ECLI:NL:GHAMS:2010:BM9164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-001010-08
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.H. van Asperen
  • R.C.P. Haentjens
  • J.G. Bulsing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en openlijk geweld in vereniging met mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van ernstige geweldsdelicten, waaronder poging tot doodslag en openlijk geweld in vereniging. De feiten vonden plaats in 2007, waarbij de verdachte met mededaders een groep mensen in een snackbar aanviel en later een man op straat met een mes verwondde. Het slachtoffer heeft blijvende schade opgelopen, zowel psychisch als lichamelijk. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, maar de advocaat-generaal eiste in hoger beroep een zwaardere straf van 2 jaar met terbeschikkingstelling.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, maar sprak hem vrij van enkele andere beschuldigingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de verplichting tot behandeling bij de Waag in Amsterdam. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-001010-08
datum uitspraak: 12 april 2010
tegenspraak
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2008 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-447692-07 en 13-447473-07 en 13-447947-06 (respectievelijk zaak A, B en C), alsmede 13-447096-06 (TUL) tegen
[Verdachte ],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ],
adres: [woonplaats ],
thans gedetineerd in PI.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 28 januari 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 29 maart 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 3 primair en subsidiair, in zaak B onder 2 primair en subsidiair en in zaak C onder 1 primair en subsidiair en onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd –voor zover in hoger beroep nog aan de orde- , overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging, dat:
- zaak A onder 1 primair -
hij op of omstreeks 13 augustus 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar die [slachtoffer 1] is/zijn toegegaan en/of meermalen, althans éénmaal, met een mes, althans een hard en/of scherp voorwerp, stekende en/of prikkende bewegingen naar en/of in de richting van het hoofd en/of (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gemaakt en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] in diens hand en/of oog en/of de biceps van zijn (linker)arm heeft/hebben gestoken en/of gesneden;
- zaak A onder 1 subsidiair -
hij op of omstreeks 13 augustus 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (doorgesneden biceps van zijn (linker)arm), heeft/hebben toegebracht, door bij voornoemde [slachtoffer 1] opzettelijk meermalen, althans éénmaal (met) een mes, althans een hard en/of scherp voorwerp, in de biceps van zijn (linker)arm te steken en/of te prikken en/of te snijden;
-zaak A onder 1 meer subsidiair -
hij op of omstreeks 13 augustus 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet naar die [slachtoffer 1] is/zijn toegegaan en/of die [slachtoffer 1] (vervolgens) met een riem (met ijzeren gesp), althans een (slag)voorwerp, heeft/hebben geslagen, althans slaande bewegingen heeft/hebben gemaakt naar en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of met een mes, althans een hard en/of scherp voorwerp, meermalen, althans éénmaal, naar en/of in de richting van het hoofd en/of (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geprikt en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] in diens hand en/of oog en/of biceps van de (linker)arm heeft gestoken en/of gesneden;
-zaak A onder 2 primair-
hij op of omstreeks 13 augustus 2007 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Socratesstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het op de hals/nek springen van die [slachtoffer 1] en/of het (met kracht) vasthouden van die [slachtoffer 1] en/of meermalen, althans éénmaal slaan met een riem (met ijzeren gesp), althans een (slag)voorwerp, tegen en/of naar en/of in de richting slaan van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of het meermalen, althans éénmaal (met kracht) steken en/of prikken en/of snijden met een mes, althans een hard en/of scherp voorwerp, naar en/of in de richting van het hoofd en/of (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] in diens handen/of oog en/of biceps van de (linker)arm steken en/of snijden, waarbij hij, verdachte, die [slachtoffer 1] meermalen, althans éénmaal met een riem (met ijzeren gesp), althans een (slag)voorwerp tegen en/of naar, althans in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of meermalen, althans éénmaal met een mes, althans een hard en/of scherp voorwerp, in de hand en/of oog en/of biceps van de (linker)arm van die [slachtoffer 1] heeft gesneden en/of gestoken, en welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel (doorgesneden biceps van de (linker)arm) voor voornoemde [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
- zaak A onder 2 subsidiair -
hij op of omstreeks 13 augustus 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met ander of anderen, althans alleen opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] een of meermalen met een riem (met een ijzeren gesp) tegen de arm, althans het lichaam hebben/heeft geslagen en/of tegen het lichaam hebben/heeft geslagen en/of tegen een been hebben/heeft geschopt, waardoor voornoemde die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
