ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ8112

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-002952-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gijzeling en poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade; vormverzuimen en overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van gijzeling en poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade. De feiten vonden plaats tussen 25 en 30 oktober 2008, waarbij de verdachte samen met anderen een drugskoerier gijzelde en mishandelde. De gijzeling was gericht op het dwingen van de familie van het slachtoffer om een aanzienlijke som geld of drugs te leveren. Het hof oordeelde dat de verdachte het slachtoffer onder bedreiging en met geweld heeft vastgehouden en mishandeld, wat leidde tot ernstige inbreuken op de persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van vormverzuimen die tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie zouden moeten leiden. De verdediging had aangevoerd dat het consultatierecht van de verdachte was geschonden, maar het hof oordeelde dat de verzuimen niet ernstig genoeg waren om de rechtsgang te ondermijnen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en vijf maanden, waarbij rekening werd gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer en diens familie, en oordeelde dat de opgelegde straf passend was.

Uitspraak

parketnummer: 23-002952-09
datum uitspraak: 27 januari 2011
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2009 in de strafzaak onder parketnummer 13-529165-08 tegen
[verdachte],
geboren te [land] op [adtum],
thans gedetineerd in [adres].
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van het openbaar ministerie is, blijkens de mededeling van de advocaat-generaal ter terechtzitting , niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissingen tot vrijspraak van het onder 3 en 4 ten laste gelegde.
Het hoger beroep van de verdachte is, zo blijkt uit de mededeling van de raadsman ter terechtzitting, eveneens niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissingen ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde.
Dit betekent dat in hoger beroep enkel nog aan de orde is het aan de verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 7 en 8 mei 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 24 juni 2010 en 7 en 9 december 2010 en 13 januari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging van de tenlastelegging is, voor zover thans nog aan de orde, aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [het slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met het oogmerk (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [familielid 2] en/of [familielid 3], althans een of meer familieleden van die [het slachtoffer], te dwingen (om binnen een dag) 90.000 euro naar Amsterdam te brengen en/of aan verdachte en/of zijn mededader(s) te betalen en/of 3 kilogram cocaïne te leveren aan verdachte en/of zijn mededader(s), althans iets te doen of niet te doen, immers heeft hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (toen en/of nadat duidelijk werd dat die [het slachtoffer] geen cocaïne bij zich had en/of geen cocaïne uit het buitenland had meegenomen)
- die [het slachtoffer] in de woning aan [adres 1] onder bedreiging van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp de woorden toegevoegd: "I will cut you", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- die [het slachtoffer] in de woning aan [adres 1] (meermalen) met kracht tegen het hoofd, althans het lichaam, geslagen en/of gestompt, en/of
- die [het slachtoffer] vanuit een woning (te weten [adres 1]), gedwongen in een auto (te weten een snorder/taxi) te stappen en/of
- die [het slachtoffer] gedwongen een andere woning (te weten [adres 2]) binnen te gaan, en/of
- die [het slachtoffer] (aldaar) vastgebonden en/of vastgehouden, en/of
- bij die [het slachtoffer], terwijl deze (vastgebonden) op de grond lag, een doek over het gezicht heeft gelegd en vervolgens over het gezicht water heeft gegoten, waardoor die [het slachtoffer] het gevoel kreeg dat hij verdronk (zogenaamde ‘waterboarden)’ en/of
- met voornoemde familieleden van die [het slachtoffer] gebeld, al dan niet door tussenkomst van [medeverdachte A] en/of [het slachtoffer], en gezegd dat er binnen een dag 90.000 euro naar Amsterdam gebracht moest worden en/of aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) betaald moest worden of 3 kilogram cocaïne aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) geleverd moest worden, en/of dat voornoemde [het slachtoffer] gedood zou worden wanneer voornoemd bedrag niet betaald en/of voornoemde hoeveelheid cocaïne niet geleverd zou worden;
Feit 2 primair
