ECLI:NL:GHAMS:2011:BP3801

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.001.169/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering van aandelen in Rodamco Europe N.V. in het kader van een overnameprocedure

In deze zaak, die voor de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam werd behandeld, stond de waardering van de aandelen van Rodamco Europe N.V. centraal. Eiseres Unibail-Rodamco S.E. had een procedure aangespannen tegen verschillende gedaagden, waaronder Trafalgar Entropy Fund en de Vereniging van Effectenbezitters, met betrekking tot de overname van aandelen. De Ondernemingskamer had eerder deskundigen aangesteld om de waarde van de aandelen te bepalen, en in dit arrest werd de uitkomst van dat onderzoek besproken. De deskundigen concludeerden dat de waarde per aandeel Rodamco per 30 juni 2010 € 76,31 bedroeg, gebaseerd op de door Rodamco gerapporteerde netto-intrinsieke waarde (NNNAV) en correcties voor economische waarde. Unibail had betoogd dat de waarde verhoogd moest worden met een overnamepremie, maar de Ondernemingskamer verwierp dit argument en stelde dat de deskundigen een juiste methode voor waardering hadden gehanteerd. De Ondernemingskamer droeg de deskundigen op om hun rapport te actualiseren en de zaak werd aangehouden voor verdere behandeling. Dit arrest benadrukt de complexiteit van waarderingen in overnameprocedures en de rol van deskundigen in het vaststellen van een eerlijke waarde voor aandelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
ARREST in de zaak met rolnummer 200.001.169/01 OK van
de rechtspersoon naar Frans recht
UNIBAIL-RODAMCO S.E.,
gevestigd te Parijs, Frankrijk,
EISERES,
advocaat: mr. J.J. Prinsen, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaiman Eilanden
TRAFALGAR ENTROPY FUND,
gevestigd te Georgetown, Kaaiman Eilanden,
GEDAAGDE,
advocaat: mr. P.N. van Regteren Altena, kantoorhoudende te Amsterdam,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING VAN EFFECTENBEZITTERS,
gevestigd te 's-Gravenhage,
3. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaiman Eilanden
BLACK RIVER GLOBAL EQUITY FUND LIMITED,
gevestigd te Georgetown, Kaaiman Eilanden,
4. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaiman Eilanden
CITADEL EQUITY FUND LIMITED,
gevestigd te Georgetown, Kaaiman Eilanden,
5. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaiman Eilanden
HENDERSON GLOBAL EQUITY MULTI-STRATEGY FUND LIMITED,
gevestigd te Georgetown, Kaaiman Eilanden,
GEDAAGDEN,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, kantoorhoudende te Amsterdam,
6. de rechtspersoon naar het recht van de Britse Maagdendeilanden
DEEPHAVEN GROWTH OPPORTUNITIES TRADING LTD.,
gevestigd te Road Town Tortola, Britse Maagdeneilanden,
7. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaiman Eilanden
DEEPHAVEN EUROPEAN EVENT MASTER FUND LTD.,
gevestigd te Georgetown, Kaaiman Eilanden,
8. de rechtspersoon naar het recht van de Kaaiman Eilanden
DEEPHAVEN EVENT TRADING LTD.,
gevestigd te Georgetown, Kaaiman Eilanden,
GEDAAGDEN,
advocaat: mr. M. Das, kantoorhoudende te Amsterdam,
9. ALLE ONBEKENDE HOUDERS VAN GEWONE AANDELEN IN DE TE ROTTERDAM GEVESTIGDE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP RODAMCO EUROPE N.V.,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in of buiten Nederland,
GEDAAGDEN,
niet verschenen.
