ECLI:NL:GHAMS:2010:BM7804

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000676-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na parketstandje

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voor opzettelijke mishandeling en bedreiging van een politieagent. De zaak kwam voor het hof na een hoger beroep van de verdachte. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte op 27 juli 2008 door de officier van justitie, mr. L.J.W. van Zwieten, was voorgeleid na een 'parketstandje'. De verdachte had de indruk gekregen dat hij niet vervolgd zou worden, wat leidde tot de vraag of het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging.

Het hof overwoog dat de voorgeleiding aan de officier van justitie niet bedoeld was om de verdachte een dagvaarding uit te reiken of hem met een vordering inbewaringstelling voor te geleiden. De verdachte mocht erop vertrouwen dat hij niet vervolgd zou worden voor de feiten die hem ten laste waren gelegd. Gelet op deze omstandigheden oordeelde het hof dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van de verdachte.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde, terwijl het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging ter zake van het onder 2 tenlastegelegde. Deze uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier R. Luijken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000676-10
Parketnummer: 14-704481-08
Datum uitspraak: 31 mei 2010
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Amsterdam
meervoudige kamer voor strafzaken
zitting houdende te 's-Gravenhage
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Alkmaar van 10 augustus 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 mei 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
"hij op of omstreeks 27 juli 2008 in de gemeente Anna Paulowna opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [persoon 1]), één of meermalen (met kracht) zijn nek heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of vastgehouden en/of diens gezicht (met kracht) naar links heeft gedraaid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;"
2:
"hij op of omstreeks 27 juli 2008 in de gemeente Anna Paulowna en/of Den Helder, [persoon 2], brigadier van politie Noord-Holland Noord heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk (meermalen) voornoemde [persoon 2] dreigend de woorden toegevoegd: "[persoon 2], als mijn vader dit hoort, ben je morgen hartstikke dood" en/of "[persoon 2] je bent dood" en/of "Je bent dood, [persoon 2]" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking".
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De verdachte heeft bij brief van 16 januari 2008 medegedeeld dat hij een gesprek had gehad met de officier van justitie, die de zaak had bekeken. Deze heeft hem gewaarschuwd en gezegd dat met verdachte, als hij ooit weer bij zoiets betrokken zou raken, een heel ander gesprek gevoerd zou worden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte dit nader toegelicht. Hij zat vast op het politiebureau in Den Helder en aan het einde van de zondagmiddag is hij naar het bureau in Alkmaar gebracht. Daar heeft hij - na een gesprek met zijn toenmalige advocaat - in de cel een gesprek gehad met de officier van justitie mr. L.J.W. van Zwieten. Deze liet hem weten dat hij het deze keer hierbij zou laten maar dat als er nog eens wat zou gebeuren, er een heel ander gesprek zou plaatsvinden. Verdachte heeft hieruit opgemaakt dat de zaak hiermee afgedaan was.
In het proces-verbaal van de politie [nummer] is op pagina 7 onder het kopje voorgeleiding + invrijheidstelling vermeld:
"Op last van de officier van justitie, mr. L.J.W. van Zwieten, is de verdachte [verdachte] op zondag 27 juli 2008, omstreeks 17.00 uur, aan Van Zwieten voorgeleid, die met de verdachte een stevig gesprek voerde, een zogenaamd "parket-standje". Na dit gesprek is de verdachte door de officier van justitie in vrijheid gesteld".
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting erop gewezen dat het proces-verbaal van politie de gewone administratieve weg is gegaan, is ingeschreven op het arrondissementsparket te Alkmaar en dat tot vervolging is besloten.
Het hof overweegt het volgende:
Gelet op hetgeen in het voornoemde proces-verbaal van politie is vermeld, en gehoord hetgeen de verdachte hierover heeft verklaard, komt het hof tot het oordeel dat de voorgeleiding aan de officier van justitie op zondag, de eerste dag van de inverzekeringstelling klaarblijkelijk niet ten doel had de verdachte een dagvaarding in persoon uit te reiken of verdachte met een vordering inbewaringstelling aan de rechter-commissaris voor te geleiden. Overeenkomstig het gerelateerde in genoemd proces-verbaal is verdachte na een zogenoemd "parketstandje" door de officier van justitie heen gezonden. Verdachte mocht erop vertrouwen dat hij niet vervolgd zou worden voor de onderhavige feiten.
Het openbaar ministerie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van de verdachte terzake het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma, mr. H.C. Wiersinga en mr. C.M.P. Flint-Van Noort, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 31 mei 2010.
Mr. C.M.P. Flint-Van Noort is buiten staat dit arrest te ondertekenen.