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [het slachtoffer]),opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten een steekwond in zijn anus), heeft toegebracht, door (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- een schroevendraaier en/of een biljartkeu (diep) in de anus, althans het lichaam, van die [het slachtoffer] te duwen en/of te steken en/of heen en weer te bewegen;
Feit 2 subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 25 oktober 2008 tot en met 30 oktober 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachtes voorgenomen misdrijf om aan [het slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachte rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk,
- die [het slachtoffer] met een ijzeren stang, een of meermalen tegen een of meer knie(ën) en/of het lichaam van die [het slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- die [het slachtoffer] tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en/of
- met een tang in de pink en een of meer tepels van die [het slachtoffer] heeft geknepen, en/of
- een biljartkeu op het lichaam van die [het slachtoffer] heeft stukgeslagen, en/of
- met het heft van een mes een of meermalen tegen het hoofd van die [het slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- een schroevendraaier en/of een biljartkeu (diep) in en/of bij de anus, althans het lichaam, van die [het slachtoffer] heeft geduwd en/of gestoken en/of gedrukt en/of die een schroevendraaier en/of die keu (in het lichaam) heen en weer heeft bewogen, en/of
- gepeperde, althans een voor de huid irriterende saus of substantie op het gezicht en/of de penis van die [het slachtoffer] heeft gesmeerd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, kan niet in stand blijven, reeds omdat het hof tot een - op onderdelen - andere bewezenverklaring komt.
Vormverzuimen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van de hierna te noemen vormverzuimen en dat die verzuimen afzonderlijk dan wel in combinatie met elkaar tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, althans tot bewijsuitsluiting, dienen te leiden.
Het hof stelt voorop dat voor zover kan worden aangenomen dat sprake is van vormverzuimen - waarop het hof hierna zal ingaan - deze noch op zichzelf noch in samenhang beschouwd kunnen worden aangemerkt als ernstige inbreuken op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt derhalve verworpen.
Verhoren verdachte en Salduz / Panovits
De raadsman heeft betoogd dat verdachtes consultatierecht is geschonden en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De tijdens de politieverhoren van de verdachte op 16 en 17 december 2008 gevolgde procedure voldeed niet aan de eisen die voortvloeien uit artikel 6 EVRM in het licht van de arresten van het EHRM inzake Salduz en Panovits. Voorafgaand aan die verhoren heeft de verdachte geen overleg gehad met een raadsman noch is hij daartoe in de gelegenheid gesteld. Dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn zwijgrecht blijkt niet. Slechts eenmaal hebben verbalisanten de verdachte meegedeeld dat hij recht had op een advocaat en dat die hem waarschijnlijk de volgende dag zou bezoeken. Op de herhaalde verzoeken van de verdachte om rechtsbijstand werd door verbalisanten niet meer gereageerd. Daarbij komt dat de verdachte zijn verklaring niet wenste te ondertekenen en dat hij, nadat hij eindelijk overleg had gehad met zijn raadsman, geen verklaring meer wenste af te leggen. Vanaf dat moment heeft hij consistent gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Indien hij tijdig van rechtsbijstand was voorzien, had de verdachte zich van meet af aan op zijn zwijgrecht beroepen. Elk gebruik van de verklaringen van de verdachte van 16 en 17 december 2008 levert dan ook een onherstelbare beschadiging van de verdedigingsrechten op.
Het hof stelt vast dat de verdachte bij gelegenheid van zijn verhoor op 16 december 2008, nadat hem de cautie was gegeven, tweemaal te kennen heeft gegeven dat hij een advocaat nodig had / wilde spreken en dat hij geen verklaring wilde ondertekenen tenzij een advocaat aanwezig was. Tijdens zijn verhoor op 17 december 2008 heeft de verdachte wederom diverse malen expliciet aangegeven dat hij behoefte had aan overleg met een raadsman door te zeggen: “Mag ik nu mijn advocaat spreken? Het wordt gecompliceerd.”, “Ik wil nu toch liever eerst mijn advocaat spreken” en “Ik wil mijn advocaat spreken, voordat ik nog iets zeg.”. Verbalisanten hebben daarop blijkens de van die verhoren opgemaakte processen-verbaal niet gereageerd. Daarnaast is komen vast te staan dat de verdachte na overleg met zijn raadsman niet langer heeft willen verklaren en consequent gebruik heeft gemaakt van zijn zwijgrecht.
