ECLI:NL:GHAMS:2010:BN9743

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.057.173-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Bockwinkel
  • M.W.E. Koopmann
  • H.J.M. Boukema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een saniet die niet voldoet aan informatieverplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [ Appellante ]. De rechtbank Alkmaar had op 11 februari 2010 de schuldsaneringsregeling beëindigd, omdat [ Appellante ] niet voldeed aan haar informatieverplichtingen. [ Appellante ] was in 2004 gehuwd met de heer [ X ], met wie zij na de scheiding bleef samenwonen. Na het faillissement van haar vennootschap in 2008, werd haar schuldsaneringsregeling in oktober 2008 van kracht. Ondanks dat zij sinds november 2008 inkomsten uit arbeid had, voldeed zij niet aan haar verplichtingen om financiële gegevens te verstrekken aan de bewindvoerder. De bewindvoerder heeft herhaaldelijk geprobeerd om [ Appellante ] te helpen, maar zij heeft onvoldoende informatie aangeleverd, wat leidde tot een boedelachterstand van € 4.567,33.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 maart 2010 heeft [ Appellante ] betoogd dat haar tekortkomingen niet verwijtbaar waren en dat zij alles in het werk had gesteld om aan haar verplichtingen te voldoen. Het hof oordeelde echter dat [ Appellante ] niet naar behoren haar verplichtingen is nagekomen. De bewindvoerder had haar meerdere keren gewezen op haar informatieplicht, maar [ Appellante ] had niet de benodigde gegevens verstrekt. Het hof concludeerde dat haar nalatigheid en het niet voldoen aan de informatieverplichtingen de beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigden. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank en stelde dat er onvoldoende aanleiding was om de schuldsaneringsregeling te verlengen. Dit arrest biedt inzicht in de verantwoordelijkheden van een saniet binnen de schuldsaneringsregeling en de gevolgen van het niet nakomen van verplichtingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST van 2 april 2010 in de zaak met zaaknummer 200.057.173/01 van:
[ APPELLANTE ],
wonende te [ M ],
advocaat: mr. W. Searle te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. [ Appellante ] is bij per fax op 17 februari 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 11 februari 2010 met insolventienummer 08/227 R, waarbij ten aanzien van [ Appellante ] de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd op de wijze zoals in het dictum van die beslissing is vermeld. Bij brief van 9 maart 2010 heeft [ Appellante ] aanvullende gronden overgelegd.
1.2. Het hoger beroep is behandeld ter terechtzitting van 16 maart 2010. Bij die behandeling is [ Appellante ] verschenen, bijgestaan door haar advocaat voornoemd. Voorts is namens de bewindvoerder de heer De Wit verschenen.
2. De gronden van de beslissing
2.1. De rechtbank heeft in de beslissing waarvan beroep de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd zonder [ Appellante ] de zogenoemde schone lei te verlenen, omdat zij, hoewel zij meerdere keren op haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is gewezen, naar het oordeel van de rechtbank tekortgeschoten is in de nakoming van de informatieverplichting en een boedelachterstand van € 4.567,33 heeft laten ontstaan.
2.2. Ten behoeve van de behandeling van het hoger beroep heeft de bewindvoerder bij brief van 5 maart 2010 een verslag met bijlagen aan het hof doen toekomen. [ Appellante ] heeft van dit verslag kennis genomen.
2.3. In hoger beroep is het volgende gebleken.
2.3.1. [ Appellante ] is een vrouw van 41 jaar oud. In 2004 is zij gehuwd met de heer [ X ]. De heer [ X ] had een tankshop. Nadat zij zijn gescheiden, is zij met hem blijven samenwonen. Sinds 1 juli 2009 woont zij zelfstandig met haar zoon van 17 jaar.
Samen met de heer [ W ] was [ Appellante ] vennoot van de vennootschap onder firma genaamd “Profiel Hoorn voor verf en wonen” (hierna de vennootschap). Op 10 januari 2008 is op eigen aangifte het faillissement van de vennootschap uitgesproken, alsmede van de vennoten in persoon. Het faillissement van [ Appellante ] is op 28 oktober 2008 beëindigd onder het gelijktijdig van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling. [ Appellante ] heeft sinds 1 november 2008 inkomsten uit arbeid. Vanaf 1 april 2009 werkt zij als verkoopster bij Lucky Leder 32 uur in de week. Haar contract loopt per 31 maart 2010 af. [ Appellante ] heeft een sollicitatie lopen bij Action.
