ECLI:NL:GHAMS:2010:BN1855
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- M. Wigleven
- H.S.G. Verhoeff
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van vaderschap na erkenning en vernietiging
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de heer [X] ten aanzien van [B]. Appellant [A] was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin het vaderschap van [X] was vastgesteld. De rechtbank had geoordeeld dat er geen beletselen waren voor deze vaststelling, ondanks het feit dat [B] ten tijde van het overlijden van [X] een juridische vader had, namelijk de heer [Y].
De feiten wezen uit dat [B] op 20 juli 1976 was geboren en dat zijn geslachtsnaam door erkenning door [Y] was gewijzigd. Echter, deze erkenning was later door de rechtbank vernietigd. [A] stelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen beletselen waren voor de vaststelling van het vaderschap, omdat [B] op de hoogte was van zijn biologische afkomst en er een juridische vader was.
Het hof oordeelde dat de situatie op het moment van de indiening van het verzoek tot vaststelling van het vaderschap bepalend was. Aangezien de erkenning door [Y] was vernietigd en er geen hoger beroep tegen deze beslissing was ingesteld, was er geen juridische vader meer ten tijde van de indiening van het verzoek. Het hof concludeerde dat er geen beletselen waren voor de vaststelling van het vaderschap en bekrachtigde de beschikking van de rechtbank.
De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 juni 2010 door de meervoudige familiekamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters M.M.A. Gerritzen-Gunst, M. Wigleven en H.S.G. Verhoeff aanwezig waren.