Het voorgaande brengt het hof tot de conclusie dat het consultatierecht van de verdachte is geschonden en dat daarmee sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Naar het oordeel van het hof dient dit ertoe te leiden dat de verklaringen van de verdachte van 16 en 17 december 2008 van het bewijs worden uitgesloten.
Fotoconfrontaties
De raadsman heeft betoogd dat de in het onderhavige onderzoek uitgevoerde fotoconfrontaties zijn verricht in strijd met het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek (Stb. 2002, 46). Dit betoog wordt verworpen reeds op grond van het feit dat voornoemd Besluit niet van toepassing is op dergelijke fotoconfrontaties (vgl. HR 9 februari 2010, LJN BK6146 en 11 januari 2011, LJN BO4056).
Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat niet steeds uit de verhoren blijkt welke van de verschillende voorhanden zijnde fotoseries zijn getoond, nu de getoonde foto’s niet steeds aan de processen-verbaal van verhoor zijn gehecht en ook anderszins onduidelijk is om welke foto’s het gaat, overweegt het hof dat voor het bewijs slechts de resultaten van fotoconfrontaties worden gebruikt indien de desbetreffende foto(’s) aan het proces-verbaal van verhoor is (zijn) gehecht.
Voor zover het verweer ziet op de foto op de Portugese vervoerskaart behoeft het geen bespreking nu deze kaart en de resultaten van de daarmee uitgevoerde confrontaties niet voor het bewijs zullen worden gebezigd.
Doorzoeking [adres 2] en DNA-afname
Met betrekking tot de doorzoeking van de woning aan [adres 2] heeft de raadsman aangevoerd dat die onrechtmatig is, gelet op - kort samengevat - de omstandigheden waaronder die doorzoeking heeft plaatsgevonden. Ook de DNA-afname bij de verdachte is zijns inziens onrechtmatig, omdat die afname is geschied in strijd met de daarvoor geldende voorschriften. Nu de in beslag genomen goederen, noch de resultaten van de DNA-afname voor het bewijs worden gebruikt, behoeven deze stellingen verder geen bespreking.
Betrokkenheid van de verdachte
De raadsman heeft betoogd dat er onvoldoende concrete aanwijzingen zijn dat de verdachte degene is die in de diverse verklaringen Belgium wordt genoemd en dat er dus onvoldoende bewijs is voor betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Op 16 december 2008 is de verdachte in de woning aan [adres 3] (als enige) aangehouden. In die woning werd ook de vriendin van de verdachte, [naam vriendin], aangetroffen. Zij heeft blijkens het proces-verbaal van 16 december 2008 (doorgenummerde pagina 2 5009) na de aanhouding van de verdachte verklaard dat zij de aangehouden man kent als Belgium. Aan [het slachtoffer] zijn tijdens zijn verhoor in Roemenië op 18 december 2008 foto’s getoond. Hierover heeft hij verklaard: “Mij zijn getoond de foto’s, en face en halfprofiel, van een zwarte man en ik heb hem herkend als een van de twee mannen, respectievelijk de langste van de twee mannen die mij bij mijn terugkeer uit Brazilië hebben meegenomen uit [medeverdachte A]’s appartement (…)” (doorgenummerde pagina 3 1100). Aan het desbetreffende proces-verbaal zijn de aan [het slachtoffer] getoonde foto’s gehecht. Het hof heeft ter terechtzitting een zeer grote gelijkenis tussen de persoon op die foto’s en de verdachte waargenomen.
[medeverdachte A] heeft verklaard dat twee mannen haar woning in kwamen op de avond van de terugkeer van [het slachtoffer] uit Brazilië en dat deze [het slachtoffer] vervolgens hebben meegenomen. Over diezelfde avond heeft [medeverdachte B] verklaard dat hij met Belgium naar de flat van [medeverdachte A] is gegaan.