1. Het verloop van het geding
1.1 Eiseres wordt hierna Unibail genoemd. Gedaagde sub 1 wordt Trafalgar genoemd, gedaagde sub 2 wordt VEB genoemd.
1.2 Wat betreft het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar arresten in deze zaak van 9 en 30 maart 2010.
1.3 Bij het arrest van 9 maart 2010 heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – Unibail in de gelegenheid gesteld bij akte opheldering te verschaffen over de omschrijving van gedaagden in de dagvaarding alsmede de betrokken aandeelhouders opnieuw bij exploot in het geding te roepen. Voorts heeft de Ondernemingskamer een onderzoek door drie nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken deskundigen bevolen naar de waarde van de over te dragen aandelen in het geplaatste kapitaal van Rodamco Europe N.V. (hierna Rodamco te noemen), gevestigd te Rotterdam. Bij het arrest van 30 maart 2010 heeft de Ondernemingskamer prof. dr. L. Traas, drs. K.W.M. Scheepers en drs. E.T. Woudenberg als deskundigen aangewezen.
1.4 Unibail heeft, als “Unibail-Rodamco SE (voorheen: Unibail-Rodamco S.A.)”, bij exploot van 1 april 2010 aan “alle onbekende houders van gewone aandelen in het geplaatste kapitaal van de statutair te Rotterdam gevestigde naamloze vennootschap Rodamco Europe N.V.” een ‘akte tot nadere toelichting’ met producties doen betekenen en hen doen oproepen om ter terechtzitting van de Ondernemingskamer van 4 mei 2010 in dit geding te verschijnen teneinde zich desgewenst uit te laten over de vordering van Unibail.
1.5 Unibail heeft vervolgens voornoemde ‘akte tot nadere toelichting’ genomen en daarbij een zevental producties in het geding gebracht. Unibail heeft bij deze akte medegedeeld dat zij op 15 mei 2009, met behoud van identiteit, is omgezet in een Europese Vennootschap (Societas Europea). Deze omzetting is in de aanhef van dit arrest tot uitdrukking gebracht.
1.6 De deskundigen hebben op 12 juli 2010 hun deskundigenbericht met betrekking tot de waarde van de aandelen Rodamco uitgebracht.
1.7 Unibail heeft bij akte gereageerd op het deskundigenbericht. VEB en Trafalgar hebben vervolgens elk bij antwoordakte gereageerd op het deskundigenbericht en op de stellingen daarover van Unibail.
1.8 Ten slotte hebben Unibail en VEB op 31 augustus 2010 de stukken van het geding overgelegd en arrest gevraagd.
2. De vaststaande feiten
Wat betreft de feiten verwijst de Ondernemingskamer naar hetgeen dienaangaande is overwogen in het voormelde arrest van 9 maart 2010.
3. De gronden van de beslissing
3.1 De Ondernemingskamer blijft bij hetgeen zij heeft overwogen en beslist in voormelde tussenarresten.
3.2 Bij het het tussenarrest van 9 maart 2010 heeft de Ondernemingskamer vastgesteld dat Unibail “alle onbekende aandeelhouders van gewone aandelen op naam” van Rodamco heeft doen dagvaarden en dat dit mogelijk op een misverstand berust nu er ook aandelen aan toonder zijn. De Ondernemingskamer heeft Unibail in de gelegenheid gesteld op dit punt bij akte, met bewijsstukken, opheldering te verschaffen. Omdat niet uitgesloten kan worden dat een of meer aandeelhouders niet zijn verschenen omdat zij aannamen dat de dagvaarding op hen geen betrekking had, heeft de Ondernemingskamer Unibail voorts opgedragen de betrokken aandeelhouders bij exploot in het geding te roepen onder betekening van de hiervoor bedoelde akte tezamen met de bewijsstukken en dit arrest.
