parketnummer: 23-005184-08
datum uitspraak: 25 oktober 2010
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 oktober 2008 in de strafzaak onder parketnummer 13-527151-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 21 augustus 2008 en 30 september 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
primair
hij op of omstreeks 20 mei 2008 te Uithoorn, op de openbare weg, de Vogellaan, in elk geval op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een zwarte (dames)tas, inhoudende (onder meer) een(bruine) portemonnee (met daarin een of meer geldbedrag(en) (van (in totaal) (ongeveer) 13.050 euro) en/of een of meer creditcard(s) en/of een kentekenbewijs en/of een rijbewijs en/of een paspoort en/of medicijnen en/of een brillenkoker en/of een telefoon (Blackberry, kleur rood), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) een of meermalen (met kracht) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geslagen en/of gestompt (waardoor die [slachtoffer] pijn aan haar hoofd heeft bekomen en/of een bult op haar (achter)hoofd heeft opgelopen) en/of een of meermalen (met kracht) tegen die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt en/of een of meermalen (met kracht) aan de tas van die [slachtoffer] heeft/hebben gerukt en/of getrokken;
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 mei 2008 tot en met 15 juni 2008 te Uithoorn en/of Utrecht en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een zwarte (dames)tas, inhoudende (onder meer) een (bruine) portemonnee (met daarin een of meer geldbedrag(en) (van (in totaal) (ongeveer) 13.050 euro) en/of een of meer creditcard(s) en/of een kentekenbewijs en/of een rijbewijs en/of een paspoort en/of medicijnen en/of een brillenkoker en/of een telefoon (Blackberry, kleur rood) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf, verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
In de nacht van 20 mei 2008 omstreeks 02.20 uur werd mw. [slachtoffer], na een bezoek aan het casino te Utrecht, voor haar huis in Uithoorn van diverse goederen beroofd. Onder deze goederen bevond zich een mobiele telefoon (rode Blackberry, met i-meinummer [i-meinummer]). Deze beroving werd, naar het slachtoffer heeft verklaard, gepleegd door een vermoedelijk Marokkaanse jongen, in de leeftijd van 16-17 jaar, met een zeer tenger postuur, ongeveer 1.65 meter lang, met zwart kort haar (aangifte [slachtoffer], dossier deel 1, pagina 1 en 2).
Door de politie werd onderzoek gedaan naar het hierboven genoemd i-meinummer, waaruit naar voren kwam dat de gestolen telefoon in het bezit was gekomen van [getuige]. [getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij de telefoon had gekocht van [verdachte]’, die woonachtig was op Kanaleneiland-Zuid in Utrecht en het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebruikte, dat hij ([getuige]), daags na de aankoop zijn eigen simkaart in de telefoon had gedaan, dat hij de telefoon korte tijd later had doorverkocht aan zijn oom en dat hij op een foto de verdachte herkent als de persoon van wie hij de telefoon heeft gekocht (dossier deel I, eerste en derde verhoor [getuige], resp. pagina’s 29 e.v. en 40 e.v.). Later heeft [getuige] de politie medegedeeld dat hij op woensdag 11 juni 2008 om 20.00 of 20.15 uur was gebeld door diezelfde ‘[bijnaam verdachte]’, die hem daarna bij een ontmoeting in een buurthuis had gevraagd of hij ([getuige]) hem ([bijnaam verdachte]) had verraden (dossier deel I, pagina 100, 101, dossier deel II, pagina 23 en 24).
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft [getuige] zijn de verdachte belastende verklaring ingetrokken en ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij ontkend dat hij de telefoon van de verdachte had gekocht. Het hof acht evenwel de door [getuige] tegenover de politie afgelegde verklaringen betrouwbaar en zal deze voor het bewijs bezigen, nu ze gedetailleerd zijn en aansluiten bij hetgeen blijkt uit andere bewijsmiddelen, zoals hierna zal worden weergegeven. De door [getuige] genoemde motieven om (naar zijn zeggen ten onrechte) de verdachte als verkoper van de telefoon aan te wijzen - de relatie van de verdachte met het zusje van [getuige] en de wens van [getuige] vrijgelaten te worden door de politie - acht het hof daarentegen ongeloofwaardig.
Het dossier bevat voorts een verslag van een telefoongesprek met volgnummer 319 op 11 juni 2008, 20.38, inhoudende:
[getuige] wgd [bijnaam verdachte]
[verdachte]: He, met [bijnaam verdachte], he.
[getuige]: Ja
[getuige]: He?
[verdachte]: Je hebt mijn naam toch zo niet gezegd?
[getuige]: Jij weet niet wat er aan de hand is jongen.
Tevens bevat het dossier het verslag van een telefoongesprek met volgnummer 321 op 11 juni 2008, 20.39, inhoudende:
[getuige] wgd [bijnaam verdachte]
[verdachte]: He luister eens.