Op grond hiervan kan naar het oordeel van het hof als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte degene is die door getuigen en medeverdachten Belgium werd genoemd en die bij de mishandeling en gijzeling van [het slachtoffer] betrokken was.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, aangezien uit de beschrijving van het letsel van [het slachtoffer] (doorgenummerde pagina 3-1123) niet volgt dat bij hem sprake was van toegebracht zwaar lichamelijk letsel.
Bewijsverweer poging tot zware mishandeling
Door de raadsman is betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de hem tenlastegelegde poging tot zware mishandeling op de grond dat a) sommige van de tenlastegelegde handelingen niet geëigend zijn om zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken, b) bij de verdachte het vereiste opzet ontbrak omdat het doel van het verwonden van [het slachtoffer] was hem informatie te ontlokken over de verdwenen cocaïne, en c) alle tenlastegelegde handelingen waren voltooid zonder dat zij tot zwaar lichamelijk letsel hebben geleid.
Het hof overweegt hieromtrent dat
a) de tenlastegelegde handelingen in onderlinge samenhang moeten worden bezien en dat de omstandigheid dat een afzonderlijke geweldshandeling op zichzelf geen zwaar letsel kan veroorzaken niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling;
b) het bij de verdachte aanwezige oogmerk om [het slachtoffer] informatie te ontlokken niet uitsluit dat hij opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel;
c) de “voltooiing” van de tenlastegelegde handelingen in casu evenmin in de weg staat aan een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Bewezen verklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij in de periode van 25 oktober 2008 tot en met 29 oktober 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [het slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk anderen, te weten [familielid 1] en/of [familielid 2] en/of [familielid 3], te dwingen 90.000 euro aan verdachte en zijn mededaders te betalen of 3 kilogram cocaïne te leveren aan verdachte en zijn mededaders, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, toen duidelijk werd dat die [het slachtoffer] geen cocaïne uit het buitenland had meegenomen
- die [het slachtoffer] in de woning aan [adres 1] onder bedreiging van een mes de woorden toegevoegd: "I will cut you", en
- die [het slachtoffer] in de woning aan [adres 1] meermalen tegen het lichaam geslagen en/of gestompt, en
- die [het slachtoffer] vanuit een woning, te weten [adres 1], gedwongen in een auto te stappen, en
- die [het slachtoffer] gedwongen een andere woning, te weten [adres 2], binnen te gaan, en
- die [het slachtoffer] aldaar tegen zijn wil vastgebonden en vastgehouden, en
- met familieleden van die [het slachtoffer] gebeld, al dan niet door tussenkomst van [medeverdachte A] en/of [het slachtoffer], en gezegd dat er 90.000 euro aan hem, verdachte, en zijn mededaders betaald moest worden of 3 kilogram cocaïne aan hem, verdachte, en zijn mededaders geleverd moest worden, en dat voornoemde [het slachtoffer] gedood zou worden wanneer voornoemde hoeveelheid cocaïne niet geleverd zou worden;
Feit 2 subsidiair
hij in de periode van 25 oktober 2008 tot en met 29 oktober 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachtes voorgenomen misdrijf om aan [het slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [het slachtoffer] met een ijzeren stang meermalen tegen het lichaam heeft geslagen, en
- die [het slachtoffer] tegen zijn hoofd en lichaam heeft gestompt en/of geslagen, en
- met een tang in de pink en tepels van die [het slachtoffer] heeft geknepen, en
- een biljartkeu op het lichaam van die [het slachtoffer] heeft stukgeslagen, en
- met het heft van een mes tegen het hoofd van die [het slachtoffer] heeft geslagen en
- een biljartkeu in de anus van die [het slachtoffer] heeft geduwd, en
- voor de huid irriterende saus op het gezicht en de penis van die [het slachtoffer] heeft gesmeerd.
Hetgeen onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het betoog van de raadsvrouw van een medeverdachte, inhoudende dat sprake is van eendaadse samenloop, nu de gijzeling en de mishandeling gelijktijdig plaatsvonden en de geweldshandelingen - mede gelet op de formulering van de tenlastelegging van feit 1 - de kern van de gijzeling vormen.
