ECLI:NL:GHAMS:2010:BN7343

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.052.761/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen gerechtsdeurwaarder wegens onjuiste kostenopgave en niet verschijnen bij beslaglegging

In deze zaak heeft klaagster een tuchtrechtelijke klacht ingediend tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 en sub 2. De klacht betreft het onjuist opgeven van kosten door gerechtsdeurwaarder sub 1 en het niet verschijnen op de aangekondigde datum van beslaglegging. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij tweemaal een onjuist bedrag aan te betalen kosten aan klaagster heeft opgegeven, wat de klacht gegrond maakt. Het hof oordeelt dat de aankondigingen aan klaagster niet anders gelezen kunnen worden dan dat er op de respectieve data beslag zou worden gelegd, indien het verschuldigde niet tijdig voldaan zou zijn. Het hof bevestigt dat het niet verschijnen van de gerechtsdeurwaarder op de aangekondigde datum tuchtrechtelijk laakbaar is, vooral omdat klaagster niet vooraf is geïnformeerd. De klacht is in zijn geheel gegrond verklaard, en het hof bekrachtigt de beslissing van de kamer die de gerechtsdeurwaarder een berisping oplegt. De procedure begon met een klacht van klaagster op 6 mei 2009, en na verschillende verweerschriften en een openbare zitting op 13 oktober 2009, werd de klacht op 24 november 2009 gegrond verklaard. Het hoger beroep werd behandeld op 10 juni 2010, waarbij alle partijen aanwezig waren. De beslissing van het hof werd op 7 september 2010 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 7 september 2010 in de zaak onder nummer 200.052.761/01 GDW van:
[de gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaatsnaam],
APPELLANT,
gemachtigde: mr. J.D. van Vlastuin,
tegen
[klaagster],
wonende te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 6 januari 2010 ter griffie ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 24 november 2009, waarbij de klacht van geïntimeerde, verder klaagster, tegen de gerechtsdeurwaarder gegrond is verklaard en de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping is opgelegd.
1.2. Van de zijde van klaagster is op 16 maart 2010 een verweerschrift – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 juni 2010. Klaagster, de gerechtsdeurwaarder en zijn gemachtigde zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, klaagster aan de hand van een pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben de juistheid van deze feiten niet betwist, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
4. Het standpunt van klaagster en de notaris
De wederzijdse standpunten blijken uit de bestreden beslissing.
5. De beoordeling
5.1. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij tweemaal een onjuist bedrag aan te betalen kosten aan klaagster heeft opgegeven. In zoverre is de klacht dan ook gegrond.
5.2. Een brief van 9 maart 2009 van de gerechtsdeurwaarder aan klaagster luidt onder meer als volgt:
“Het verschuldigde (…) dienen wij uiterlijk 16 maart 2009 te hebben ontvangen. (…) Betaalt u niet op tijd dan wordt onmiddellijk beslag gelegd op uw inboedel (…). De beslaglegging zal vanaf 18 maart 2009 (na 7.30 uur ’s ochtends) plaatsvinden.”.
Een brief van 29 april 2009 van de gerechtsdeurwaarder aan klaagster luidt onder meer als volgt:
“U bent nu verschuldigd € 349,12. Wij sommeren u dit bedrag uiterlijk voor of op 7 mei 2009 aan ons kantoor te betalen. Betaalt u niet op tijd dan wordt onmiddellijk beslag gelegd op uw inboedel (…). De beslaglegging zal vanaf 8 mei 2009 (na 7.30 uur ’s ochtends) plaatsvinden.”.
Evenals de kamer kan ook het hof deze aankondigingen niet anders lezen dan dat er op de respectieve data beslag zal worden gelegd, indien het verschuldigde niet tijdig voldaan zou zijn. Het is inmiddels vaste jurisprudentie van kamer en hof dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar handelt door niet op de aangekondigde datum te verschijnen en klaagster daarover niet vooraf te informeren.
De klacht is daarom ook op dit onderdeel gegrond.
5.3. Het onderzoek in hoger beroep heeft overigens niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer.
5.4. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing.
6. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, M.W.E. Koopmann en L.J. Saarloos, en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 september 2010 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 24 november 2009 zoals bedoeld in artikel 43, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 283.2009 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
1. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
vertegenwoordigd door [ ],
2. [ ].
tot [ ]werkzaam als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ], thans te [ ],
beklaagden.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen ingekomen op 6 mei 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder (hierna te noemen gerechtsdeurwaarder sub 1) en tegen zijn toenmalige kantoorgenoot [ ], destijds kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [ ] (hierna te noemen gerechtsdeurwaarder sub 2).
Op 8 juni 2009 en 30 juni 2009 zijn verweerschriften ontvangen van respectievelijk gerechtsdeurwaarder sub 1 en gerechtsdeurwaarder sub 2.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2009 waar gerechtsdeurwaarder sub 1 en zijn gemachtigde zijn verschenen. Klaagster en gerechtsdeurwaarder sub 2 zijn niet verschenen. Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 24 november 2009.
1. De feiten
a) Tegen klaagster is op 12 februari 2008 een vonnis gewezen. Gerechtsdeurwaarder sub 1 is belast met de executie daarvan en met het incasseren van de na het vonnis ontstane achterstallige huurbetalingen.
b) Gerechtsdeurwaarder sub 2 was in dienst van het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1, maar heeft vanaf 3 maart 2008 geen werkzaamheden meer verricht en is per 1 mei 2008 uit dienst getreden.
c) Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft het vonnis op 19 februari 2008 aan klaagster betekend.
d) Bij brieven van 22 december 2008 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 klaagster aangeschreven om op grond van het vonnis een restantbedrag te voldoen van € 543,54 en een bedrag van € 239,76 aan na het vonnis niet betaalde huurtermijnen, te betalen respectievelijk voor 27 (alleen contant op kantoor) en 25 december 2008. Klaagster heeft de brieven op 24 december 2008 ontvangen. Het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1 was op 25 en 26 december 2008 gesloten wegens de feestdagen en pas weer op 29 december 2008 geopend.
e) Klaagster heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 op 26 december 2008 geschreven dat hooguit € 309,75 resteerde op grond van het vonnis en dat zij gezien de betalingstermijn onmogelijk tijdig kon betalen. Bij brief van 27 december 2008 heeft klaagster meegedeeld dat er door haar zou worden verrekend met ‘kosten klachtschriften’ van elk € 149,00. Zij heeft € 11,75 betaald.
f) Op 9 februari 2009 is zij aangeschreven om € 533,85 te voldoen op grond van het vonnis.
g) Bij brief van 15 februari 2009 heeft klaagster hiertegen geprotesteerd.
h) Op 23 februari 2009 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 klaagster aangeschreven om een bedrag van € 329,93 te voldoen op grond van het vonnis.
i) Bij brief van 9 maart 2009 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 klaagster gemaand een bedrag van € 577,74 te voldoen inclusief een na het vonnis tot en met maart 2009 ontstane nieuwe huurachterstand. Aan klaagster is meegedeeld dat zij geen aanspraak heeft op verrekening van ‘kosten voor klachtschriften’. In de brief heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 voorts geschreven dat hij zal overgaan tot beslag op de inboedel bij niet betaling van de achterstand op uiterlijk 16 maart 2008 onder vermelding van de mededeling: “De beslaglegging zal vanaf 18 maart 2009 (na 7.30 uur ’s ochtends) plaatsvinden”. Die dag is zonder nadere mededeling aan klaagster geen beslag gelegd.
j) Bij brief van 29 april 2009 is beslaglegging aangekondigd “vanaf 8 mei na 7.30 uur ’s-ochtends”. Ook dit beslag is niet gelegd.
k) Bij brief van 4 mei 2009 heeft klaagster € 1.341,00 bij gerechtsdeurwaarder sub 1 gedeclareerd wegens 10 uren freelance tarief.
2. De klacht
Verkort samengevat verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarders dat:
- Zij hebben getracht om ondeugdelijke vorderingen te innen en om de vordering kunstmatig te verhogen en betaling daarvan op intimiderende wijze af te dwingen. Klaagster doelt daarmee op de brieven van 22 december 2008. Bij deze brieven zaten geen specificaties.
