parketnummer: 23-000390-10
datum uitspraak: 22 september 2010
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2010 in de strafzaak onder parketnummer 13-525761-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
adres: [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in [detentieadres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 7 januari 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 8 september 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 augustus 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe?igening heeft weggenomen in/uit [hotel] (perceel [adres]) een kluis (met een inhoud van ongveer 6000 euro) en/of een portemonnee (inhoudende onder meer (ongeveer) 14 euro en/of creditcard afdrukpapier, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] en/of [hotel] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de portier van genoemd hotel (te weten [slachtoffer]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk geweldadig en/of dreigend
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij de deur van het hotel moest openen en/of dat zij, verdachten, een pistool hadden en/of
- een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht op die [slachtoffer] en/of
- dat pistool, in elk geval dat opeen vuurwapen gelijkende voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of gehouden en/of
- de jas-en/of broekzakken van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht en/of leegehaald en/of
- die [slachtoffer] (onder dreiging van dat pistool , in elk geval van dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp) heeft/hebben gedwongen, althans bewogen mee te lopen naar het kantoor van het hotel en/of te zeggen waar de kluis stond;
2.
hij op of omstreeks 25 september 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe?igening heeft weggenomen in/uit een schoenenwinkel, genaamd [naam 2] (perceel [adres]) een kluis (zonder inhoud) en/of een portemonnee (inhoudende onder meer een aantal passen en/of creditcards) en/of een portemonnee) en/of een mobiele telefoon, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] Luxe Schoenen en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de eigenaar en/of een of meer medewerkers van genoemde schoenenwinkel (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk geweldadig en/of dreigend
- een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of gericht op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- dat pistool, in elk geval dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt en/of gehouden en/of
- eenmaal of meermalen met dat pistool, in elk geval met dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (onder dreiging van dat pistool, in elk geval van dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp) heeft/hebben gedwongen, althans bewogen mee te lopen naar een ander vertrek (magazijn) en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] het magazijn in heeft/hebben geduwd en/of - (op dreigende wijze) tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij hun telefoons moesten afgeven en/of
- de (broek)zakken van die [slachtoffer 2] heeft/hebben doorzocht en/of leeggehaald
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich niet geheel verenigt met de bewijsmotivering.
Ter terechtzitting gevoerde verweren
De raadsman heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van de aan hem ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe achtereenvolgens - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Overval hotel [hotel] (feit 1)
De door [getuige] en [getuige 2] afgelegde en de verdachte belastende verklaringen zijn voor de bewijslevering wegens de onbetrouwbaarheid daarvan onbruikbaar.
[getuige] is een ex-vriendin van de verdachte. Zij is rancuneus tegen de verdachte omdat haar verklaring bij de politie is afgelegd, direct nadat zij de relatie met de verdachte had verbroken. Daarmee is haar motief om een voor de verdachte belastende verklaring af te leggen gegeven. Daarbij komt, dat zij heeft verklaard in de marge van een door haar tegen de verdachte gedane aangifte ter zake van bedreiging. Dat [getuige] bij gelegenheid van haar verhoor als getuige door de rechter-commissaris bij de inhoud van haar verklaring heeft volhard doet aan het voorgaande niet af. Ook waar het de inhoud van haar verklaring betreft is die wegens de onjuistheid daarvan voor het bewijs niet bruikbaar.
[getuige 2] -hij was verdachte van strafbare betrokkenheid bij de overvallen waarvoor de verdachte terecht staat- heeft zijn verklaringen omtrent zijn herkenning van de verdachte van beelden/foto's afgelegd onder door de politie op hem uitgeoefende druk, terwijl de politie hem bovendien heeft gesouffleerd. De door [getuige 2] afgelegde verklaringen zijn wegens de onbetrouwbaarheid daarvan niet bruikbaar voor de bewijslevering.
Overval schoenenwinkel [naam 2] (feit 2)
De rechtbank heeft in het vonnis waarvan beroep de bewezenverklaring gegrond op bewijsmiddelen waarvan de, inhoud niet redengevend is voor het bewijs dat de verdachte deze overval heeft (mede)gepleegd.
Zo is het oordeel van de rechtbank over de mate van overeenkomst van de door de aangevers opgegeven signalementen subjectief en zijn die signalementen bepaald niet "vrijwel geheel gelijkluidend". Daarbij komt, dat het resultaat van de met de getuige [slachtoffer 5] gehouden meerkeuze-fotoconfrontatie negatief is.
