4.6 Ook met betrekking tot de door [geïntimeerden] beweerde toerekenbare tekortkoming van Hoogeveen B.V. concludeert het hof dat ter onderbouwing daarvan niet voldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld.
Vaststaat dat G.J. Hoogeveen (verder te noemen Hoogeveen), statutair directeur van Hoogeveen B.V., op 9 januari 2004 (productie 4 conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie) een e-mail van de Rabobank Veghel-Erp heeft doorgestuurd aan [naam] en zijn accountant, met kopie aan [geïntimeerde sub2]. In deze mail staat dat de financieringsaanvraag die dag door de afdeling fiattering van de Rabobank Nederland was goedgekeurd en dat het garantiefonds van de Rabobank enige dagen daarna nog uitsluitsel zou geven over de in de financieringsopzet opgenomen stimuleringslening.
Op 13 januari 2004 heeft Hoogeveen aan de accountant van [naam] telefonisch doorgegeven dat het garantiefonds zich positief had uitgesproken over deze lening en op dezelfde dag heeft [geïntimeerde sub2] de overname van Autodrome met traktaties voor [naam] en het personeel van Autodrome gevierd.
Zoals in het financieringsvoorstel van de bank aan [geïntimeerden] (brief d.d. 19 januari 2004, productie 10 bij conclusie van antwoord in reconventie) is vermeld, was dit voorstel gebaseerd op het eerder door de bank met [geïntimeerde sub2] hierover gevoerd gesprek en maakten daarvan een aantal voorwaarden en afspraken met [geïntimeerde sub2] deel uit. De brief eindigt als volgt: “Na ontvangst van het getekende voorstel neem ik contact met u op over de verdere afwikkeling van de financiering.”
Aan het slot van het bij de brief gevoegde financieringsvoorstel is vermeld:
“Ondertekening
Als u van deze aanbieding gebruik wilt maken, vul dan de in dit financieringsvoorstel ontbrekende gegevens aan. Voor u betekent dit:
* onderteken een exemplaar van dit financieringsvoorstel en retourneer het voor 21 januari 2004,
De bank attendeert u er op dat u zich door ondertekening van het financieringsvoorstel jegens de bank bindt, conform de daarin en in de verdere uitwerking van het financieringsvoorstel genoemde voorwaarden. De bank kan deze aanbieding echter uitsluitend gestand doen als de gevraagde zekerheden gesteld zijn en als aan de overige voorwaarden is voldaan.”
Vaststaat dat [geïntimeerde sub2] het voorstel niet (tijdig) heeft ondertekend en geretourneerd aan de Rabobank, maar daarentegen op 29 januari 2004 buiten weten van Hoogeveen B.V. een schriftelijk verzoek tot financiering van de overname van Autodrome (en bovendien van een ander bedrijf, Active Car Lease) aan DFM heeft gericht.
Uit de stellingen van [geïntimeerden] volgt niet (voldoende concreet) dat [geïntimeerde sub2] met de inhoud van het financieringsvoorstel van de Rabobank niet bekend was of dat dit in strijd was met het eerder door de bank met hem besprokene, en dat Hoogeveen B.V. in dat opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten. Evenmin hebben zij (voldoende concreet) gesteld dat het [geïntimeerden] niet bekend of duidelijk was dat [geïntimeerde sub2] zelf in verband met dit financieringsvoorstel aan een aantal voorwaarden moest voldoen en dat daarvan de uiteindelijke financiering afhankelijk was, terwijl zij ook niet (voldoende) feiten en omstandigheden hebben aangevoerd waaruit zou volgen dat Hoogeveen B.V. zich in dit verband op enigerlei wijze niet van haar zorgplicht heeft gekweten.
Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat [geïntimeerden], gezien de gemotiveerde betwisting ter zake van Hoogeveen B.V., hun verwijt aan Hoogeveen B.V. dat deze in onvoldoende mate heeft getracht tijdig aan de door de Rabobank gestelde voorwaarden voor financiering te voldoen, onvoldoende hebben onderbouwd. Dit geldt ook voor de - door Hoogeveen B.V. gemotiveerd bestreden - stelling dat de in de offerte gestelde condities voor een groot gedeelte afhankelijk waren van werkzaamheden van Hoogeveen B.V. en dat de financiering om die reden niet volledig was geregeld. In dat verband wijst het hof erop dat ook uit het door [geïntimeerden] overgelegde ‘kritisch tijdspad’ (productie 16 bij memorie van antwoord) niet blijkt dat in het kader van de afwikkeling van de overname op Hoogeveen B.V. verplichtingen rustten die zij niet is nagekomen.
Van dit alles uitgaande en gezien het feit dat [geïntimeerde sub2] bij de regeling van de financiering de regie had, hebben [geïntimeerden] onvoldoende onderbouwd dat Hoogeveen B.V. toerekenbaar is tekortgeschoten bij de nakoming van de overeenkomst van opdracht.
Deze conclusie wordt niet anders wanneer het hof de verspreide nieuwe verwijten in aanmerking neemt die [geïntimeerden] in hun memorie van antwoord aan het adres van Hoogeveen B.V. hebben geformuleerd. Niet valt in te zien hoe deze nieuwe verwijten - bijvoorbeeld ten aanzien van het niet verrichten van een boekenonderzoek of een due diligence onderzoek, het niet controleren van de offerte, het niet (her)onderhandelen over de vraagprijs, het niet nalopen van een checklist - voortspruiten uit de (contractuele) relatie tussen partijen, waarover het hof reeds heeft geoordeeld dat [geïntimeerden] onvoldoende concrete stellingen hebben betrokken omtrent de wijze waarop de desbetreffende verbintenissen tot stand gebracht zijn.
Voor zover [geïntimeerden] dit verwijt zoeken in het niet produceren van ‘genormaliseerde’ cijfers over 2003 geldt hetzelfde, waarbij [geïntimeerden] evenmin een voldoende concrete onderbouwing geven aan hun standpunt dat deze kwestie - anders dan uit de door hen overgelegde producties 4 en 5 bij memorie van antwoord volgt - niet op de weg van [geïntimeerden] (maar op die van Hoogeveen B.V.) lag.
Tot slot overweegt het hof tegen deze achtergrond nog dat afgezien van de contractuele grondslag, die blijkens het voorgaande niet tot toewijzing van de vorderingen van [geïntimeerden] kan leiden, geen concrete feiten zijn aangedragen of stellingen zijn betrokken die meebrengen dat het handelen van Hoogeveen B.V. als onrechtmatig jegens [geïntimeerden] moet worden gekwalificeerd.
Aan het bewijsaanbod van [geïntimeerden] wordt gezien het bovenstaande voorbijgegaan.