In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellanten, gezamenlijk aangeduid als Waterland c.s., tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, waaronder de stichting Stichting Continuïteit SWW II en verschillende besloten vennootschappen, hebben op 20 januari 2010 hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 28 oktober 2009. In het hoger beroep hebben de appellanten zes grieven ingediend en bewijs aangeboden, met als doel het vonnis te vernietigen en hun vorderingen toegewezen te krijgen. De geïntimeerde, die in deze procedure als eiser in conventie en verweerder in reconventie optreedt, heeft zijn eisen gewijzigd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis, met uitzondering van enkele onderdelen.
Tijdens de pleidooien op 11 mei 2011 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen een wijziging van de eis in conventie door de geïntimeerde, die volgens hen in strijd is met de goede procesorde. Het hof heeft echter geoordeeld dat de wijziging van de eis in reconventie niet in strijd is met de goede procesorde en dat er geen bezwaren zijn tegen de wijziging van de eis in conventie. Het hof heeft de zaak nog niet voldoende geïnstrueerd en heeft de geïntimeerde in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de feitelijke onderbouwing die de appellanten tijdens het pleidooi hebben gegeven. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor verdere behandeling.
Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat het beginsel van hoor en wederhoor in acht moet worden genomen en dat beide partijen de gelegenheid moeten krijgen om op elkaars uitlatingen te reageren. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de beslissing over de kosten is aangehouden tot een later moment.