Aan het inbeslaggenomen en door de getuige [slachtoffer 3] herkende Lacoste-tasje kan niet veel waarde worden toegekend omdat er meer van die tasjes in omloop zijn.
Het andere inbeslaggenomen Nike-tasje heeft wellicht bewijswaarde, maar dan tegen [medeverdachte], en niet tegen de verdachte.
De inhoud van de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken zegt niets. Niet alleen omdat de verdachte zich van (de inhoud van) die gesprekken niets kan herinneren maar omdat, de uitleg van de inhoud van die gesprekken arbitrair is.
Ten onrechte heeft de rechtbank bewijswaarde toegekend aan het al dan niet gedragen hebben van een zogenoemde grill (mondsieraad) door de verdachte.
Het hof overweegt naar aanleiding van de hierboven weergegeven verweren als volgt.
Overval hotel [hotel] (feit 1)
[getuige] heeft voor de verdachte belastend verklaard, zowel in de maand september 2009 bij de politie, als ten overstaan van de rechter-commissaris, die haar op 7 april 2010 als getuige heeft gehoord. De raadsman heeft zijn verweer in de kern gegrond op een door hem verondersteld motief - naar het hof begrijpt: rancune - en hij heeft daaraan de gevolgtrekking verbonden dat daarmee de onbetrouwbaarheid van de door [getuige] afgelegde verklaringen, voor zover deze de verdachte belasten, is gegeven.
Het hof waardeert de grondslag van het op de verklaringen van deze getuige betrekkelijke verweer als speculatief en gaat daarom daaraan voorbij. Er zijn ook overigens geen aanknopingspunten om niet van de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige uit te gaan. Zo is [getuige] als getuige gebleven bij de inhoud van haar eerder, bij de politie afgelegde verklaringen, en voorts vindt de inhoud van die verklaringen verankering in de inhoud van andere bewijsmiddelen.
Het hof verwerpt dit onderdeel van het bewijsverweer.
[getuige 2] is door de politie een aantal keren gehoord. Bij gelegenheid van zijn verhoor op 26 oktober 2006 zijn blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal (dossier doorgenummerd blz. 137 e.v.) aan [getuige 2] foto's getoond.
Naar aanleiding van een aan hem getoonde politiefoto (kopie van de foto is als bijlage 2 bij dat proces-verbaal gevoegd) heeft [getuige 2] verklaard: " Ik ken wel [verdachte], dat is een broertje van [naam 3]. Volgens mij is dit zijn broer" .
Naar aanleiding van een aan hem getoonde foto (kopie van een videoprint is als bijlage 3 bij dat proces-verbaal gevoegd) heeft [getuige 2] verklaard: "Dit is hotel [hotel]. Ik zie niet dat hij (het hof begrijpt: de verdachte) het is".
Naar aanleiding van een aan hem getoonde foto (kopie van een videoprint is als bijlage 4 bij dat proces-verbaal gevoegd) heeft [getuige 2] verklaard: " Ja, dit kan hem (het hof begrijpt: de verdachte) wel zijn".
De inhoud van dit proces-verbaal, in het bijzonder de hiervoor weergegeven onderdelen daarvan, voeren tot de conclusie dat [getuige 2] door de politie is bevraagd over de verdachte, dat hij de verdachte op een politiefoto heeft herkend en voorts dat [getuige 2] aan de hand van een videoprint, gemaakt van de camerabeelden afkomstig van de overval op hotel [hotel], in de afbeelding van een overvaller, de persoon van verdachte - onder enig voorbehoud - heeft herkend.
De volgende dag, op 27 oktober 2006, is [getuige 2] nogmaals gehoord. Blijkens het van dat verhoor opgemaakte proces-verbaal (dossier doorgenummerd blz. 146 e.v.) heeft [getuige 2] - voor zover hier van belang - verklaard (blz. 156) dat:
- hij de waarheid wil vertellen;
- hij op de foto's die hij gisteren zag de verdachte heeft herkend;
- hij, toen hij de foto's zag, daarop meteen hotel [hotel] en de verdachte heeft herkend,
- hij, op de foto's die de politie hem gisteren heeft laten zien van de overvallers van hotel [hotel], de verdachte heeft herkend;
- hij foto 1 - het hof begrijpt: de eerder genoemde bijlage 3 - onduidelijk vond, maar dat hij - op foto 2 - het hof begrijpt: de eerder genoemde bijlage 4 - de verdachte meteen heeft herkend;
- als de manager van het hotel die foto destijds aan hem, [getuige 2], zou hebben getoond hij de verdachte ook zou hebben herkend.