3.3 Zoals hiervoor in 1.4 is vermeld heeft Unibail bij exploot alsnog “alle onbekende houders van aandelen” doen oproepen om in onderhavige procedure te verschijnen. Unibail heeft voorts bij de meebetekende ‘akte tot nadere toelichting’ verklaard dat in de dagvaarding van 14 december 2007 abusievelijk de woorden “op naam” zijn opgenomen, dat alle aandelen die Unibail door onderhavige procedure wenst te verkrijgen zijn verbonden aan één aandeelbewijs dat wordt bewaard door het centraal instituut Euroclear Nederland, dat alle door haarzelf gehouden aandelen door uitlevering uit het systeem van de Wet giraal effectenverkeer zijn gebracht en op naam van Unibail zijn gesteld en dat er geen andere aandelen in het geplaatste kapitaal van Rodamco op naam zijn gesteld. Ook de exploten in deze procedure van 3 juli 2008 en 23 maart 2009 bevatten de voormelde verschrijving. Hoewel de aanhef van deze exploten voormelde verschrijving bevatten, moeten de exploten worden geacht te zijn gericht tegen alle onbekende houders van gewone aandelen van Rodamco en van deze strekking van de exploten getuigen ook de uittreksels daarvan in de landelijke dagbladen Het Financieele Dagblad en NRC Handelsblad, aldus Unibail. Unibail heeft als producties bij de akte tot nadere toelichting overgelegd:
1. de exploten van dagvaarding van 14 december 2007, van 4 juni 2008, houdende betekening akte wijziging eis en oproeping, en 23 maart 2009, houdende betekening akte wijziging eis en oproeping ;
2. kopieën van advertenties houdende uittreksels van exploten van dagvaarding en akten wijziging eis;
3. de tussenarresten van de Ondernemingskamer in de onderhavige zaak van 9 en 30 maart 2010.
3.4 De Ondernemingskamer stelt vast dat ter rolle van 4 mei 2010 geen nieuwe gedaagden in de procedure zijn verschenen en dat de gezamenlijke andere aandeelhouders van Rodamco inmiddels op de juiste wijze zijn gedagvaard om in deze procedure te verschijnen. Voor zover nog nodig verleent de Ondernemingskamer verstek tegen hen. Op grond van de in het geding gebrachte stukken en de (nadere) toelichting van Unibail hieromtrent stelt de Ondernemingskamer dan ook vast dat Unibail de vordering heeft ingesteld tegen de gezamenlijke andere aandeelhouders en dat haar vordering in zoverre deugdelijk is.
3.5 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en hetgeen reeds in het arrest van 9 maart 2010 is overwogen kan de vordering van Unibail worden toegewezen en is thans nog (slechts) de vaststelling van de door Unibail te betalen prijs voor de over te dragen aandelen Rodamco aan de orde.
3.6 Bij haar arrest van 9 maart 2010 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek door drie deskundigen gelast naar de waarde van de over te dragen aandelen. Daarbij heeft de Ondernemingskamer overwogen dat de deskundigen die waarde dienen te bepalen per een zo recent mogelijk datum door middel van een methode die binnen de professie algemeen is aanvaard voor de bepaling van de waarde van een (thans) niet beursgenoteerd vastgoedfonds.
De waarderingsmethode en conclusie
3.7 De deskundigen hebben de door hen gebruikte waarderingsmethode in hun rapport toegelicht. Zij zijn uitgegaan van de prijs die “een redelijk handelende willige verkoper en een redelijk handelende willige koper na een zorgvuldige voorbereiding zouden overeenkomen bij een veronderstelde verkoop” en de deskundigen achten dit waardebegrip in overeenstemming met de economische waarde ofwel “fair value”. Voorts zijn de deskundigen bij de bepaling van de waarde per aandeel uitgegaan van de pro-rata waarde, zonder rekening te houden met eventuele premies of kortingen als gevolg van beperkte verhandelbaarheid en dergelijke.
De deskundigen hebben aansluiting gezocht bij de richtlijnen voor de berekening van de intrinsieke waarde, ofwel de Net Asset Value (hierna NAV te noemen), van niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen van de European Association for Investors in Non-listed Real Estate Vehicles (hierna INREV te noemen) en bij de richtlijnen van de European Public Real Estate Association (hierna EPRA te noemen) voor de berekening van de NAV en de Triple Net Asset Value (hierna NNNAV te noemen) van beursgenoteerde vastgoedfondsen. Op grond van een vergelijking van de richtlijnen van de INREV en van de EPRA en na een (uitvoerige) beschrijving van de verschillen daartussen voor zover deze relevant zijn voor de waardering in deze zaak, met bespreking van de standpunten van partijen dienaangaande, komen de deskundigen tot de volgende conclusie ten aanzien van de waarderingsmethode.