2.3.2. De bewindvoerder heeft het volgende aangevoerd.
Vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling is [ Appellante ] niet de op haar rustende informatieverplichting nagekomen. Bovendien heeft [ Appellante ], op de laatste maand na, nimmer aan de boedel afgedragen, ook niet het bewindvoerderssalaris. De bewindvoerder heeft haar meerdere keren op haar verplichtingen gewezen en toen [ Appellante ] geen vooruitgang in de nakoming van haar verplichtingen toonde, heeft er op 3 april 2009 een voortgangsgesprek plaatsgevonden met de rechter-commissaris, de bewindvoerder en [ Appellante ]. De rechter-commissaris heeft toen besloten om [ Appellante ] nog een kans te geven om aan haar verplichtingen te voldoen en er zijn afspraken gemaakt over de aanlevering van stukken, onder andere met betrekking tot het inkomen van de heer [ X ]. Desondanks is de informatieverplichting onvoldoende nagekomen. De bewindvoerder heeft daarop het inkomen van de heer [ X ] geschat en een boedelbijdrage vastgesteld. De bewindvoerder heeft gesteld dat over de hoogte van de bijdrage nog viel te praten, maar heeft niets van [ Appellante ] vernomen en ook heeft [ Appellante ] geen voorstel ingediend om de boedelachterstand in te lossen. De bewindvoerder heeft [ Appellante ] frequent verzocht om de benodigde informatie in te leveren, maar [ Appellante ] reageerde zeer laat of reageerde niet en leverde de benodigde gegevens niet aan, waarop de bewindvoerder heeft verzocht de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
2.3.3. [ Appellante ] heeft betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en heeft gesteld dat, voor zover zij tekortgeschoten zou zijn, deze tekortkomingen niet verwijtbaar zijn, dan wel niet van zodanige ernst dat dit een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigt. [ Appellante ] heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Zij kon geen gegevens betreffende de inkomsten van de heer [ X ] overleggen, omdat deze gegevens bij de boekhouder lagen en omdat de heer [ X ] vanwege de verbroken relatie geen gegevens wilde overleggen. Daarnaast was het voor [ Appellante ] niet mogelijk om geld af te dragen aan de boedel, omdat zij tot oktober 2008 geen eigen inkomsten had en daarna haar gehele inkomen besteed werd aan haar vaste lasten. Dit was noodzakelijk omdat de heer [ X ] niet wilde bijdragen aan haar financiële verplichtingen. Na de verbreking van de samenwoning was haar financiële situatie onduidelijk en moest zij zorg- en huurtoeslag aanvragen. [ Appellante ] verkeerde in de veronderstelling dat zij pas gegevens hoefde over te leggen wanneer deze toeslagen geregeld waren. [ Appellante ] heeft gesteld dat zij alles wat in haar vermogen lag, heeft gebruikt om een en ander te regelen. De gegevens die zij wel kon overleggen, heeft zij overgelegd. Bovendien heeft zij ook regelmatig contact met de bewindvoerder gezocht als het haar niet lukte om gegevens over te leggen. Het was echter moeilijk om contact met de bewindvoerder te krijgen en het bevreemdt [ Appellante ] dat de bewindvoerder de door haar verzonden informatie niet altijd heeft ontvangen. Dit kan haar echter niet worden verweten. Thans heeft zij haar zaken op orde en kan zij de vastgestelde maandelijkse boedelbijdrage voldoen. Zij is drukdoende een oplossing te vinden voor de nog nader vast te stellen boedelachterstand en verzoekt daarom verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling.
2.4. Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat uit de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) op de schuldenaar rustende verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te kunnen gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling gevergd wordt.
2.5. Gelet op de stukken en hetgeen in hoger beroep naar voren is gekomen is het hof van oordeel dat [ Appellante ] niet naar behoren haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is nagekomen. [ Appellante ] heeft – naar uit het onvoldoende gemotiveerd bestreden verslag van de bewindvoerder en de door deze overgelegde producties aannemelijk is geworden - de bewindvoerder structureel onvoldoende geïnformeerd over haar inkomen en dat van haar voormalige partner. Ondanks het feit dat zij bij brieven van de bewindvoerder, na het voortgangsgesprek met de rechter-commissaris, van 17 april 2009 en 29 juni 2009 in de gelegenheid is gesteld om de bewindvoerder alsnog informatie te verschaffen, is niet aannemelijk geworden dat zij daaraan (volledig) heeft voldaan. In het kader van de schuldsaneringsregeling is [ Appellante ] gehouden – gevraagd en ongevraagd - de bewindvoerder alle benodigde informatie te verschaffen die voor een goed verloop van de schuldsaneringsregeling van belang kan zijn. Ook de door haar gestelde miscommunicatie met de bewindvoerder is onvoldoende grond om haar tekortschieten te rechtvaardigen.
Daarnaast heeft [ Appellante ] op de maand maart 2010 na nimmer aan de boedel afgedragen en heeft zij ook geen voorstel ingediend bij de bewindvoerder hoe zij de achterstand denkt in te lopen. Dat de hoogte van de achterstand niet is vast te stellen is eveneens aan haar tekortschieten in haar informatieplicht te wijten. Haar nalatig handelen – zoals hierboven uiteengezet – kan [ Appellante ] worden toegerekend en is van dien aard dat een en ander de beëindiging van de schuldsaneringsregeling rechtvaardigt. Er is onder deze omstandigheden onvoldoende aanleiding de schuldsaneringsregeling te verlengen.
2.6. Uit het voorgaande volgt dat het vonnis van de rechtbank dient te worden bekrachtigd.
3. De beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Bockwinkel, M.W.E. Koopmann en H.J.M. Boukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van
2 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na die van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.