- zaak B onder 1 eerste deel -
hij op of omstreeks 29 mei 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen naar die [slachtoffer 2] is/zijn toegegaan en/of met een mes, althans een hard en/of puntig voorwerp, meermalen, althans éénmaal in de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gestoken en/of geprikt;
- zaak B onder 1 tweede deel -
en/of
hij op of omstreeks 29 mei 2007 te Amsterdam met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten (een snackbar gelegen aan perceel) [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het met een mes, althans een hard en/of puntig voorwerp meermalen, althans éénmaal in de rug, althans het lichaam van die [slachtoffer 2] steken en/of prikken en/of meermalen, althans éénmaal (met kracht) slaan en/of stompen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of het één of meer stoelen gooien naar en/of in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3];
- zaak C onder 3 -
hij in of omstreeks de periode van 17 november 2006 tot en met 23 november 2006 te Amsterdam een wapen van categorie I sub 7, te weten een speelgoedpistool (zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis vertoond met een vuurwapen, merk Glock, type 19, en/of met een voor ontploffing bestemd voorwerp) voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet Wapens en Munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
- zaak C onder 4 -
hij op of omstreeks 23 november 2006 te Amsterdam opzettelijk heeft geteeld en/of bereid, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 41 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak B onder 1, eerste deel, en zaak C onder 3 en 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair en 2 primair en in zaak B onder 1, tweede deel, ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
- zaak A onder 1 primair -
hij op 13 augustus 2007 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, meermalen met een mes stekende bewegingen in de richting van het hoofd en bovenlichaam van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt en daarbij die [slachtoffer 1] in diens hand en biceps van zijn linkerarm heeft gesneden.
-zaak A onder 2 primair-
hij op 13 augustus 2007 te Amsterdam met anderen, op de openbare weg, de Socratesstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het op de nek springen van die [slachtoffer 1] en het vasthouden van die [slachtoffer 1] en meermalen met een riem met ijzeren gesp in de richting slaan van het lichaam van die [slachtoffer 1] en het meermalen steken met een mes in de richting van het hoofd en bovenlichaam van die [slachtoffer 1] en daarbij die [slachtoffer 1] in diens hand en biceps van de linkerarm snijden en welk door hem gepleegd geweld lichamelijk letsel, een doorgesneden biceps van de linkerarm, voor voornoemde [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
- zaak B onder 1, tweede deel -
hij op 29 mei 2007 te Amsterdam met anderen op een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten een snackbar gelegen aan perceel [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het met een mes in de rug van die [slachtoffer 2] steken en het meermalen slaan tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en het meermalen slaan van die [slachtoffer 3].
Hetgeen in zaak A onder 1 primair en 2 primair en in zaak B onder 1, tweede deel, meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
- ten aanzien van het in zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde :
poging tot doodslag.
- ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair bewezen verklaarde :
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
- ten aanzien van het in zaak B onder 1, tweede deel, bewezen verklaarde:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak A onder 1 primair en 2 primair, in zaak B onder 1 primair, eerste en tweede deel, en in zaak C onder 3 en onder 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van strafrecht en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, en terbeschikkingstelling met dwangverpleging
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich tot twee maal toe schuldig gemaakt aan ernstige geweldsdelicten.
In mei 2007 heeft verdachte met zijn mededaders een groepje mensen – zonder duidelijke aanleiding - belaagd in een snackbar waarbij één van hen door een mes gewond is geraakt in zijn rug.
In augustus 2007 heeft verdachte met zijn mededaders een man – na een woordenwisseling - op straat aangevallen en heeft verdachte met een mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van het hoofd en het bovenlichaam van het slachtoffer. Het slachtoffer heeft het mes met zijn arm afgeweerd waardoor de biceps van zijn linker arm is doorgesneden. Voor het slachtoffer heeft dit zowel psychisch als lichamelijk grote gevolgen gehad. Feiten met geweld leiden daarnaast tot maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid.
Deze feiten dienen in beginsel te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 maart 2010 is de verdachte eerder voor onder meer geweldsmisdrijven veroordeeld.
Naar het oordeel van het hof moet dit eveneens in beginsel leiden tot verhoging van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Betreffende verdachte zijn door verschillende gedragsdeskundigen rapporten opgemaakt.
In januari 2008 gaven zowel psycholoog drs. D. Breuker als de psychiater dr. F.B. van der Wurff in hun rapporten aan de rechter in overweging verdachte ter beschikking te stellen met bevel tot dwangverpleging.