“(T)er bepaling van de waarde van de aandelen Rodamco (dient te worden uitgegaan) van de door Rodamco gerapporteerde NNNAV zoals vermeld [in] haar jaarverslag. Hierbij dienen (…) drie posten te worden opgeteld, te weten: 1) de niet-geactiveerde en niet-afgeschreven acquisitiekosten over de afgelopen vijf jaar, 2) het verschil tussen de nominale waarde en de huidige waarde van de naar verwachting in de toekomst bij verkoop van het vastgoed verschuldigde belasting op de fiscale boekwinst en 3) het verschil tussen de nominale waarde en de huidige waarde van de naar verwachting in de toekomst te betalen verkoopkosten en overdrachtsbelasting. Een kernvraag is of nu nog uit kan worden gegaan van de NNNAV per 31 december 2009 (…). De Onderzoekers zijn van oordeel dat toepassing van de NNNAV per 31 december 2009 verantwoord is omdat er een aantal aanwijzingen is dat de NNNAV sindsdien niet in belangrijke mate is veranderd en omdat er per definitie sprake is van een vertragingseffect bij de rapportage van de NNNAV. Ook in het geval dat zou worden besloten te wachten op de cijfers per 30 juni 2010 dient men zich te realiseren dat deze pas eind augustus beschikbaar zijn. Onderzoekers bepleiten daarom bij de waardebepaling per een zo recent mogelijke datum uit te gaan van de veronderstelling dat de bruto-waarde van de bezittingen van Rodamco (exclusief schulden) per 30 juni 2010 bij benadering gelijk zal zijn aan die per 31 december 2009. Vervolgens moet dan nog wel rekening worden gehouden met de netto-winst die per 30 juni 2010 zal zijn bereikt, verminderd met het in juni 2010 uitgekeerde dividend. Het saldo van deze beide bedragen zal per 30 juni 2010 als ingehouden winst in Rodamco beschikbaar zijn en dan dus de schuldpositie in beginsel verminderen en derhalve ter vaststelling van de netto-intrinsieke waarde moeten worden bijgeteld.”
De deskundigen hebben zich vervolgens de vraag gesteld of de door Rodamco gepubliceerde cijfers, over de (voor de drie hiervoor omschreven posten) gecorrigeerde NNNAV per 31 december 2009 en over de winst per aandeel Rodamco over de eerste zes maanden van 2010 bruikbaar zijn voor de waardebepaling per 30 juni 2010 en deze vraag bevestigend beantwoord.
Ten slotte concluderen de deskundigen omtrent de waarde als volgt.
“De waarde van de aandelen Rodamco bedraagt volgens de Onderzoekers per 30 juni 2010 € 76,31 per aandeel. De basis voor de berekening van deze waarde is de door Rodamco per 31 december 2009 gerapporteerde NNNAV. Hierop is door de onderzoekers een aantal correcties aangebracht om de werkelijke economische waarde beter te benaderen. Vervolgens is de waarde per 30 juni 2010 bepaald door een schatting te maken van de winst van Rodamco over de eerste zes maanden van 2010 en te veronderstellen dat zich sinds 31 december 2009 geen substantiële wijzigingen in de NNNAV hebben voorgedaan. De Onderzoekers menen de gemaakte aannames op redelijke gronden te hebben gebaseerd, maar dit sluit niet uit dat de werkelijke winst en NNNAV per 30 juni 2010 hiervan zullen afwijken.”
