ECLI:NL:GHAMS:2011:BP8238

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005335-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige doorzoeking van een auto en bewijsuitsluiting in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was op 15 augustus 2009 staande gehouden op grond van de Wegenverkeerswet, waarna hij werd aangehouden omdat hij zonder rijbewijs in een auto reed. De auto werd naar het politiebureau overgebracht, waar de verbalisanten, na het aantreffen van een i-pod, besloten de auto door te zoeken om waardevolle spullen voor de verdachte veilig te stellen. Tijdens deze doorzoeking werd een vuurwapen en munitie aangetroffen.

De advocaat-generaal stelde dat de doorzoeking op basis van zaakwaarneming volgens artikel 6:198 van het Burgerlijk Wetboek had plaatsgevonden, omdat het om een huurauto ging. De raadsman betwistte dit. Het hof oordeelde dat de doorzoeking niet op artikel 6:198 BW kon worden gebaseerd, omdat niet duidelijk was waarom de auto niet op de parkeerplaats kon blijven staan en omdat de vermelding van de huurauto in aanvullende processen-verbaal pas na de doorzoeking bekend was geworden. Het hof concludeerde dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een situatie waarin een voertuig kon worden overgebracht en onderzocht volgens de Wegenverkeerswet.

Het hof oordeelde dat de vondst van het wapen en de munitie als gevolg van de onrechtmatige doorzoeking uitgesloten moest worden van bewijs. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, wat leidde tot zijn vrijspraak. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij, maar onttrok wel de in beslag genomen voorwerpen aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd was met de wet.

Uitspraak

parketnummer: 23-005335-09
datum uitspraak: 10 februari 2011
TEGENSPRAAK (PROMIS)
ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 oktober 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-420818-09 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1985],
adres: [woonplaats]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 22 oktober 2009 en op de terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2009 te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (vuur)wapen van categorie III, te weten een pistool (type Walther), en/of munitie van categorie III, te weten zeven, althans een of meer 9 mm patronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Vrijspraak
Verdachte is op 15 augustus 2009 op grond van de Wegenverkeerswet staande gehouden en is vervolgens aangehouden omdat hij zonder rijbewijs in een auto reed (dossier pag. 2). Vervolgens is de auto naar het politiebureau overgebracht. Nadat in de auto een i-pod werd aangetroffen, hebben de verbalisanten de auto doorzocht om eventueel daarin aanwezige waardevolle spullen voor de verdachte veilig te stellen. Daarbij is een wapen en munitie gevonden (dossier pag. 6).
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de doorzoeking op grond van zaakwaarneming als bedoeld in artikel 6:198 van het Burgerlijk Wetboek heeft plaatsgevonden en dat de verbalisanten daartoe bevoegd waren, omdat het een huurauto betrof. De raadsman heeft dit bestreden.
Volgens artikel 6:198 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is sprake van zaakwaarneming indien men zich willens en wetens en op redelijke grond inlaat met de behartiging van eens anders belang, zonder dat de bevoegdheid daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding wordt ontleend. Het hof is van oordeel dat de bevoegdheid tot doorzoeking van de auto niet kan worden gebaseerd op artikel 6:198 BW, nu niet duidelijk is waarom de auto niet in het reeds in gebruik genomen parkeervak kon blijven staan, in het oorspronkelijke proces-verbaal niet is gerelateerd dat het om een niet aan de verdachte toebehorende huurauto zou gaan, en de vermelding van die omstandigheid in de aanvullende processen-verbaal ernstige reden geeft om te vermoeden dat die omstandigheid de verbalisanten pas na de doorzoeking bekend is geworden.
Op grond van het voorgaande en in aanmerking genomen dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een van de in de Wegenverkeerswet 1994 geregelde gevallen, waarin een voertuig kan worden overgebracht en onderzocht, komt het hof tot het oordeel dat feitelijk sprake is geweest van een doorzoeking van de auto als bedoeld in artikel 96b Wetboek van Strafvordering. Aangezien echter die bepaling niet de bevoegdheid geeft tot doorzoeking van een auto in een geval als het onderhavige, moet worden geconstateerd dat de doorzoeking onrechtmatig is geweest. Het hof is van oordeel dat aldus een belangrijk strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden en dat gelet op het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het veroorzaakte nadeel de vondst van het wapen en de munitie als rechtstreeks gevolg van het verzuim van het bewijs uitgesloten dient te worden.
Dit brengt mee dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof stelt, niettegenstaande de te geven vrijspraak, vast dat met betrekking tot het in beslag genomen wapen en de in beslag genomen patronen een strafbaar feit is gepleegd. Voornoemde voorwerpen dienen dan ook te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Onttrekt aan het verkeer de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een pistool Walther 36663917;
- 7 patronen 9 MM 3664565.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.M. van Woensel en mr. J.H. de Graaf, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 februari 2011.
Mr. A.M. van Woensel en J.H. de Graaf zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.