Het hof volgt de verdediging niet in dit betoog. De enerzijds door de artikelen 282a en anderzijds door de artikelen 300 e.v. van het Wetboek van Strafrecht (Sr) beschermde rechtsbelangen zijn immers verschillend, nu artikel 282a Sr in het bijzonder dient ter bescherming van de persoonlijke vrijheid en de artikelen 300 e.v. Sr zien op de bescherming van de lichamelijke integriteit.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde
medeplegen van gijzeling
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde
medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd met voorbedachten rade.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan gijzeling van [het slachtoffer]. Hij is gedurende meerdere dagen vastgehouden in het huis waarin de verdachte met mededader [medeverdachte B] verbleef en waarin [het slachtoffer] door hen in een weerloze positie is gebracht doordat hij (nagenoeg) constant vastgeboden was. Tevens heeft hij zich samen met [medeverdachte B] schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade van die [het slachtoffer]. De verdachte en zijn mededader hebben [het slachtoffer] tijdens de gijzeling stelselmatig en op grove wijze mishandeld. Met name de mishandelingen waarbij een biljartkeu in de anus van het slachtoffer is geduwd moeten voor het slachtoffer niet alleen zeer pijnlijk maar ook zeer vernederend zijn geweest. De verdachte heeft voorts met familieleden van [het slachtoffer] gebeld, althans [het slachtoffer] opdracht gegeven hen te bellen en die familieleden, terwijl [het slachtoffer] werd mishandeld, (via [het slachtoffer]) onder druk gezet.
Door aldus te handelen heeft de verdachte het slachtoffer letsel is toegebracht, een grove inbreuk op zijn bewegingsvrijheid gemaakt en hem vrees aangejaagd. De gewelddadige wijze waarop te werk is gegaan en de aanzienlijke duur van de vrijheidsberoving, maakt dat – naar de ervaring leert – het leven van het slachtoffer daardoor nog langdurig kan worden beïnvloed. Ook moet de situatie voor de familieleden van het slachtoffer die door de telefoongesprekken direct werden geconfronteerd met de mishandelingen zeer beangstigend zijn geweest. Bovendien hebben zij gedurende meerdere dagen in onzekerheid verkeerd over het lot van hun familielid. Het moet ervoor worden gehouden dat de verdachte uit puur winstbejag bereid en in staat was om op gewelddadige wijze zijn doel te bereiken.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat eventuele vormverzuimen in de strafmaat tot uitdrukking dienen te komen, overweegt het hof dat met het geconstateerde vormverzuim reeds rekening is gehouden door bewijsuitsluitingen en dat er geen reden is om dit ook bij de strafbepaling te doen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 december 2010 is de verdachte niet eerder in Nederland veroordeeld.
In de overschrijding van de redelijke termijn tussen het instellen van het hoger beroep op 5 juni 2009 en ’s hofs arrest van 27 januari 2011, welke overschrijding een periode van bijna 3½ maand beloopt en waarop door de raadsman een beroep is gedaan, ziet het hof grond de in beginsel als passend en geboden op te leggen gevangenisstraf van 5 jaar en 6 maanden te verminderen met een maand.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 57, 282a, 302 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren en 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA 1112
op tafel woonkamer (3469716)
- 2 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA 1200
simkaart + briefje op tafel woonkamer (3469718)
- 3 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA 2600c
op tafel woonkamer (3469720)
- 4 1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG Sgh-X510v
doos slaapkamer 3 (3469722)
- 5 1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG sgh-c260
in doos slaapkamer geen simkaart (3469724)
- 6 1.00 STK Zaktelefoon
SAMSUNG sgh-c170
in doos slaapkamer (3469725)
- 8 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA 7500
uit doos slaapkamer 3 (3469727)
- 9 1.00 STK Zaktelefoon
NOKIA 2630
tafel naast bed slaapkamer 3 (3469728)
- 10 1.00 STK Zaktelefoon
SAGEM
op bed slaapkamer 3 (3469729)
- 11 1.00 STK Zaktelefoon
Op bed slaapkamer 3 (3469730).
Dit arrest is gewezen door de derde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.P.E. Meewisse, mr. E. Mijnsberge en mr. A.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van mr. H. Zorge, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 januari 2011.