parketnummer: 23-005930-09
datum uitspraak: 31 mei 2011
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 10 november 2009 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-840091-08 (zaak A) en 15-810172-09 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1963],
adres: [adres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 6 en 27 oktober 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 26, 27 en 28 april 2011 en 17 mei 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 26 april 2011 een vordering tot wijziging van de tenlastelegging gedaan, waarmee zij - onder meer - aan de in zaak B onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten telkens een subsidiair feit heeft toegevoegd waarin zij voorbereidingshandelingen aan de verdachte ten laste legt. Het hof heeft ter gelegenheid van die terechtzitting overwogen en beslist dat de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zo dient te worden begrepen dat de subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen telkens betrekking hebben op de primair ten laste gelegde invoer van cocaïne en heeft de wijzigingen in dier voege toegelaten.
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak A (met parketnummer 15-840091-08):
Feit 1 (zaaksdossier B05):
hij op of omstreeks 25 augustus 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer achttien (18) kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak B (met parketnummer 15-810172-09):
Feit 1 (zaaksdossier B01):
hij op of omstreeks 05 juni 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer vijf (5) kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juni 2008 tot en met 5 juni 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of te Uithoorn en/of te Aalsmeer, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (telkens) voor te bereiden en/of te bevorderen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet, (telkens)
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) daartoe
- (meermalen) met elkaar en/of met opdrachtgevers telefonisch contact gehad en/of
- (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven ten behoeve van (de invoer van) een (of meer) zendingen(en) of transport(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt en/of gehad om betrokkenen te ontmoeten en/of overleg gehad met elkaar over het uit één of meer vliegtuig(en) halen en/of laten halen van verdovende middelen en/of betalingen en/of de locatie van verbergplekken in vliegtuigen en/of
- (meermalen) inlichtingen ingewonnen en/of verstrekt (over verbergplekken in vliegtuigen) en/of
- (meermalen elkaar ontmoet en/of
- foto’s voorhanden gehad van verbergplekken in vliegtuigen en/of
- zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren van (informatie over/betreffende) een (of meer) zending(en) verdovende middelen;
Feit 2 (zaaksdossier B02):
hij op of omstreeks 10 juli 2008, althans in de periode van 10 juni 2008 tot en met 10 juli 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer vijf (5) kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 juni 2008 tot en met 10 juli 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of te 's-Gravenhage en/of te Diemen en/of De Meern, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (telkens) voor te bereiden en/of te bevorderen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet, (telkens)
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) daartoe
- (meermalen) met elkaar en/of met opdrachtgevers telefonisch contact gehad en/of
- (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven ten behoeve van (de invoer van) een (of meer) zendingen(en) of transport(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt en/of gehad om betrokkenen te ontmoeten en/of overleg gehad met elkaar over het uit één of meer vliegtuig(en) halen en/of laten halen van verdovende middelen en/of betalingen en/of de locatie van verbergplekken in vliegtuigen en/of
- (meermalen) inlichtingen ingewonnen en/of verstrekt (over verbergplekken in vliegtuigen) en/of
- (meermalen elkaar ontmoet en/of
- foto’s voorhanden gehad van verbergplekken in vliegtuigen en/of
- zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren van (informatie over/betreffende) een (of meer) zending(en) verdovende middelen;
- ter voorbereiding op een transport verdovende middelen een of meer (medische) handschoen(en), althans een voorwerp in een verbergplaats in een toestel van de KLM geplaatst en/of verwijderd;
Feit 3 (zaaksdossier B03):
hij op of omstreeks 17 juli 2008 althans in de periode van 14 juli 2008 tot en met 17 juli 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer zes (6) kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 juli 2008 tot en met 17 juli 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of te 's-Gravenhage en/of te Diemen en/of De Meern, gemeente Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (telkens) voor te bereiden en/of te bevorderen, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet, (telkens)
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen, en/of hebbende verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) daartoe
- (meermalen) met elkaar en/of met opdrachtgevers telefonisch contact gehad en/of
- (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven ten behoeve van (de invoer van) een (of meer) zendingen(en) of transport(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt en/of gehad om betrokkenen te ontmoeten en/of overleg gehad met elkaar over het uit één of meer vliegtuig(en) halen en/of laten halen van verdovende middelen en/of betalingen en/of de locatie van verbergplekken in vliegtuigen en/of
- (meermalen) inlichtingen ingewonnen en/of verstrekt (over verbergplekken in vliegtuigen) en/of
- (meermalen elkaar ontmoet en/of
- foto’s voorhanden gehad van verbergplekken in vliegtuigen en/of
- zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren van (informatie over/betreffende) een (of meer) zending(en) verdovende middelen;
Feit 4 (zaaksdossier B04):
hij op of omstreeks 28 juli 2008, althans in de periode van 25 juli 2008 tot en met 28 juli 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer tien (10) kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de zaaksdossiers B01, B02, B03 en B04 overweegt het hof dat de in het dossier aanwezige onderzoeksresultaten weliswaar sterke aanwijzingen bevatten dat de verdachte zich in de betreffende periode bezig heeft gehouden met de invoer van cocaïne, doch niet het wettig en overtuigend bewijs opleveren van strafrechtelijke betrokkenheid bij de in die zaakdossiers bedoelde transporten.