3.8 Unibail heeft in een reactie op het concept-rapport van de deskundigen – zo beschrijven deskundigen in het rapport – onder meer opmerkingen gemaakt over de door de deskundigen gehanteerde waarderingsmethode. Unibail heeft in haar akte na deskundigenbericht verwezen naar de desbetreffende passages en deze gehandhaafd. Unibail kiest zelf als uitgangspunt de ‘liquidatie NAV methode’. Zij doet dat welbewust, omdat deze methode een “reëel beeld van de waarde op moment van registratie” geeft. Op dat moment is er volgens Unibail duidelijkheid over alle relevante factoren. De liquidatie NAV methode is, naar zij stelt, voor een fonds als Rodamco als ‘aggregator’ van individuele vastgoedbeleggers zeer relevant omdat een belegger directe investeringen in vastgoed en in fondsparticipaties kan vergelijken op basis van een ‘snapshot’ waardering. De “liquidatie NAV volgens EPRA” zou per 31 december 2009 neerkomen op € 73,60 en die waarde volgens INREV op € 72,31, aldus Unibail.
Vervolgens stelt Unibail ten aanzien van de going concern methode:
“Wij zijn (…) van mening dat het inconsistent zou zijn om in een going concern benadering van de toekomstige transactiekosten en latente belasting verplichtingen, de administratiekosten buiten beschouwing te laten. Onze eigen calculatie van de going concern NAV per 31 december 2009 komt op € 71,08 per aandeel (…)”.
3.9 De deskundigen kunnen zich niet verenigen met de zienswijzen van Unibail en zij gaan in hun rapport uitgebreid in op de stellingen van Unibail.
De deskundigen betogen onder meer dat in het geval van Rodamco evident geen sprake is van liquidatie van het vastgoed of opheffing van het vastgoedfonds en dat derhalve een going-concern benadering relevant is. De deskundigen hebben begrip voor de wijze waarop Rodamco in haar jaarverslag de NNNAV bepaalt (namelijk op basis van voormelde liquidatie NAV), maar stellen dat het economische waardebegrip per definitie toekomstgericht is. Ook weerspreken de deskundigen de stellingen van Unibail dat de EPRA in haar richtlijnen van een liquidatie NAV zou uitgaan en dat volgens de INREV-richtlijnen een correctie voor liquidatiekosten zou moeten worden gemaakt. De deskundigen zijn van mening dat de door hen gehanteerde netto-intrinsieke waardemethode, waarbij de algemene beheerskosten niet als aftrekpost fungeren, de waarde van een vastgoedonderneming in het economische verkeer beter weergeeft dan de ondernemingswaarde waarbij deze aftrekpost wel is toegepast. Ook daar waar voor waarderingsdoeleinden de netto-intrinsieke waarde in de vastgoedsector wordt gehanteerd, wordt nimmer gewerkt met een vorm waarbij een aftrekpost voor algemene beheerskosten is toegepast, ook niet volgens de EPRA- of INREV-richtlijnen, aldus de deskundigen. Het is al helemaal ondenkbaar dat die aftrekpost gelijk gesteld zou moeten worden aan de (contante) waarde van alle algemene beheerskosten over de gehele levensduur van de onderneming, zoals door Unibail wordt voorgesteld. In dat geval zou Rodamco immers een centrale organisatie in stand houden die niet nodig is voor het directe beheer van het vastgoed en die jaarlijks circa € 70 miljoen aan waarde vernietigt. De deskundigen kunnen zich, zo valt in hun bericht te lezen, niet voorstellen dat dit reëel is.
De deskundigen zien – dan ook – in deze en in de overige door Unibail naar voren gebrachte punten (dat toepassing van een korting van 50% op de waarde van de belastinglatentie na correctie voor (fiscale) constructies te agressief zou zijn) “geen aanleiding om hun berekening van de netto-intrinsieke waarde van Rodamco aan te passen of om bij de vaststelling van de waarde per aandeel Rodamco kosten van algemeen beheer in mindering te brengen”.