De inhoud van dit proces-verbaal, in het bijzonder de hiervoor weergegeven onderdelen daarvan, voeren tot de conclusie van het hof dat [getuige 2] door de politie is bevraagd over hetgeen door hem de dag daarvoor is verklaard over zijn herkenning van de verdachte en dat [getuige 2] niet alleen zijn voorbehoud heeft laten varen, maar zijn herkenning heeft voorzien van een onmiskenbare stelligheid en daaraan heeft toegevoegd dat hij die herkenning ook zou hebben gedaan als hem aanstonds na de overval de (print van de) videobeelden, niet door de politie maar door de manager van het hotel zouden zijn getoond.
Op 7 april 2010 is [getuige 2] door de rechter-commissaris als getuige gehoord, ook over de in 2006 door de politie aan hem getoonde foto's. Uit het van dat verhoor opgemaakte proces-verbaal blijkt dat [getuige 2] heeft verklaard dat hij de verdachte heeft herkend op een politiefoto en voorts dat de foto (het hof begrijpt: de hiervoor bedoelde bijlage 4) hem niet is getoond. Samengevat verklaart [getuige 2] dat hij uitsluitend op een aan hem getoonde politiefoto de verdachte heeft herkend en van de camerabeelden niet. Als de rechter-commissaris aan [getuige 2] voorhoudt dat het blijkens het proces-verbaal van 27 oktober 2006 [getuige 2] is geweest die heeft verklaard dat als de manager hem de foto's destijds zou hebben laten zien hij de verdachte ook zou hebben herkend, weigert [getuige 2] die vraag (en ook overige vragen) te beantwoorden.
Het hof is van oordeel dat op grond van de inhoud van de hiervoor bedoelde processen-verbaal de door de raadsman gestelde, op [getuige 2] door de politie uitgeoefende druk of het door hun souffleren van [getuige 2] niet aannemelijk is geworden. Uit het verloop van de (door hem gelezen en ondertekende) verklaringen blijkt, dat [getuige 2] op 26 oktober 2006 nog met terughoudendheid, doch op 27 oktober 2006 met stelligheid en spontaan gegeven detaillering heeft verklaard over en naar aanleiding van de door hem gedane herkenning van de verdachte als een van de overvallers op personeel van hotel [hotel]. Daarbij komt dat hetgeen door [getuige 2] ten aanzien van de herkenning van de verdachte is verklaard niet los kan worden gezien van hetgeen overigens door [getuige 2] is verklaard, zoals daarvan blijkt uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Het hof overweegt voorts en ten overvloede, dat de ervaring leert dat het aanzienlijke verloop van de tijd de herinnering van de op 7 april 2010 als getuige gehoorde [getuige 2] aan de precieze, feitelijke gang van zaken op 26/27 oktober 2006 zal hebben verbleekt.
Overval schoenenwinkel [naam 2] (feit 2)
Hetgeen door de raadsman op ten aanzien van dit feit ten verwere is aangevoerd wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen dienaangaande door het hof wordt overwogen.
Nadere overweging ten aanzien van het bewijs
De raadsman kan worden toegeven dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat die de verdachte
- die ontkent deze feiten te hebben gepleegd - in direct verband brengen met de overvallen op hotel [hotel] en schoenenwinkel [naam 2]. Daar staat evenwel tegenover dat het dossier een aantal bewijsmiddelen bevat die - juist ook in onderling verband beschouwd - de bovenstaande conclusie ruimschoots rechtvaardigen. Voor een goed begrip van dat onderling verband van de bewijsmiddelen is de navolgende toelichting van belang, te beginnen met feit 2 (de overval op schoenenwinkel [naam 2]).
Het verweer van de raadsman met betrekking tot feit 2 komt, zoals reeds opgemerkt, in hoger beroep in wezen er op neer dat de rechtbank heeft miskend dat de bewijsmiddelen niets zeggen over de betrokkenheid van de verdachte. Gelijk door de rechtbank is overwogen en geconcludeerd in het vonnis waarvan beroep, gaat ook het hof voorbij aan dit verweer, zoals blijkt uit de inhoud van de door het hof gebezigde bewijsmiddelen.
