ECLI:NL:GHAMS:2010:BN9751

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.068.098-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wigleven
  • R.G. Kemmers
  • J.A. van Keulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en ouderschapsplan in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De vrouw is op 8 juni 2010 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 24 maart 2010, waarin zij niet-ontvankelijk was verklaard in haar verzoek tot echtscheiding. De zaak werd behandeld op 19 augustus 2010. Partijen zijn in 1987 gehuwd en hebben samen een kind, geboren in 1993. De vrouw verzoekt het hof om de echtscheiding alsnog uit te spreken en het echtscheidingsconvenant, dat door beide partijen is ondertekend, integraal in de beschikking op te nemen.

Het hof heeft de vraag te beantwoorden of de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek tot echtscheiding en of het convenant kan worden opgenomen in de beschikking. Het hof overweegt dat, hoewel er geen ouderschapsplan is overgelegd, de afspraken die in het convenant zijn gemaakt over de zorg- en opvoedingstaken van het kind voldoende zijn om de vrouw ontvankelijk te verklaren. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en spreekt de echtscheiding uit tussen de man en de vrouw. Tevens wordt bepaald dat het convenant, waarin afspraken zijn gemaakt over de zorg voor het kind en de financiële bijdragen, deel uitmaakt van de beschikking.

De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van het hof en is openbaar uitgesproken op 14 september 2010. De beslissing van het hof is dat de echtscheiding wordt uitgesproken en dat de afspraken uit het convenant worden opgenomen in de beschikking, die uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.

Uitspraak

(bij vervroeging)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 14 september 2010 in de zaak met zaaknummer 200.068.098/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANTE,
advocaat: mr. C.J.P. Liefting te Amstelveen,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2. De vrouw is op 8 juni 2010 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 24 maart 2010 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 447332 / FA RK 09-10229.
1.3. De zaak is op 19 augustus 2010 ter terechtzitting behandeld.
1.4. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man.
2. De feiten
Partijen zijn [in] 1987 gehuwd. Uit hun huwelijk is geboren [het kind] [in] 1993.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek te bepalen dat:
- de echtscheiding tussen partijen wordt uitgesproken;
- de man voor [het kind] een bijdrage in de kosten van haar verzorging en opvoeding van € 100,- per maand aan de vrouw dient te betalen, alsmede de helft van de kosten van school, (niet door de verzekering betaalde) gezondheidskosten, sport en hobby;
- de vrouw, tot en met zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning en de daarbij behorende inboedel, met bevel deze woning niet meer te betreden;
- partijen dienen over te gaan tot verdeling van de gemeenschappelijke goederen, met benoeming -voor zover vereist- van een notaris en onzijdige personen als volgens de wet;
althans zodanig te oordelen als de rechtbank juist acht.
3.2. De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de echtscheiding alsnog uit te spreken en de regeling zoals tussen partijen is overeengekomen in het convenant deel te laten uitmaken van de beschikking, althans een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. De vraag die ter beantwoording aan het hof voor ligt is of de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek tot echtscheiding. Voorts dient het hof te beslissen op het verzoek van de vrouw het door partijen ondertekende echtscheidingsconvenant integraal in de door het hof te wijzen beschikking op te nemen.
4.2. Het hof overweegt als volgt. Hoewel er geen ouderschapsplan is overgelegd, kan de vrouw worden ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding. Het hof is van oordeel dat een ouderschapsplan ook in een echtscheidingsconvenant kan worden opgenomen. Uit het door partijen op 25 maart 2010 ondertekende echtscheidingsconvenant blijkt immers dat zij afspraken hebben gemaakt omtrent de zorg- en opvoedingstaken betreffende [het kind], in die zin dat [het kind] bij de vrouw haar hoofdverblijfplaats zal hebben en dat de man en [het kind] gerechtigd zijn vrije omgang met elkaar te hebben. Voorts hebben partijen afgesproken dat de man € 100,- per maand bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van [het kind]. Het hof acht vorenstaande afspraken voldoende om de vrouw ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. Gelet op het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek tot echtscheiding toewijzen.
Nu partijen in voormeld convenant volledige overeenstemming hebben bereikt over de gevolgen van hun echtscheiding, hetgeen zij ter zitting hebben bevestigd, en het hof hetgeen ten aanzien van [het kind] is overeengekomen niet als strijdig met haar belang voorkomt, zal worden bepaald dat het convenant deel uitmaakt van deze beschikking en daaraan zal worden gehecht en zal dienovereenkomstig worden beslist.
4.3. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw rechtdoende:
spreekt uit de echtscheiding tussen [de man] en [de vrouw] (volgens huwelijksakte […]), gehuwd [in] 1987 te Rusland;
bepaalt dat tussen partijen geldt hetgeen partijen in het convenant zijn overeengekomen, welk convenant deel uitmaakt van deze beschikking en in afschrift aan deze beschikking is gehecht;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M. Wigleven, R.G. Kemmers en J.A. van Keulen in tegenwoordigheid van
mr. B.J. Schutte als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2010.