden. De verdachte mocht erop vertrouwen dat hij niet vervolgd zou worden voor de feiten die hem ten laste waren gelegd. Gelet op deze omstandigheden oordeelde het hof dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde, terwijl het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging ter zake van het onder 2 tenlastegelegde. Deze uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier R. Luijken en is openbaar uitgesproken.