Met betrekking tot zaaksdossier B01 overweegt het hof dat daarin weliswaar sprake is van het aantreffen van cocaïne in een vliegtuig, doch dat onvoldoende is komen vast te staan dat het de verdachte is geweest die als bij die cocaïne betrokkene heeft te gelden. Gelet op de in dit geval gebleken modus operandi, die volkomen afwijkt van de modus operandi in de overige aan de verdachte ten laste gelegde zaaksdossiers en gelet op overige bevindingen in het dossier, is geenszins uit te sluiten dat anderen dan de verdachte betrokken zijn geweest bij dit transport.
Met betrekking tot de zaaksdossiers B02, B03 en B04 overweegt het hof in het bijzonder dat in de daarin gerelateerde gevallen geen sprake is van het aantreffen van cocaïne (waarbij in zaaksdossier B02 het opsporingsteam het vliegtuig op 11 juni 2008 en op 8 juli 2008 gericht heeft onderzocht op de aanwezigheid van verdovende middelen), terwijl ander bewijs op grond waarvan moet worden aangenomen dat in de in die dossiers gerelateerde gevallen feitelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland is gebracht, dan wel dat de verdachte zich zou hebben beziggehouden met de voorbereiding van die invoer van die cocaïne, ontbreekt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 augustus 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer achttien kilogram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen in zaak A onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 en in zaak B onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van 18 kilogram cocaïne via Schiphol. De rol van de verdachte heeft erin bestaan dat hij de cocaïne uit het vliegtuig heeft gehaald tijdens zijn op de luchthaven Schiphol vervulde securitydienst. Dat de verdachte daarbij zijn dienstbetrekking bij Asito en aldus zijn kennis over de gang van zaken op beveiligde plekken op de luchthaven Schiphol heeft misbruikt, rekent het hof de verdachte in het bijzonder aan. Zowel Asito als de luchthaven Schiphol zijn voor een behoorlijk functioneren immers eerst en vooral afhankelijk van de integriteit van de aldaar werkzame personen.
Cocaïne is een voor de gezondheid van gebruikers ervan zeer schadelijke stof. De verspreiding van en handel in cocaïne wordt zowel direct als indirect in verband gebracht met vele vormen van criminaliteit en overlast, waaronder niet alleen de door gebruiker gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof maar ook andere, met de (groot)handel in harddrugs gepaard gaande ernstige criminaliteit. Handelingen die tot doel hebben cocaïne op de markt van handelaren en gebruikers te brengen dienen daarom streng te worden bestraft.
Gelet op de aangetroffen hoeveelheid cocaïne, gaat het hof er vanuit dat het een handelshoeveelheid betrof en dat het louter verdachtes zucht naar financieel gewin is geweest die hem tot zijn gedragingen heeft gebracht. Dusdoende heeft de verdachte het belang dat de samenleving verschoond blijft van de maatschappelijke problemen die de handel in cocaïne met zich brengt, ondergeschikt gemaakt aan zijn eigen winstbejag.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 22 april 2011 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat delicten als het onderhavige in de regel dienen te worden bestraft met een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur. Het hof stelt echter vast dat de verdachte weliswaar een belangrijke rol heeft gespeeld in een essentiële schakel in de invoer van cocaïne, maar dat niet aannemelijk is geworden dat hij heeft te gelden als organisator van het transport of als eigenaar van de partij cocaïne. Het hof acht het voor de hoogte van de aan de verdachte op te leggen straf van belang dat daarboven nog de nodige ruimte blijft bestaan voor de bestraffing van die organisatoren en belanghebbenden. Wel heeft het hof ten nadele van de verdachte gelet op het langdurige contact tussen hem en de organisatoren van de drugstransporten en op de bestaande samenwerkingsrelaties tussen hen. Uit de uit het dossier blijkende inhoud van die contacten blijkt dat de verdachte niet heeft te gelden als een “werktuig” in de handen van anderen, doch dat hij eigener beweging en zelfstandig de eerderbedoelde belangrijke rol heeft vervuld.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren passend en geboden.
Het bewezen verklaarde is begaan of voorbereid met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
In beslag genomen voorwerpen
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
13 1 stk GSM-toestel, kleur blauw, Nokia 2310 incl. simkaart, imei: [imeinummer];
14 1 stk Sim-kaart, Gnanam Telecom, nr: [imeinummer];
18 1 stk Sim-kaart, Orange prepaid, nr: [imeinummer].
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
17 1 stk Geheugenkaart, kleur blauw, Scandisk 256 MB, incl. foto's.
Gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
10 1 stk Schipholpas, kleur oranje, [pasnummer].
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. R. Veldhuisen en mr. R.P.P. Hoekstra, in tegenwoordigheid van mr. S. Aytemür, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 mei 2011.