Op verzoek van de verdediging is in april 2009 door psychiater dr. V. Akbarkhanzadeh een rapport uitgebracht. Volgens Akbarkhanzadeh kan de diagnose persoonlijkheidsstoornis thans niet worden gesteld. Hij adviseert behandeling voor agressieregulatie en impulsiviteit bij de Waag en daarnaast verplicht reclasseringstoezicht. Bij de maatschappelijke begeleiding zou ook de zus van verdachte betrokken moeten worden. Hij acht betrokkene met betrekking tot feit A licht verminderd toerekenbaar en met betrekking tot het andere feit toerekenbaar (p.18).
In de aanvullende rapporten van psycholoog Breuker en psychiater Van der Wurff van november 2009, die betrokkene verminderd toerekenbaar achten, adviseren beiden – mede naar aanleiding van het rapport van psychiater Akbarkhanzadeh - terbeschikkingstelling met voorwaarden. Zo merkt Van der Wurff in zijn aanvullende rapport van 20 november 2009 op, dat hij net als psychiater Akbarkhanzadeh ‘de persoonlijkheid van betrokkene niet zo verhard of uitgerijpt is dat geen verdere ontwikkeling mogelijk is’ (p.9).Verdachte heeft volgens de rapporteurs in detentie een ontwikkeling doorgemaakt, waardoor hij meer besef is gaan krijgen van de problemen die voortkomen uit zijn persoonlijkheidsstoornis. Maar verdachte is kwetsbaar en rapporteurs twijfelen of verdachte in moeilijke situaties voldoende doorzettingsvermogen en zelfcontrole heeft. Om die reden achten zij een ambulante behandeling niet adequaat.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 29 maart 2010 is psychiater Akbarkhanzadeh gehoord, die bij zijn eerdere conclusies is gebleven.
Op de terechtzitting is eveneens uitvoerig met verdachte gesproken over zijn ziektebeeld en de mogelijke behandelvormen.
Het hof is tot de conclusie gekomen dat verdachte zijn problemen meer en meer onder ogen ziet en bereid en gemotiveerd is gebleken behandeling te ondergaan.
Een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur dient deze motivatie en structuur voor behandeling vast te houden.
Bij deze stand van zaken is met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur als uitgangspunt, het hof van oordeel dat een ambulante behandeling thans het meest aangewezen is.
Het hof merkt in dit verband op, gelet op hetgeen de deskundige mevrouw M.L. van der Wielen heeft verklaard, dat, nu niet aannemelijk is dat een behandelingsplek in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden binnen afzienbare termijn gevonden kan worden, deze maatregel, hoewel wellicht geboden, niet passend is.
Het hof acht, alles afwegende, de navolgende straf passend en geboden.
Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Amsterdam van 2 juni 2006, parketnummer 13-447096-06, van oordeel dat, gelet op de op te leggen straf, geen termen aanwezig zijn de vordering toe te wijzen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde.
De vordering is in eerste aanleg toegewezen.
De verdachte heeft deze vordering niet betwist.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ten aanzien van zaak A onder 3 primair en subsidiair, zaak B onder 2 primair en subsidiair en zaak C onder 1 primair en subsidiair en onder 2.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak B onder 1, eerste deel, en zaak C onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 primair en 2 en in zaak B onder 1, tweede deel, ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A onder 1 primair en 2 en in zaak B onder 1, tweede deel, meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op de grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt de proeftijd vast op 3 (drie) jaren.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland te Amsterdam, ook als deze inhouden dat de verdachte zich moet laten behandelen bij de Waag te Amsterdam.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, op het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
-2006294370 1 2.00 STK Handschoen Gladde donkere lederen handschoenen;
-2006294370 2 2.00 STK Handschoen Wollen donkere handschoenen;
-2006294370 3 1.00 STK Waterpas Kl:Blauw Combinatie kleine waterpas met schroevendraaier;
-2006294370 4 2.00 STK Schoeisel Kl:Blauw PRADA.
Wijst af de vordering van het openbaar ministerie van 23 augustus 2007, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Amsterdam van 2 juni 2006 met parketnummer 13-447096-06 voorwaardelijk opgelegde taakstraf, zijnde een werkstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij terzake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 1], wonende te Amsterdam, een bedrag van € 3.055,00 (drieduizend vijfenvijftig euro), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Legt de verdachte voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot € 3.055,00 (drieduizend vijfenvijftig euro), zulks ten behoeve van [slachtoffer 1].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.H. van Asperen, mr. R.C.P. Haentjens en mr. J.G. Bulsing, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 april 2010.
Mr. J.G. Bulsing is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.