parketnummer: 23-002763-09
datum uitspraak: 22 december 2010
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 juni 2008 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-411100-08 en 13-410971-08 en 13-411443-08 (respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C) tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1953,
adres: [adres].
Ontvankelijkheid van het ingestelde hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg in drie zaken (A, B en C) gedagvaard om op 24 juni 2008 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De dagvaarding in zaak B is de verdachte op 20 maart 2008 in persoon betekend en de dagvaarding in zaak C is de verdachte op 28 april 2008 in persoon betekend.
De verdachte is op 24 juni 2008 in de gevoegde zaken bij verstek veroordeeld.
Tegen dit vonnis heeft verdachte niet binnen veertien dagen nadien hoger beroep ingesteld, maar eerst op 26 mei 2009.
Nu het hoger beroep in de zaken B en C niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld zal verdachte in de zaken B en C niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep.
Het hof zal de door de politierechter te Amsterdam ter zake van de zaken B en C opgelegde gevangenisstraf bepalen op één week.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 24 juni 2008 en op de terechtzitting in hoger beroep van 22 december 2010.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Aan de verdachte is in zaak A tenlastegelegd dat:
hij op 13 maart 2008 te Amsterdam [verbalisant] (surveillant van politie bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik een pistool had, schoot ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 maart 2008 te Amsterdam [verbalisant] (surveillant van politie bij de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik een pistool had, schoot ik je dood" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in zaak A, B en C ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A, B en C ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Het Hof zal evenwel zoals hiervoor overwogen de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep in de zaken B en C.
Het hof heeft in hoger beroep zijn oordeel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een verbalisant, door te zeggen: als ik een wapen had, schoot ik je dood – of woorden van gelijke strekking. De verdachte heeft vervolgens zijn excuses willen aanbieden aan de verbalisant en heeft aangegeven dat hij zijn woorden niet serieus meende. Wat daar ook van zij, hij had zijn dreigende woorden niet mogen uiten.
Ten nadele van de verdachte heeft het hof gewogen dat blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 december 2010 de verdachte eerder is veroordeeld.
Ten voordele van de verdachte betrekt het hof bij zijn oordeel de brief van mevrouw [medewerkster] van het Leger des Heils, d.d. 20 mei 2009, waarin kort gezegd staat dat de verdachte zijn leven sinds september 2009 een positieve wending heeft gegeven. Deze informatie lijkt te worden bevestigd door het feit dat de verdachte nadien niet meer met justitie in aanraking is gekomen. Een detentie zou deze positieve wending kunnen doorbreken.
Het hof zal acht, alles afwegende, passend en geboden dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9a, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ten aanzien van de zaken B en C.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, maar uitsluitend wat betreft de beslissing ten aanzien van zaak A en de daarin opgelegde gevangenisstraf, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezenverklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak A meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Bepaalt dat ter zake van de zaken B en C de duur van de door de politierechter te Amsterdam opgelegde gevangenisstraf één week beloopt.
Dit arrest is gewezen door de achtste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E.M. Röttgering, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. C.J.D. Waal, in tegenwoordigheid van mrs. M. Boelens en M.N. Maris, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 december 2010.
Mr. C.J.D. Waal is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.