ECLI:NL:GHAMS:2010:BO6035

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.064.792-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.G. Kemmers
  • G.J. Driessen-Poortvliet
  • F.A.A. Duynstee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie na letselschade en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie. De man, die in 1997 met de vrouw is getrouwd, heeft op 7 mei 2010 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem van 16 februari 2010. De rechtbank had bepaald dat de man een bijdrage van € 170,- per kind per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun twee kinderen, met ingang van 19 augustus 2008. De man stelt dat hij door letsel, opgelopen tijdens een politieoptreden op 17 maart 2009, niet meer in staat is om te werken en daarom niet meer in staat is om de alimentatie te betalen. Hij heeft een letselschadevergoeding van € 85.000,- ontvangen, maar stelt dat dit niet voldoende is om zijn kosten te dekken.

Tijdens de zitting op 1 september 2010 heeft het hof de situatie van beide partijen beoordeeld. De man heeft geen inkomsten meer gegenereerd sinds het politieoptreden en zijn echtgenote is ook niet in staat om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof heeft vastgesteld dat de man niet arbeidsongeschikt is verklaard, maar dat zijn letsel wel een relevante wijziging van omstandigheden vormt die een herbeoordeling van de alimentatie rechtvaardigt.

Het hof heeft de behoefte van de vrouw aan de door de rechtbank vastgestelde bijdrage van € 455,- per maand niet betwist geacht. Na beoordeling van de feiten en omstandigheden heeft het hof geconcludeerd dat de bijdrage van € 170,- per kind per maand nog steeds in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. De beslissing van de rechtbank is dan ook bekrachtigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam en openbaar uitgesproken op 12 oktober 2010.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 12 oktober 2010 in de zaak met zaaknummer 200.064.792/01 van:
[…],
wonende te […],
APPELLANT,
advocaat: mr. L. de Jong te Purmerend,
t e g e n
[…],
wonende te […],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. M.D.J.M. Bruin te Purmerend.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2. De man is op 7 mei 2010 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 16 februari 2010 van de rechtbank Haarlem, met kenmerk 162038/09-3280.
1.3. De vrouw heeft op 22 juni 2010 een verweerschrift ingediend.
1.4. De man heeft op 18 augustus 2010 nadere stukken ingediend.
1.5. De zaak is op 1 september 2010 ter terechtzitting behandeld.
1.6. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn [in] 1997 gehuwd. Hun huwelijk is op 19 augustus 2008 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 8 juli 2008 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk zijn geboren […] (hierna: [kind A]) [in] 1999 en [kind B] [in] 2003 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag uit over de kinderen.
2.2. Bij beschikking van 8 juli 2008 van de rechtbank Haarlem is een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen bepaald van € 170,- per kind per maand met ingang van 19 augustus 2008.
Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.
2.3. Ten aanzien van de man is het volgende gebleken.
Hij is geboren [in] 1967. Hij is [in] 2010 getrouwd met mevrouw [x].
Zijn echtgenote voorziet niet in eigen levensonderhoud.
In de nacht van 17 maart 2009 is hij slachtoffer geworden van een doorzoeking in zijn woning door de politie Zaanstreek-Waterland waarbij hij letsel heeft opgelopen. Achteraf bleek deze doorzoeking ongegrond en op een fout van de politie te berusten.
Blijkens de brieven van 10 januari 2010 van mr. J.I. Noordsij, arts-medisch adviseur, en van 1 februari 2010 van mevrouw A.S. van Stuijvenberg, arts RGA, blijft onduidelijk welk letsel de man precies heeft en ten gevolge waarvan.
Blijkens een vaststellingsovereenkomst van 22 april 2010 en de daarbij behorende belastinggarantie heeft hij een vergoeding voor de geleden en in de toekomst nog te lijden materiële en immateriële schade verband houdend met het ongeval ontvangen van € 85.000,- netto.
Uit de brieven van […] (hierna: [B.V. 1]) en […] (hierna: [B.V. 2]) van respectievelijk 26 november 2009 en 8 december 2009 blijkt dat hij, na 23 jaar in dienst te zijn geweest bij [B.V. 1], zzp’er is geworden, een samenwerking met [B.V. 2] is aangegaan en een contract handelsagentuur met [B.V. 1] heeft gesloten. Na het incident van 17 maart 2009 is de samenwerking met beide ondernemingen verbroken.