Voorts is door de raadsman aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is voorbij gegaan aan de - volgens de mening van de raadsman - sterk ontlastende verklaring van de aangever [slachtoffer 5]. Voor zover de raadsman betoogt dat deze verklaring van de aangever in de weg staat aan het wettig en overtuigend bewijs voor feit 2 wordt als volgt overwogen. Anders dan de raadsman heeft gesteld is bij de meerkeuze fotoconfrontatie met de getuige [slachtoffer 5] niet sprake van een eenduidige "negatieve herkenning" waaruit - zoals de raadsman stelt - kan worden afgeleid dat de verdachte niet de dader kan zijn. In het van de gehouden confrontatie opgemaakte proces-verbaal (dossier doorgenummerd blz. 2-139 is immers gerelateerd dat deze getuige - kijkend naar de selectie foto's waarin opgenomen op plaats 2 de foto van de verdachte - uit eigen beweging zegt: "Ik denk nummer vijf (5) te herkennen maar ze hebben allemaal hetzelfde volle mondje. Ik weet het gewoon niet zeker." Er is derhalve veeleer sprake van het ontbreken van een positieve herkenning door de getuige, hetgeen - kennelijk ook volgens de getuige zèlf - bepaald niet uitsluit dat de verdachte toch de dader kan zijn.
Anders dan de raadsman kan naar het oordeel van het hof ook overigens betekenis, in de zin van bewijswaarde, worden toegekend aan het signalement dat van de daders is gegeven. De bepaald opmerkelijke tatoeages op de handen van de verdachte - die het hof ter terechtzitting heeft waargenomen - passen qua vorm, typografie, kleur en omvang in de door de getuige [slachtoffer 2] gegeven beschrijving van de tatoeage die hij op één van de handen van één van de daders heeft gezien. Dat geldt ook voor de beschrijving van de haardracht en het sikje en van het bruingekleurde Lacoste-schoudertasje dat één van de daders bij zich droeg, welk type, kleur en merk tasje - zoals hierna nog wordt overwogen - ook is gezien in gebruik bij een dader van de overval op hotel [hotel], terwijl de eerder genoemde getuige [getuige] naar aanleiding van een aan haar getoond Lacoste-schoudertasje (welk tasje bij gelegenheid van verdachtes aanhouding is aangetroffen en inbeslaggenomen) heeft verklaard dat zij dat tasje herkent als een tasje van de verdachte.
Voorts zijn, zoals de rechtbank ook al heeft overwogen, ter plaatse aangetroffen achtereenvolgens een Nike tasje met daarin een paspoort van [medeverdachte], en op een vuilniszak een tot een vinger van die [medeverdachte] te herleiden afdruk, terwijl [medeverdachte] en de verdachte elkaars nummer hadden opgeslagen in de contactlijsten van de bij hen in gebruik zijnde telefoons.
Anders dan de raadsman heeft bepleit hecht het hof wel bewijswaarde aan het telefoongesprek, waarbij de verdachte aan de getuige [getuige 2] op de avond van de overval melding maakt dat hij zijn grill (een mondsieraad) en oorbellen heeft achtergelaten in de auto van [getuige 2]. Deze opvallende attributen zouden immers de herkenning van de verdachte vergemakkelijken. Opmerkelijk is dat de verdachte - die een dergelijke grill in zijn bezit heeft gehad - heeft verklaard zich dat gesprek niet te herinneren en heeft geopperd dat niet hij maar een ander dat gesprek met die telefoon heeft gevoerd - terwijl de getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het de verdachte is geweest met wie hij dit gesprek heeft gevoerd en dat hij, nadat hij zijn auto weer terugkreeg, deze attributen inderdaad in zijn auto vond en deze heeft geretourneerd aan de verdachte. Het feit dat de verdachte ook over deze belastende omstandigheden ongeloofwaardig verklaart draagt bij aan de overtuiging dat dit feit door de verdachte is gepleegd.
