ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ9401

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-006487-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne op luchthaven Schiphol

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 juni 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland en het voorbereiden van de invoer van deze verdovende middelen. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de invoer van cocaïne via de luchthaven Schiphol op 1 augustus 2008 en dat hij in de periode van 5 tot en met 10 november 2008 voorbereidingshandelingen heeft verricht. De verdachte heeft contact onderhouden met mededaders en cruciale informatie ontvangen die verband hield met de invoer van cocaïne. Het hof heeft de rol van de verdachte in deze criminele activiteiten als ernstig beoordeeld, vooral gezien de maatschappelijke impact van het gebruik van harddrugs en de daarmee samenhangende criminaliteit. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft de strafmaat gehandhaafd. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het hof heeft de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen, omdat de tijd in voorarrest gelijk was aan de opgelegde straf.

Uitspraak

parketnummer: 23-006487-09
datum uitspraak: 24 juni 2011
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 16 december 2009 in de strafzaak onder parketnummer 15-840111-08 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1961],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 27 november 2009 en 2 december 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 6 en 10 juni 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Feit 1 Primair:
(zaaksdossier B1)
hij op of omstreeks 1 augustus 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 1 augustus 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens):
- (meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd (op de luchthaven Schiphol en/of in Amsterdam en/of elders in NL) om afspraken te maken en/of informatie door te gegeven en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van (invoer van) een (of meer) zending(en) of transport(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) vlucht- en/of bagage- en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren en/of opzoeken van (informatie over/betreffende) een (of meer) koffer(s) inhoudende verdovende middelen en/of
- (meermalen) een (of meer) koffer(s) inhoudende verdovende middelen gezocht en/of laten zoeken en/of
- (meermalen) (telefonisch) dienstrooster(s) en/of werktijden doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) informatie (betreffende vluchten en/of passagiers en/of bagage) opgezocht en/of laten (op)zoeken in een geautomatiseerd systeem en/of
- (meermalen) geld ontvangen en/of gegeven;
Feit 2 Primair:
(zaaksdossier B26)
hij op of omstreeks 19 augustus 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode 18 augustus 2008 tot en met 19 augustus 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en)
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen:
- (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden met El Haddaoui en/of Florencia en/of
- (telefonisch) (in versluierd taalgebruik) afspraken gemaakt over de prijs en/of de hoeveelheid en/of de kwaliteit van de te leveren en/of te ontvangen verdovende middelen en/of
- afspraken gemaakt El Haddaoui en/of Florencia en/of anderen te ontmoeten en/of
- een ontmoeting gehad met Florencia;
Feit 3:
(zaaksdossier B13)
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 5 november 2008 tot en met 10 november 2008 (incident 5) te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstig redenen had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens);
- (meermalen) met elkaar en/of met (een) (contactpersoon van) opdrachtgever(s) (telefonisch) contact gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt om elkaar te ontmoeten en/of
- (meermalen) ontmoetingen gehad en/of gearrangeerd (op de luchthaven Schiphol en/of in Amsterdam en/of elders in NL) om afspraken te maken en/of informatie door te geven en/of
- (meermalen) (telefonisch) informatie verstrekt en/of instructie(s) gegeven en/of informatie en/of instructie(s) ontvangen ten behoeve van (invoer van) een (of meer) zending(en) of transport(en) verdovende middelen en/of
- (meermalen) vlucht- en/of bagage- en/of reizigersgegevens doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) zich beschikbaar gehouden voor het ophalen en/of vervoeren en/of opzoeken van (informatie over/betreffende) een (of meer) koffer(s) inhoudende verdovende middelen en/of
- (meermalen) een of meer koffer(s) inhoudende verdovende middelen gezocht en/of laten zoeken en/of
- (meermalen) (telefonisch) dienstrooster(s) en/of werktijden doorgegeven en/of ontvangen en/of
- (meermalen) informatie (betreffende vluchten en/of passagiers en/of bagage) opgezocht en/of laten (op)zoeken in een geautomatiseerd systeem.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, onder meer omdat het hof de door de rechtbank gebezigde bewijsoverwegingen niet geheel overneemt.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het onder 2 ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat het pakketje dat de verdachte op 19 augustus 2008 aan [X] heeft overgedragen, cocaïne moet hebben bevat en heeft daarbij verwezen naar een aantal andere zaaksdossiers in het onderzoek Socrates waarin het steeds om cocaïne ging en waarbij in een aantal gevallen cocaïne in beslag is genomen.