3.10 De Ondernemingskamer acht de keuze van de deskundigen ten aanzien van de waarderingsmethode juist. De andersluidende stellingen dienaangaande van Unibail zijn door de deskundigen – zoals hiervoor weergegeven – afdoende en overtuigend weerlegd. De Ondernemingskamer beschouwt de betrokken uiteenzettingen van deskundigen als hier ingelast en neemt deze als de hare over.
De waarde
3.11 De deskundigen zijn, zoals blijkt uit de conclusie daarover in hun rapport zoals hiervoor onder 3.7 weergegeven, van opvatting dat de waarde per aandeel Rodamco per 30 juni 2010 € 76,31 bedraagt.
3.12 De deskundigen hebben daarbij de door Rodamco per 31 december 2009 gerapporteerde NNNAV, € 6.597 miljoen, als uitgangspunt genomen. Dit bedrag komt op basis van de 89.639.292 uitstaande aandelen in het geplaatste kapitaal van Rodamco, neer op een NNNAV per aandeel van (afgerond) € 73,60. Na toepassing van een aantal correcties berekenen deskundigen vervolgens de waarde per aandeel per 31 december 2009 op € 77,67 en – na winstbijtelling en aftrek van het dividend per 10 juni 2010 – per 30 juni 2010 op het bedrag van € 76,31.
Op 1 september 2010 heeft Rodamco, via haar website www.rodamco.com, haar halfjaarcijfers over 2010 gepubliceerd. Hierin is onder meer een samenvattende tabel van de ontwikkeling van de NNNAV per aandeel opgenomen:
June 30,
2010 Dec 31,
2009 Change %
Triple Net Asset Value in € per share 75.22 73.60 2.2%
Deze gegevens tonen een opwaartse ontwikkeling van de NNNAV per aandeel in het eerste halfjaar 2010. Daarmee hebben de deskundigen nog geen rekening kunnen houden. Gelet hierop acht de Ondernemingskamer actualisering van de rapportage door de deskundigen noodzakelijk. Zij zal daartoe na te melden opdracht geven.
3.13 Bij deze stand van zaken hoeven de stellingen van Unibail met betrekking tot een op 8 juni 2010 uitgevoerde onderhandse transactie met enkele aandeelhouders voor een prijs van € 70,65 per aandeel, geen nadere bespreking.
3.14 VEB heeft betoogd dat de waarde (zoals bepaald door de deskundigen) door de Ondernemingskamer, bij het vaststellen van de prijs van de over te dragen aandelen, dient te worden verhoogd met de “overnamepremie”. VEB heeft deze stelling nader toegelicht met de opmerking dat “[d]e prijs (…) wordt bepaald op de werkelijke waarde met inachtneming van alle relevante omstandigheden” en dat “[d]e Ondernemingskamer (…) in aanmerking (pleegt) te nemen, dat de biedprijs een premie inhoudt ten opzichte van de beurskoers”.
De Ondernemingskamer heeft echter aanleiding gezien om de waarde zelfstandig vast te stellen. Zoals hiervoor al is vastgesteld hebben de deskundigen een juiste methode voor waardering gehanteerd waarbij zij – voor zover nodig – ook op juiste wijze rekening hebben gehouden met de door VEB bedoelde omstandigheden. De Ondernemingskamer verwerpt dan ook het betoog van VEB.
3.15 VEB heeft voorts nog betoogd dat de prijs dient te worden verhoogd met wettelijke rente primair vanaf 13 juli 2007 (de datum van levering van de onder het bod aangeboden aandelen) en subsidiair en meer subsidiair vanaf 14 december 2007 (de datum van dagvaarden onderscheidenlijk de datum waarop Unibail ervoor koos om de procedure te vertragen). In de kern genomen voert VEB hiertoe – opnieuw – aan dat door de “vertragingstactieken” van Unibail in deze zaak het niet te rechtvaardigen is dat de waardeveranderingen in Rodamco voor rekening van de minderheidsaandeelhouders komen. VEB betoogt dat Unibail deswege hetzij alsnog de hiervoor bedoelde overnamepremie van 15%, hetzij de wettelijke rente vanaf 13 juli 2007 aan de minderheidsaandeelhouders dient te vergoeden. De Ondernemingskamer heeft in haar arrest van 9 maart 2010 reeds overwogen dat ook na een geslaagd openbaar bod op de aandelen, de voor- en nadelen van een aandeel voor rekening blijven van degene die indertijd ervoor heeft gekozen zijn aandelen niet onder het openbaar bod aan te bieden en ze is blijven houden. Vertraging van de procedure – ook indien deze aan de eiser is te wijten – kan daaraan in beginsel niet af doen. Er is onvoldoende gesteld op grond waarvan daarover hier anders zou moeten worden geoordeeld.