Het verweer van de raadsman ten aanzien van feit 1, de overval op hotel [hotel], komt er in de kern op neer dat de belastende verklaringen van de getuigen [getuige] en [getuige 2] onbetrouwbaar zijn, en is hiervóór reeds weerlegd. Zij vormen een belangrijke aanwijzing voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze overval omdat [getuige] en [getuige 2] ieder voor zich de verdachte herkend hebben van camerabeelden die ter plaatse gemaakt zijn. Deze verklaringen zijn niet alleen betrouwbaar - zoals hiervóór is overwogen - maar overtuigen ook omdat beide getuigen in meer of minder nauw verband tot de verdachte hebben gestaan. De getuige [getuige] is immers de ex-vriendin van de verdachte en de getuige [getuige 2] en de verdachte kennen elkaar. De getuige [getuige] heeft de verdachte herkend aan specifieke uiterlijke kenmerken van de verdachte, welke zij ook benoemd heeft. Zij heeft bovendien - gelijk hiervoor uiteen is gezet - op de beelden het tasje herkend dat een van de daders bij zich droeg, als een tasje dat ook in het bezit van de verdachte is, welk type, merk en kleur tasje later ook in de slaapkamer bij de verdachte is aangetroffen en inbeslaggenomen, en welk type tasje ook later is gebruikt door een dader van de overval bij feit 1, zoals hiervóór reeds is opgemerkt.
[getuige 2] heeft bovendien verklaard dat de verdachte voorafgaand aan de overval méér dan gewone belangstelling had voor de kluis in hotel [hotel], en hem over die kluis veel vragen heeft gesteld.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 augustus 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in [hotel] (perceel [adres]) een kluis met een inhoud van ongeveer 6000 euro en een portemonnee inhoudende onder meer (ongeveer) 14 euro en creditcard afdrukpapier toebehorende aan [naam] en/of [hotel] en/of [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen de portier van genoemd hotel, [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader opzettelijk geweldadig en dreigend
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij de deur van het hotel moest openen en dat zij, verdachten, een pistool hadden en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben getoond en gericht op die [slachtoffer] en
- dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en
- de jaszakken van die [slachtoffer] heeft/hebben doorzocht en leeggehaald en
- die [slachtoffer] onder dreiging van dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp heeft/hebben gedwongen mee te lopen naar het kantoor van het hotel en te zeggen waar de kluis stond;
2.
hij op 25 september 2009 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in een schoenenwinkel genaamd [naam 2] (perceel [adres]) een kluis zonder inhoud en een portemonnee inhoudende onder meer een aantal passen en creditcards en een mobiele telefoon toebehorende aan [naam 2] Luxe Schoenen en/of [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader opzettelijk geweldadig en dreigend
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht op die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
- dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt en
- meermalen met dat op een vuurwapen gelijkende voorwerp tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen en
- die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen mee te lopen naar een ander vertrek en
- die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] het magazijn in heeft/hebben geduwd en
- op dreigende wijze tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft/hebben gezegd dat zij hun telefoons moesten afgeven en
- de zakken van die [slachtoffer 2] heeft/hebben doorzocht en/of leeggehaald.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met dien verstande dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal worden toegepast.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, samen met een ander, in een kort tijdsbestek twee gewelddadige overvallen gepleegd in respectievelijk een hotel en een schoenenwinkel. Tijdens de overvallen zijn telkens de betreffende medewerkers met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd, waarbij verdachte en/of zijn mededader er niet voor hebben teruggedeinsd hen dit voorwerp tegen het hoofd te drukken of daarmee te slaan. Tevens is een aantal van hen onder bedreiging gedwongen zich naar een ander vertrek te begeven en hun eigendommen af te geven. Op deze wijze is door de daders onder meer geld, passen en een telefoon buitgemaakt. Door deze overvallen heeft de verdachte bij de slachtoffers grote gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. Verdachte heeft kennelijk hierbij geen enkel moment stilgestaan en zich laten leiden door louter een zucht naar financieel gewin. Dit wordt bevestigd door de onverschillige houding van de verdachte ter terechtzitting. De verdachte heeft er geen blijk van gegeven enig zicht te hebben in de strafwaardigheid van zijn handelen, hetgeen weinig vertrouwen biedt voor de toekomst.
Ten nadele van de verdachte neemt het hof tevens in aanmerking dat de verdachte blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 augustus 2010 eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en zelfs nog in een proeftijd liep van zijn laatste veroordeling. Van verzachtende omstandigheden in de persoon van de verdachte, in de zin dat die tot strafvermindering zouden moeten leiden, is het hof voorts niet gebleken.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf als door de rechtbank opgelegd en in hoger beroep geëist passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. N.C. Laatsch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 september 2010.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.