ECLI:NL:GHAMS:2010:BO3348

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-006805-07
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in belastingzaak wegens ontbinding van vennootschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van het niet verstrekken van inlichtingen en het niet bewaren van boeken en bescheiden in de periode van 1 januari 2003 tot en met 24 maart 2005, terwijl de vennootschap (VOF) op 1 januari 2003 was ontbonden. Het hof oordeelde dat de tenlastegelegde feiten gedeeltelijk betrekking hadden op een periode waarin de VOF reeds ontbonden was, wat leidde tot vrijspraak voor deze onderdelen van de tenlastelegging.

Het hof overwoog dat een rechtspersoon niet kan worden geacht strafbare feiten te plegen na haar ontbinding. De verdachte was beschuldigd van het geven van opdracht tot het niet voldoen aan de bewaarplicht en het niet beschikbaar stellen van gegevens aan de belastinginspecteur. De vordering van de advocaat-generaal was een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis, en voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de VOF niet aan de bewaarplicht had voldaan in de relevante periode. Getuigen verklaarden dat de administratie tot de ontbinding van de vennootschap werd bewaard. Gezien deze feiten heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

parketnummer: 23-006805-07
datum uitspraak: 25 oktober 2010
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 3 oktober 2007 in de strafzaak onder parketnummer 15-993011-06 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 19 september 2007 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 17 mei 2010 en 11 oktober 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
[VOF] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 24 maart 2005, althans in de periode van 1 januari 2001 tot en met 24 maart 2005, te Velsen-Noord en/of Beverwijk en/of Zaandam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was
a. tot het verstrekken van inlichtingen of gegevens, (telkens) opzettelijk, deze niet heeft verstrekt en/of
b. tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, (telkens) opzettelijk, deze niet voor dit doel beschikbaar heeft gesteld en/of
c. tot het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, (telkens) opzettelijk, deze niet heeft bewaard,
immers heeft/hebben genoemde rechtspersoon en/of mededader(s) onderliggende inlichtingen en/of gegevens en/of boeken en/of bescheiden en/of andere gegevensdragers en/of de inhoud daarvan over het/de ja(a)r(en) 1999 en/of 2000 en/of 2001 en/of 2002 en/of 2003 (in het bijzonder de loonadministratie met de loonbelastingverklaringen en de identiteitsbewijzen van de werknemers met betrekking tot de jaren 2001 en 2002 alsmede de berekening(en) van de afdrachtvermindering(en) over het/de ja(a)r(en) 2001 en 2002) desgevraagd niet verstrekt aan de belastinginspecteur en/of desgevraagd niet aan de belastingadviseur voor raadpleging beschikbaar gesteld en/of niet bewaard,
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opdracht heeft/hebben gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven gedraging(en) verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) feitelijke leiding heeft/hebben gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis en voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Vrijspraak
Het tenlastegelegde feit betreft verzuimen begaan door [VOF] (verder [VOF]), al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, waaraan de verdachte feitelijke leiding zou hebben gegeven of waartoe hij opdracht zou hebben gegeven. De tenlastegelegde periode betreft 1 januari 2003 tot en met 24 maart 2005, althans 1 januari 2001 tot en met 24 maart 2005.
Uit het dossier blijkt dat [VOF] is opgericht op 1 juli 1999 en op 1 januari 2003 is ontbonden en dat de onderhavige verzoeken van de belastingdienst tot het verstrekken van inlichtingen of gegevens en/of het voor raadpleging beschikbaar stellen van informatie (a. en b. in de tenlastelegging) alle dateren van na 1 januari 2003, de datum van de ontbinding van de vennootschap. Gelet op de tekst van artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen (verder: AWR) ontstaat de plicht tot het verstrekken van inlichtingen of het beschikbaar stellen daarvan op het moment dat daar om wordt gevraagd. Aangezien een rechtspersoon niet geacht kan worden in staat te zijn tot het plegen van strafbare feiten na haar ontbinding, leidt het voorgaande ertoe dat de verdachte, aan wie het (medeplegen van het) opdracht geven daartoe dan wel het feitelijk leiding geven aan de verboden gedraging is tenlastegelegd, moet worden vrijgesproken van de onderdelen a. en b. in de tenlastelegging nu deze zien op de periode ná 1 januari 2003.
Met betrekking tot onderdeel c. van de tenlastelegging overweegt het hof als volgt. De onder c. bedoelde bewaarplicht betreft een algemene verplichting die, gelet op artikel 52 AWR, onafhankelijk van verzoeken van de belastingdienst bestaat. Deze verplichting bestond voor [VOF] daarom in de periode van 1 januari 2001 tot 1 januari 2003. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is evenwel niet gebleken dat [VOF] in deze periode niet aan deze verplichting heeft voldaan. Het hof wijst in dit verband in het bijzonder op de ter terechtzitting in hoger beroep op 11 oktober 2010 afgelegde verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Beide getuigen hebben immers verklaard dat de administratie tot de ontbinding van de vennootschap werd bewaard in ordners die stonden in kasten op het kantoor. Gelet hierop moet de verdachte ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.M. Brilman, mr. A.M. van Woensel en mr. P.J. Baauw, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 oktober 2010.
Mr. P.J. Baauw is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.