- Zij op 18 maart 2008 niet kwamen opdagen. Klaagster heeft de gehele dag tevergeefs thuis gewacht en heeft hierdoor schade geleden. Gerechtsdeurwaarder sub 1 tijdig had behoren te melden dat de beslaglegging niet doorging.
- Zij de nieuwe huurachterstand nooit hebben gespecificeerd.
- Gerechtsdeurwaarder sub 1 niet heeft gereageerd op haar brieven en haar schade niet heeft vergoed.
3. Het verweer van gerechtsdeurwaarder sub 1
Deze gerechtsdeurwaarder heeft de klacht weersproken en daartoe gesteld dat:
- Het juist is dat er een misverstand was over de proceskosten. In zijn brief van 23 februari 2009 is dat hersteld.
- In de twee aan klaagster gezonden brieven niet te kennen is gegeven op welke dag er beslag op de inboedel zou worden gelegd en dat dat ook niet de bedoeling is van dergelijke brieven. Het doel is om een schuldenaar te wijzen op de consequenties van het niet betalen. De gerechtsdeurwaarder is niet verplicht om mee te delen op welke dag beslag zal worden gelegd. Dat is vaak afhankelijk van de route van de gerechtsdeurwaarder.
- Er geen dreigbrieven zijn verzonden. Klaagster is slechts aangemaand om nieuwe achterstallige huurpenningen te voldoen.
- Er wel is gereageerd op de brieven van klaagster.
4. Het verweer van gerechtsdeurwaarder sub 2.
Deze gerechtsdeurwaarder heeft de klacht bestreden, aanvoerend dat hij niet bij de zaak van klaagster betrokken is geweest omdat het overgrote deel van de klacht is gericht op handelingen van het kantoor en medewerkers in de periode na zijn op non-actiefstelling in maart [ ].
5. Beoordeling van de klacht
5.1. Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder sub 1 een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
5.2 Ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 2 wordt die vraag ontkennend beantwoordt omdat vast is komen te staan dat gerechtsdeurwaarder sub 2 niet betrokken is geweest bij het deel van de behandeling van haar zaak waarop de klacht betrekking heeft. In dit verband is van belang dat hij vanaf [ ]in het geheel geen werkzaamheden meer heeft verricht voor het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2.
5.3 Ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1 wordt de vraag of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen bevestigend beantwoord op grond van het navolgende.
5.4 Erkend is dat in de brief van 9 februari 2009 ten onrechte aan proceskosten een bedrag van € 734,62 is opgevoerd terwijl klaagster slechts het in de brief van 23 februari 2009 genoemde bedrag van € 535,31 verschuldigd zou zijn. Deze fout is pas hersteld nadat klaagster hierop had gewezen in haar brief aan de gerechtsdeurwaarder van 15 februari 2009. In de brief van 9 maart 2009 wordt opnieuw een fout gemaakt nu daar in plaats van € 535,31 een bedrag van € 542,33 wordt genoemd.
5.5 Voorts is ter zitting erkend dat het vaste praktijk is dat de gerechtsdeurwaarder een beslag ook daadwerkelijk komt leggen overeenkomstig een aankondiging van het leggen van beslag zoals vermeld in de brief aan klaagster van 9 maart 2009. De gerechtsdeurwaarder is echter zonder hiervan melding aan klaagster te maken, niet verschenen. Gelet op de duidelijke tekst van bedoelde zinsnede is de kamer van oordeel dat klaagster daaraan het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat de gerechtsdeurwaarder die dag ook zou komen.
5.6 Vorenstaande in samenhang bezien leidt tot het oordeel dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig en daarmee tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld zodat de klacht gegrond dient te worden verklaard. De Kamer ziet voorts aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel.
5.7 Voor een veroordeling van (het kantoor van) gerechtsdeurwaarder sub 1 in de kosten van deze procedure, zoals door klaagster verzocht, biedt een tuchtrechtprocedure als de onderhavige geen ruimte.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 ongegrond;
- verklaart de klacht ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1 gegrond;
- legt aan gerechtsdeurwaarder sub 1 de maatregel van berisping op.
Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, en mrs. G.H.I.J. Hage en J.J.L Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 november 2009, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.