ECLI:NL:GHAMS:2010:BO6424
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- G.J. Driessen-Poortvliet
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- Rechtspraak.nl
Wijziging van ouderlijk gezag in het belang van het kind
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 16 november 2010, staat de wijziging van het ouderlijk gezag centraal. De vrouw, appellante, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 6 mei 2010, waarin haar verzoek om het gezamenlijk gezag over haar minderjarige dochter te wijzigen in eenhoofdig gezag was afgewezen. De vrouw en de man zijn in 2002 gehuwd, maar hun huwelijk is op 4 september 2008 ontbonden. Uit hun huwelijk is in 2006 een dochter geboren, die bij de vrouw verblijft. De man is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting geadviseerd om de vrouw te belasten met het eenhoofdig gezag, gezien de omstandigheden waarin de man zich niet heeft laten horen en de vrouw praktische bezwaren ondervindt bij het gezamenlijk gezag. Het hof heeft vastgesteld dat er geen contact bestaat tussen de man en de vrouw, en dat de man geen invulling geeft aan zijn ouderlijk gezag. De vrouw heeft in het verleden meldingen gedaan van bedreigingen en gewelddadig gedrag van de man, wat heeft geleid tot haar vertrek uit de echtelijke woning.
Het hof oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat de vrouw alleen met het gezag wordt belast, omdat dit spanningen tussen de ouders voorkomt die schadelijk kunnen zijn voor de ontwikkeling van het kind. De beslissing van het hof is om de bestreden beschikking te vernietigen en de vrouw het eenhoofdig gezag over de minderjarige toe te kennen, met de opmerking dat het belangrijk is dat het kind opgroeit met kennis van haar biologische vader.