[getuige]: Buurthuis, buurthuis, kom buurthuis, zie je.
Beide telefoongesprekjes (dossier deel II, pagina 92), zeer kort na elkaar gevoerd tussen [bijnaam verdachte] en [getuige], bevestigen geheel de eerder door [getuige] afgelegde verklaring voor zover inhoudende dat hij, [getuige], met [bijnaam verdachte] in een buurthuis heeft afgesproken waar [bijnaam verdachte] aan [getuige] heeft gevraagd of hij hem ([bijnaam verdachte]) verraden heeft.
Uit onderzoek is vast komen te staan dat de locaties van de door telefoonnummer [telefoonnummer 1] aangestraalde telefoonmasten in de vroege ochtend van 20 mei 2008, vóór en rond het tijdstip van de onderhavige overval, aansluiten bij de door het slachtoffer gevolgde route toen zij van het casino naar huis reed, alsmede bij de locatie langs de N401, waar spullen afkomstig van de overval zijn gevonden (dossier deel II, pagina 6 t/m 9).
Uit het dossier blijkt ten aanzien van telefoonnummer [telefoonnummer 1] voorts dat dit nummer door de verdachte op 25 oktober 2007 bij zijn inschrijving bij een uitzendbureau is opgegeven. Hiernaar gevraagd, heeft de verdachte zich ter terechtzitting in hoger beroep op zijn zwijgrecht beroepen. In de periode van 10 april 2008 tot en met 12 juni 2008 is met voormeld telefoonnummer onder meer gebeld naar een telefoonnummer op naam van [familienaam verdachte], Nansenlaan 28 te Utrecht (het adres van de verdachte), en naar een telefoonnummer op naam van [betrokkene], met wie de verdachte Holland Casino te Amsterdam heeft bezocht (dossier deel III, pagina 30 e.v.).
Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verdachte telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik had. Hierbij neemt het hof tevens in aanmerking dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in getapte telefoongesprekken tussen [getuige] en de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] de stem van de verdachte hebben herkend (dossier Deel I, pagina’s 108 en 109, en de nagezonden processen-verbaal van bevindingen van 12 mei 2009). Het hof hecht waarde aan deze stemherkenning nu het hof ter terechtzitting in hoger beroep heeft waargenomen dat de verdachte een opvallend stemgeluid heeft. Aan het oordeel dat de verdachte als gebruiker van voormeld telefoonnummer moet worden aangemerkt, doet niet af hetgeen door de raadsman is gesteld, te weten dat het gebruikelijk zou zijn dat veelvuldig van telefoonnummer en telefoons wordt gewisseld. Een dergelijke wisseling van telefoonnummer of telefoon is in deze zaak, op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet aannemelijk geworden.
Gelet op het voorgaande en mede in aanmerking genomen dat het uiterlijk van de verdachte, gelet op diens eigen verklaring bij de politie hieromtrent (dossier Deel I, pagina 66), past in het door het slachtoffer opgegeven signalement van de dader, en de verdachte geen verklaring heeft gegeven voor een aantal hem belastende omstandigheden, staat naar het oordeel van het hof genoegzaam vast dat de verdachte de persoon is geweest die de beroving heeft gepleegd.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 mei 2008 te Uithoorn, op de openbare weg, de Vogellaan, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een zwarte damestas, inhoudende een bruine portemonnee (met daarin een geldbedrag van 13.050 euro) en creditcards en een kentekenbewijs en een rijbewijs en een paspoort en medicijnen en een brillenkoker en een telefoon (Blackberry, kleur rood), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte meermalen met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen waardoor die [slachtoffer] pijn aan haar hoofd heeft bekomen en meermalen tegen die [slachtoffer] heeft geschopt en meermalen met kracht aan de tas van die [slachtoffer] heeft gerukt.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 107 dagen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een straatroof. Het slachtoffer werd, terwijl zij alleen was in de nachtelijke uren beroofd van diverse waardevolle goederen, waaronder een groot geldbedrag. Bij deze beroving heeft de verdachte gebruik gemaakt van fysiek geweld waarbij het slachtoffer klappen en schoppen heeft opgelopen en pijn heeft ondervonden. Straatroof is een ergerlijk feit, dat schade veroorzaakt en niet alleen bij de benadeelde gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengt, maar ook bij de samenleving in het algemeen. Voorts is aannemelijk dat het slachtoffer langere tijd psychisch last heeft gehad van het feit.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 september 2010 is de verdachte eerder, onder meer wegens diefstal, veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de vierde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.M. Brilman, mr. A.M. van Woensel en mr. P.J. Baauw, in tegenwoordigheid van mr. M. Bijleveld, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 oktober 2010.
Mr. P.J. Baauw is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.