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde dat de in het dossier aanwezige onderzoeksresultaten weliswaar aanwijzingen bevatten dat de verdachte zich in de genoemde periode heeft schuldig gemaakt aan strafbare handelingen met betrekking tot verdovende middelen, doch niet het wettig en overtuigend bewijs opleveren dat het in het geval van de ontmoeting tussen de verdachte en [X] om de overdracht van cocaïne ging. Weliswaar zijn er sterke aanwijzingen dat de overdracht aan [X] verdovende middelen betreft, doch dit is naar het oordeel van het hof onvoldoende om bij wijze van bewijsbeslissing aan te nemen dat de verdachte cocaïne heeft overgedragen. Het hof overweegt daarbij dat hetgeen is overgedragen niet in beslag is genomen en dat noch uit verklaringen van verdachten en/of getuigen noch uit de weergave van de afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken kan blijken wat de inhoud van het overgedragen pakketje is geweest. Het bewijs kan ook - anders dan door de advocaat-generaal is betoogd niet worden gevonden in de overige zaaksdossiers, nu de in het zaaksdossier B26 gerelateerde handelwijze, waarbij sprake is van overdracht van een pakketje door de verdachte aan Florencia, volledig afwijkt van de modus operandi in de overige de verdachte en diens medeverdachten betreffende zaaksdossiers, waarin telkens sprake is van invoer van cocaïne via de luchthaven Schiphol.
Gelet op het voorgaande kan het onder 2 ten laste gelegde in geen van de varianten worden bewezen verklaard zodat de verdachte van hetgeen onder 2 is ten laste gelegd, geheel moet worden vrijgesproken.
Bespreking van verweren
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 3 ten laste gelegde. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte geen handelingen heeft verricht ten behoeve van de invoer van cocaïne. Hij heeft enkel meegepraat met één van zijn mededaders omdat hij geen “nee” kan zeggen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat het verweer, zoals het is gevoerd en is onderbouwd, voor zover het mede door de verdachte gevoerde gesprekken en door de verdachte verstrekte dan wel ontvangen informatie of instructies betreft, naar zijn aard aan een bewezenverklaring van dergelijke handelingen niet in de weg kan staan. Overigens acht het hof het verweer onvoldoende gesubstantieerd, op grond waarvan het voor het overige wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
Ten aanzien van het onder 1 primair (zaaksdossier B1) ten laste gelegde:
hij op 1 augustus 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Ten aanzien van het onder 3 (zaaksdossier B13, incident 5) ten laste gelegde:
hij op tijdstippen in de periode 5 november 2008 tot en met 10 november 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en/of anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
immers hebben verdachte en/of zijn mededaders tezamen en in vereniging:
- meermalen met elkaar telefonisch contact gelegd en onderhouden en
- informatie verstrekt en/of ontvangen ten behoeve van een transport verdovende middelen en
- bagagegegevens doorgegeven en/of ontvangen en
- een koffer inhoudende verdovende middelen gezocht en/of laten zoeken.
Hetgeen onder 1 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich of een ander gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De advocaat-generaal heeft in het verlengde daarvan gevorderd dat het hof de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van cocaïne via Schiphol op 1 augustus 2008 en aan de voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van cocaïne in de periode van 5 november tot en met 10 november 2008.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte een strafmaatverweer gevoerd waarbij aandacht werd gevraagd voor de rol van de verdachte en effecten die al dan niet uit (kunnen) gaan van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof overweegt daaromtrent het volgende.
Vooropgesteld dient te worden dat het motief voor de strafbaarstelling van invoer van verdovende middelen in aanzienlijke mate is gelegen in het maatschappelijk belang van bescherming van de volksgezondheid. Het gebruik van in het bijzonder harddrugs is schadelijk voor de gezondheid en kan bijdragen aan het ontstaan van ernstige ontregeling van het maatschappelijk en mentaal functioneren van personen.
Voorts leert de ervaring dat het uit winstbejag participeren in de keten van invoer tot gebruiker van die middelen dikwijls gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit, van relatief lichte verwervingscriminaliteit tot zware criminaliteit, in de regel verbonden aan het niveau van organisatie en (groot)handel. Tot die zware criminaliteit rekent het hof niet alleen (ernstige) geweldsmisdrijven, maar ook misdrijven die een bedreiging inhouden voor de integriteit van het financiële en economische verkeer.
De hoge wettelijke strafmaxima verbonden aan de opzettelijke invoer van harddrugs vormen derhalve een uitvloeisel van het streven van de wetgever de Nederlandse samenleving te vrijwaren van deze stoffen en ter voorkoming van het ontstaan van een grootschalige binnenlandse markt. In dit licht kan tevens worden begrepen dat ook handelingen gericht op voorbereiding of bevordering van invoer van harddrugs met aanzienlijke straffen worden bedreigd.
Naast het hiervoor besproken kernverwijt, dat voortvloeit uit het, al dan niet gerealiseerde, toebrengen van schade aan de gezondheid van personen, spelen de hiervoor bedoelde maatschappelijk bezwarende en ontwrichtende aspecten die zijn verbonden aan het handelen van de verdachte een rol.
Immers, aangenomen mag worden dat het verrichten van werkzaamheden gericht op invoer van harddrugs voor de daarbij betrokkenen, waaronder de verdachte, een hoge beloning oplevert. De hoogte van deze beloning wordt voor een groot deel bepaald door de risico’s die met het werk zijn verbonden. Eén van deze risico’s, wellicht de belangrijkste, is dat van een strafrechtelijke vervolging en van een, naar Nederlandse maatstaven gemeten, doorgaans zware bestraffing. Het perspectief van de hoge beloning en de praktijk van zware strafrechtelijke sanctionering vormen aldus bezien elkaars spiegelbeeld.
