In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 september 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor zware mishandeling van een persoon genaamd [benadeelde], waarbij hij op 14 maart 2010 in Amsterdam met een glas in het gezicht van het slachtoffer sloeg, wat resulteerde in blijvend letsel. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, maar de raadsvrouw van de verdachte pleitte voor ontslag van rechtsvervolging op basis van noodweer. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een noodweersituatie, aangezien de verdachte niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan zware mishandeling en de eerder opgelegde straf aangepast naar een onvoorwaardelijke werkstraf van 150 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 11.471,50 toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.