ECLI:NL:GHAMS:2010:BO4664
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- G.J. Driessen-Poortvliet
- F.A.A. Duynstee
- Rechtspraak.nl
Behoefte van meerderjarige student in alimentatiezaak
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 12 oktober 2010, gaat het om de vraag of een meerderjarige student, hier aangeduid als [de zoon], recht heeft op een bijdrage in zijn kosten van levensonderhoud en studie van zijn vader. De appellant, [de zoon], is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin zijn verzoek om een maandelijkse bijdrage van € 500,- werd afgewezen. De vader, die sinds 1989 gescheiden is van de moeder van [de zoon], heeft eerder een bijdrage van € 250,- per maand betaald tot [de zoon] 21 jaar werd. De vader heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van [de zoon] en vraagt om niet-ontvankelijkheid of afwijzing van het verzoek.
Tijdens de zitting op 1 september 2010 is [de zoon] niet verschenen, hoewel hij behoorlijk was opgeroepen. Het hof heeft vastgesteld dat [de zoon] momenteel twee studies volgt aan de Universiteit van Amsterdam, maar dat hij door deze studies en fysieke beperkingen niet in staat is om een inkomen te verwerven. Het hof overweegt dat de verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud op grond van bloed- of aanverwantschap alleen bestaat in geval van behoeftigheid. De wetgeving, zoals vastgelegd in artikel 1:392 lid 2 BW, verplicht ouders niet om hun meerderjarige kinderen financieel te ondersteunen voor het volgen van een opleiding.
Het hof concludeert dat de keuze van [de zoon] om twee studies te volgen, en de daaruit voortvloeiende financiële gevolgen, voor zijn eigen risico komen. De vader is niet verplicht om bij te dragen aan de kosten van levensonderhoud en studie van [de zoon] na zijn 21ste verjaardag. Het hof wijst ook het beroep van [de zoon] op een natuurlijke verbintenis af, omdat er onvoldoende bewijs is dat de verhoging van de bijdrage in 2005 een blijvende verplichting met zich meebracht. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank, waarmee het verzoek van [de zoon] wordt afgewezen.