ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ6876

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-000848-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen leden van de wrakingskamer in strafzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, is op 30 mei 2011 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door de raadsman van de verzoeker, mr. H.E. Brink. Het wrakingsverzoek richtte zich tegen de leden van de wrakingskamer die de behandeling van een eerdere strafzaak voerden. De verzoeker stelde dat de samenstelling van de wrakingskamer, bestaande uit rechters van het gerechtshof Arnhem, een schijn van partijdigheid en belangenverstrengeling met zich meebracht, omdat deze rechters eerder samen met de gewraakte raadsheren hadden opgetreden. De raadsman verwees naar een eerdere wrakingsbeslissing van de rechtbank Amsterdam, waarin een andere samenstelling werd gekozen om partijdigheid te vermijden.

De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat er geen steekhoudende feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die de vrees voor partijdigheid rechtvaardigen. De wrakingskamer benadrukte dat rechters uit hetzelfde college in staat zijn om onpartijdig te oordelen en dat de argumenten van de raadsman onvoldoende waren om het wettelijk systeem te verlaten. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen na zorgvuldige overweging van de ingediende argumenten en de relevante wetgeving, waaronder artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering en het gewijzigde wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam.

De uitspraak werd gedaan door de voorzitter, mr. R. van den Heuvel, en de raadsheren mrs. I.A. Katz-Soeterboek en P.A.H. Lemaire, in aanwezigheid van griffier J.R.M. Roetgerink. De beslissing werd openbaar uitgesproken tijdens de terechtzitting op 30 mei 2011.

Uitspraak

Parketnummer: 21-000848-09
WRAKING: nr. W 200.087.442
Uitspraak d.d.: 30 mei 2011
Gerechtshof Amsterdam
nevenzittingsplaats Arnhem
Wrakingskamer
Beslissing
gewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door
[VERZOEKER],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats, adres].
1. De procedure
In deze strafzaak is door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof op 4 maart 2011 een zitting gehouden.
Het hof heeft op 18 maart 2011 een tussenarrest gewezen.
Naar aanleiding van het tussenarrest van 18 maart 2011 is door mr H.E. Brink, advocaat te Amsterdam, raadsman van verzoeker, om wraking verzocht van de leden van de strafkamer, te weten mrs C.G. Nunnikhoven (voorzitter), A.W.M. Elders en P. van Kesteren.
Mr Brink heeft vervolgens bij de behandeling van het wrakingsverzoek op 27 april 2011 de leden van de wrakingskamer, mrs H. Abbink, Y.A.J.M. van Kuijck en R. Prakke-Nieuwenhuizen, gewraakt.
Aan de orde is thans het wrakingsverzoek met betrekking tot de leden van de wrakingskamer.
Het hof heeft kennis genomen van het proces-verbaal van genoemde terechtzitting van de wrakingskamer, de correspondentie van de raadsman met de president van het gerechtshof Amsterdam, mr L. Verheij, alsmede de toelichting door de raadsman van verzoeker en het standpunt van de advocaat-generaal, ter terechtzitting van de onderhavige wrakingskamer op 16 mei 2011. De gewraakte raadsheren hebben niet in de wraking berust en hebben te kennen gegeven geen gebruik te willen maken van de gelegenheid te worden gehoord.
Het wrakingsverzoek richt zich tegen de samenstelling van de (eerste) wrakingskamer. De raadsman stelt zich op het standpunt dat door het wrakingsverzoek te laten behandelen door een wrakingskamer die is samengesteld uit raadsheren van het gerechtshof Arnhem, die allen wel eens in de combinatie met één of meer van de gewraakte raadsheren hebben opgetreden, terwijl zij ook in de regionale en professionele sfeer met de gewraakte raadsheren functioneren, sprake is van een schijn van partijdigheid en een belangenverstrengeling tussen de gewraakte raadsheren en de leden van de wrakingskamer uit hetzelfde college.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de (eerste) wrakingskamer samengesteld had moeten worden uit leden van het gerechtshof Amsterdam. Hij verwijst daartoe naar een wrakingsbeslissing van de rechtbank Amsterdam, waarbij de wrakingskamer was samengesteld uit leden van de rechtbank Haarlem (de “zaak Wilders”).
Op grond van dezelfde argumenten heeft de raadsman ook de huidige, tweede, wrakingskamer gewraakt. De wrakingskamer is hieraan voorbij gegaan omdat zij dit als misbruik van het wrakingsrecht heeft aangemerkt.
2. Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
Artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering sluit niet zonder meer uit dat ook de leden van een wrakingskamer kunnen worden gewraakt, zodat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek tot wraking van de leden van de (eerste) wrakingskamer.
3. De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Volgens het wettelijke systeem wordt een wrakingsverzoek in beginsel behandeld door rechters of raadsheren van hetzelfde gerecht als de gewraakte rechters of raadsheren.
Voorts is in het gewijzigde wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam onder 5.6 bepaald dat wanneer een wrakingsverzoek betrekking heeft op de behandeling van een zaak door een gerecht dat optreedt als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Amsterdam, ook het wrakingsverzoek door het gerecht van die nevenzittingsplaats wordt behandeld. Het tot 19 april j.l. geldende protocol sloot overigens niet uit dat een wrakingsverzoek werd behandeld door het gerecht van de nevenzittingsplaats.
Naar het oordeel van de wrakingskamer zijn geen steekhoudende feiten of omstandigheden aangevoerd die grond geven om te vrezen dat de leden van de gewraakte wrakingskamer niet onpartijdig zijn of dat de schijn van partijdigheid wordt gewekt.
Daartoe is het betoog van de raadsman omtrent de samenstelling van de wrakingskamer van de rechtbank Amsterdam in de "zaak Wilders" (voor de behandeling van het derde wrakingsverzoek werden Haarlemse rechters ingezet) onvoldoende. Het betrof hier een uitzonderlijke kwestie, die naar het oordeel van de wrakingskamer onvoldoende grond oplevert om het wettelijk systeem te verlaten. Uit een eerdere in die strafzaak genomen wrakingsbeslissing valt daarentegen het vertrouwen te putten, dat óók rechters uit hetzelfde college voldoende afstand tot hun collega's kunnen nemen en er niet voor schromen om een wrakingsverzoek toe te wijzen als zij zodanige beslissing de juiste vinden.
Het wrakingsverzoek moet daarom worden afgewezen.
BESLISSING
Het hof:
Wijst het verzoek tot wraking van mrs H. Abbink, Y.A.J.M. van Kuijck en R. Prakke-Nieuwenhuizen af.
Aldus gewezen door
mr R. van den Heuvel, voorzitter,
mrs I.A. Katz-Soeterboek en P.A.H. Lemaire, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 30 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.