ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ8540
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Wigleven
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- E.A. Maan
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter en terugbetaling bruidsgave in hoger beroep
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2011, gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van 26 mei 2010, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van € 2.000,- aan de vrouw ter zake van vergoeding voor de bruidsgave. De man betwist deze verplichting en verzoekt de beschikking te vernietigen.
De partijen, die in 2006 zijn gehuwd volgens Marokkaans recht, hebben de Marokkaanse nationaliteit. De vrouw heeft op 28 september 2009 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam, waarin zij om vergoeding van de bruidsgave verzocht. De man had echter al eerder, op 28 augustus 2008, een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank in Nador, Marokko, met betrekking tot hetzelfde onderwerp. De rechtbank in Marokko heeft op 16 juni 2010 geoordeeld dat de vrouw recht heeft op een bedrag van 5.600 Marokkaanse dirham ter zake van de bruidsgave.
Het hof heeft allereerst de bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld. Volgens artikel 12 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de Nederlandse rechter onbevoegd als er al een beslissing is gegeven door een buitenlandse rechter die voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar is. Het hof concludeert echter dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat de exequaturprocedure nog niet is afgerond en er geen executieverdrag is.
Vervolgens heeft het hof de argumenten van beide partijen beoordeeld. De vrouw stelt dat de man haar nog € 2.000,- verschuldigd is op basis van de huwelijksakte, terwijl de man aanvoert dat hij al aflossingen heeft gedaan en dat hij door de Marokkaanse rechtbank is veroordeeld tot betaling van een lager bedrag. Het hof oordeelt dat de vrouw haar stelling dat de man nog een bedrag verschuldigd is, niet voldoende heeft onderbouwd. Daarom vernietigt het hof de beschikking van de rechtbank voor zover deze betrekking heeft op de bruidsgave en wijst het verzoek van de vrouw af.