In de werkomgeving van de verdachte was de verleiding om zich in te laten met invoer van cocaïne groot. De luchthaven Schiphol biedt - zoals alle lucht- en zeehavens - een voor de hand liggende en noodzakelijke schakel en biedt daartoe onvermijdelijk ook de mogelijkheden voor de smokkel van verdovende middelen. Schipholmedewerkers verkeren in de positie dat zij met die mogelijkheden kunnen kennis maken en op hen rust de verplichting om de verlokkingen die ermee zijn verbonden te weerstaan.
De verdachte heeft, naar moet worden aangenomen uit louter winstbejag, die weerstand niet geboden. Dat dit een negatieve bijdrage oplevert danwel kan opleveren voor de volksgezondheid is reeds overwogen.
De verdachte heeft in dit verband een rol aangenomen die inhield dat hij contact onderhield met één van zijn mededaders, cruciale informatie ontving en feitelijke handelingen heeft verricht om de koffers met cocaïne te onderscheppen en verder te vervoeren dan wel voor verder vervoer klaar te zetten.
De verdachte heeft met de invulling van zijn rol zijn reguliere werkverband en de hem in dat bestek ten dienste staande faciliteiten benut als vehikel voor activiteiten gericht op de invoer van cocaïne. Met betrekking tot het door de advocaat-generaal onderstreepte belang van het door de verdachte als werknemer geschonden vertrouwen overweegt het hof als volgt. De verdachte had uit de aard van zijn functie geen bijzondere vertrouwenspositie en zo bezien is er geen sprake geweest van een schending van vertrouwen dat verder strekt dan in een gemiddelde werkkring als basis voor de arbeidsverhouding geldt. Dat doet er echter niet aan af dat de verdachte zich heeft ingelaten met maatschappelijk schadelijke activiteiten - het gaat hier bovendien om ernstige misdrijven - waarvan zijn werkgever erop mocht vertrouwen dat hij deze niet zou ontplooien.
De verdachte kon zich vrijelijk bewegen in de bagagekelders waar de uit het buitenland aangevoerde en op de luchthaven geloste koffers met verdovende middelen moesten worden onderschept. Daarnaast heeft de verdachte in samenwerking met de mededaders misbruik gemaakt van hulpmiddelen en voorzieningen waarover hij en/of de mededaders konden beschikken uit hoofde van hun functies. Zo zijn met het oog op het realiseren van het misdadige doel geautomatiseerde informatiesystemen geraadpleegd, ontmoetingsplaatsen benut en vervoermiddelen ingezet. Dit alles vanzelfsprekend in strijd met geldende regels en protocol en buiten medeweten van leidinggevenden.
Voorts overweegt het hof dat in de onderhavige zaak anders dan bij drugskoeriers - waarbij de getransporteerde hoeveelheid volgens een relatief gedetailleerde systematiek een bepalende maatstaf vormt - de omvang van de feitelijk binnengebrachte hoeveelheid cocaïne in de strafmaat slechts bijdraagt in samenhang met de rol van de verdachte en de duur en intensiteit van diens betrokkenheid. Voor de toe te passen strafmaat voor misdrijven als de onderhavige volgt geen algemene regel noch enige cijfermatige motivering te geven.
Tot slot wijst het hof erop dat het zich ook rekenschap dient te geven van de internationale dimensies van de bestrijding van de sluikhandel in verdovende middelen. De prioriteit die hier in internationaal verband nog steeds naar uitgaat brengt met zich dat de bestraffing in overwegende mate in de sleutel van de generaal-preventieve werking is gesteld. Dit betekent dat de straftoemeting ook een signaal dient in te houden naar Nederlandse ingezetenen om af te zien van ondersteunende activiteiten op plaatsen van in- en doorvoer van verdovende middelen. Daarnaast moet uit de bestraffing blijken dat met de misdrijven zoals die in de onderhavige zaak ter beoordeling van en beslissing aan de strafrechter zijn voorgelegd het risico van langdurige vrijheidsbeneming zich ook realiseert.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 31 mei 2011 is de verdachte eerder ter zake van andersoortige delicten veroordeeld.
Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt het hof tot de slotsom dat het geen reden ziet om een lagere straf op te leggen dan door de rechtbank is opgelegd. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden.
Reeds omdat de verdachte voorlopige hechtenis heeft ondergaan waarvan de duur overeenkomt met de duur van de uit deze straf voortvloeiende effectieve vrijheidsbeneming, acht het hof geen termen aanwezig voor een bevel tot gevangenneming, zoals gevorderd door de advocaat-generaal.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende Menzies van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
4 1 stk Sleutel, EURO LOCKS 45041,
Wijst af de vordering tot een bevel tot gevangenneming van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Veldhuisen, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. R.M. Steinhaus, in tegenwoordigheid van mr. S. Aytemür, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 juni 2011.