3.16 Teneinde te waarborgen dat de Ondernemingskamer de prijs van de over te dragen aandelen kort na het tot stand komen van de voormelde actualisering zal kunnen vaststellen, zal Unibail in de gelegenheid worden gesteld om zich op de eerstvolgende rolzitting na verloop van twee weken na toezending van het actualiseringsrapport aan haar, ambtshalve peremptoir, bij akte over dat rapport uit te laten. Gedaagden zullen in de gelegenheid zijn daarop binnen 14 dagen, eveneens ambtshalve peremptoir, bij antwoordakte te reageren, dan wel – indien Unibail geen akte heeft genomen – zich hunnerzijds over het rapport uit te laten, waarna Unibail nog een – peremptoir – uitstel van 14 dagen voor antwoordakte zal krijgen. Vervolgens zal de zaak twee weken worden aangehouden voor het vragen van arrest, wederom ambtshalve peremptoir. De Ondernemingskamer zal ten slotte op korte termijn nadien uitspraak doen.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
verleent – voor zover nodig – verstek tegen de niet in rechte verschenen gedaagden sub 9;
draagt de deskundigen prof. dr. L. Traas te Blaricum, drs. K.W.M. Scheepers te Laren en drs. E.T. Woudenberg te Abcoude op om de waardering van de over te dragen aandelen in het geplaatste kapitaal van Rodamco Europe N.V., gevestigd te Rotterdam, te actualiseren per een zo recent mogelijke naar hun oordeel geschikte datum, een en ander met inachtneming van hetgeen in dit arrest is overwogen;
stelt het bedrag dat de actualisering van het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 9.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat eiseres binnen drie weken na heden dat bedrag dient te voldoen op een door de deskundigen aan te duiden wijze dan wel ten genoege van de deskundigen vóór de aanvang van hun werkzaamheden voor de betaling van dat bedrag zekerheid dient te stellen op een door de deskundigen aan te duiden wijze en bepaalt dat de deskundigen niet met hun werkzaamheden behoeven aan te vangen dan nadat betaling of zekerheidstelling plaats heeft gevonden;
bepaalt dat de deskundigen bij hun onderzoek de verschenen partijen in de gelegenheid dienen te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat uit het schriftelijke bericht dient te blijken dat aan dit voorschrift is voldaan;
bepaalt dat van de inhoud van de opmerkingen en de verzoeken van partijen in het schriftelijk bericht van de deskundige melding wordt gemaakt en dat indien een partij schriftelijk opmerkingen aan de deskundigen doet toekomen, zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij(en) dienen te doen toekomen;
bepaalt dat de deskundigen uiterlijk op 3 mei 2011 hun schriftelijk en ondertekend bericht doen toekomen aan de griffier van de Ondernemingskamer;
bepaalt dat de griffier van de Ondernemingskamer onverwijld een afschrift van dit arrest en van het procesdossier aan de deskundigen zal doen toekomen;
verwijst de zaak naar de terechtzitting van de Eerste Enkelvoudige Kamer voor de Behandeling van Burgerlijke Zaken (rol van de Ondernemingskamer) van 3 mei 2011 voor deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. P. Ingelse, voorzitter, mr. E.F. Faase en mr. J.H.M. Willems, raadsheren, prof. dr. M.A. van Hoepen RA en H. de Munnik, raden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Wees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 1 februari 2011.