Aan huur betalen hij en zijn echtgenote € 1.050,- per maand.
Aan premie voor een zorgverzekering betaalt hij € 124,- per maand.
Hij heeft kosten in verband met de omgang met [kind A] die om de week op zondag plaatsvindt.
2.4. Ten aanzien van de vrouw is het volgende gebleken.
Zij is geboren [in] 1967. Zij vormt met de kinderen van partijen een eenoudergezin.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is – voor zover van belang – het verzoek van de man de beschikking van 8 juli 2008 van de rechtbank Haarlem in zoverre te wijzigen dat de kinderbijdrage met ingang van 1 april 2009 op nihil wordt gesteld, dan wel dat met ingang van een zodanige datum een zodanige bijdrage wordt vastgesteld als de rechtbank juist acht, afgewezen.
3.2. De man verzoekt de afwijzing van zijn verzoek tot nihilstelling c.q. verlaging van de kinderbijdrage te vernietigen en zijn inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
3.3. De vrouw verzoekt – naar het hof begrijpt – het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen dan wel een zodanige bijdrage vast te stellen als het hof juist zal achten.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Het hof dient te beoordelen of de bijdrage voor de kinderen door wijziging van omstandigheden nog voldoet aan de wettelijke maatstaven. De man stelt dat hij niet meer in staat is een bijdrage te voldoen. Het door hem opgelopen letsel maakte het hem feitelijk onmogelijk zijn werk nog goed uit te oefenen, zodat [B.V. 1] en [B.V. 2] de contracten met hem hebben opgezegd, aldus de man. Deze stelling is bevestigd in de door de man overgelegde brieven van [B.V. 1] en [B.V. 2]. Voor het hof is het vorenstaande een rechtens relevante wijziging van omstandigheden op grond waarvan opnieuw beoordeeld dient te worden of de op 8 juli 2008 vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen nog voldoet aan de wettelijke maatstaven.
4.2. De behoefte van de vrouw aan de door de rechtbank vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 455,- per maand wordt niet betwist en staat derhalve vast.
4.3. Het hof overweegt als volgt. Ten aanzien van de man is gebleken dat hij op 7 september 2010 een traject bij het ziekenhuis zal volgen, waarbij onderzocht wordt welk letsel hij precies heeft, zodat duidelijk zal worden welke fysieke werkzaamheden de man al dan niet kan verrichten. Hoewel hij op dit moment niets wil forceren, is de man wel voornemens opnieuw aan het arbeidsproces deel te nemen. Weliswaar stelt de man dat hij op dit moment niet in staat is om te werken, doch uit de door hem overgelegde stukken is niet gebleken dat hij arbeidsongeschikt is verklaard. De man heeft sinds het politieoptreden geen inkomsten meer gegenereerd. Wel heeft hij een letselschadevergoeding ontvangen van in totaal
€ 85.000,-. Blijkens de pleitnota van de advocaat van de man is dit bedrag onder meer opgebouwd uit de posten ‘verlies aan verdienvermogen in maart 2009 t/m april 2010’ voor een bedrag van € 41.877,- en ‘toekomstige schade’ voor een bedrag van € 22.769,-. Gesteld noch gebleken is dat de post toekomstige schade betrekking heeft op andere uitgaven dan het verlies aan verdienvermogen, zodat het hof deze twee schadeposten zal aanmerken als het inkomen van de man over de periode maart 2009 tot en met december 2010.
Bij de bepaling van de draagkracht van de man zal voor het overige worden uitgegaan van hetgeen onder de feiten is opgenomen. Nu ook zijn echtgenote slachtoffer is geweest van genoemd politieoptreden en momenteel evenmin inkomsten geniet, zal het hof zal bij de bepaling van de draagkracht van de man de gezinsnorm hanteren.
4.4. Op grond van de feiten en omstandigheden die hiervoor zijn vermeld en van hetgeen hiervoor is overwogen, is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 170,- (die na de wettelijke indexering met ingang van 1 januari 2010 € 180,69 bedraagt) per kind per maand nog steeds in over¬eenstemming met de wettelijke maatstaven.
4.5. Het hof ziet geen aanleiding om de bijdrage per 1 januari 2011 reeds nu op een ander bedrag te bepalen, nu het niet uitgesloten is dat de man naar aanleiding van de bevindingen van het ziekenhuis alsdan weer een inkomen geniet dat op een vergelijkbaar niveau ligt als ten tijde van de vaststelling van de bijdrage op 8 juli 2008.
4.6. Dit leidt tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.G. Kemmers, G.J. Driessen-Poortvliet en F.A.A. Duynstee in tegenwoordigheid van mr. H.T. Gitsels als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2010.