ECLI:NL:GHAMS:2011:BT7299

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.065.990/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake publicatieverbod van raps en videoclip na mishandeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam. Het vonnis, uitgesproken op 23 maart 2010, verbood [appellant] om over te gaan tot publicatie van zijn raps en videoclip, die gerelateerd zijn aan een ernstig misdrijf dat hij in 2004 heeft gepleegd tegen [geïntimeerde]. De voorzieningenrechter oordeelde dat de publicatie van deze materialen de rechtsverhouding van [geïntimeerde] ten opzichte van derden, waaronder de Staat, zou kunnen schaden. [appellant] heeft in hoger beroep vijf grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis, maar [geïntimeerde] heeft in incidenteel appel ook grieven ingediend en haar eis vermeerderd.

Tijdens de zitting op 25 februari 2011 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [appellant] heeft zijn eis in hoger beroep verminderd door niet langer vernietiging van het vonnis te vorderen voor zover het de publicatie van de videoclip betreft. [geïntimeerde] heeft haar incidentele appel ingetrokken, waarmee [appellant] heeft ingestemd. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] onvoldoende belang heeft bij de appelprocedure, omdat hij niet heeft geappelleerd tegen het vonnis dat tussen hem en de Staat is gewezen, wat betekent dat dit vonnis kracht van gewijsde heeft.

Het hof concludeert dat het belang van [appellant] bij de onderhavige procedure niet voldoende is om de grieven te behandelen. Het vonnis waarvan beroep wordt bekrachtigd, en [appellant] wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De proceskosten worden begroot op € 314,- aan verschotten en € 2.682,- voor salaris advocaat, en de proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

12 april 2011
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
ARREST
in de zaak van:
[APPELLANT],
verblijvende te [gemeente],
APPELLANT IN PRINCIPAAL APPEL,
GEÏNTIMEERDE IN INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. H.J. Bos, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE IN PRINCIPAAL APPEL,
APPELLANTE IN INCIDENTEEL APPEL,
advocaat: mr. F.F. Blokhuis, kantoorhoudende te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. De partijen worden hierna respectievelijk [appellant] en [geïnti-meerde] genoemd.
1.2. Bij dagvaarding van 19 april 2010 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam, in deze zaak onder zaaknummer/rolnummer 454634/KGZA 10-610 MH/EB gewezen tussen – onder meer – [geïntimeerde] als eiseres en – onder meer – [appellant] als gedaagde. Het vonnis is uitgesproken op 23 maart 2010.
1.3. [appellant] heeft bij memorie vijf grieven tegen het vonnis aan-gevoerd en geconcludeerd - zakelijk weergegeven - dat het hof het von-nis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vorde-ring van [geïntimeerde] zal afwijzen en [geïntimeerde] zal veroordelen om alles wat [appellant] ter uitvoering van het vonnis waarvan beroep aan [geïntimeerde] heeft voldaan aan [appellant] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
1.4. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestre-den, van haar kant twee grieven in incidenteel appel aangevoerd, haar eis vermeerderd, producties overgelegd en geconcludeerd - zakelijk weergegeven - dat het hof het vonnis in het principale beroep zal be-krachtigen en in het incidentele beroep "de gewraakte overwegingen” van het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, kort gezegd, [appel-lant] een ruimer verbod zal opleggen met betrekking tot de publicatie en de verspreiding alsook het faciliteren van de publicatie en de ver-spreiding van zijn raps, videoclip en muziek, met veroordeling van [appellant] in de kosten van, naar het hof begrijpt, het hoger beroep.
1.5. Bij memorie van antwoord in het incidenteel appel heeft [appel-lant] de grieven en de vermeerderde vordering van [geïntimeerde] be-streden en geconcludeerd tot verwerping van het incidenteel appel, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten ervan.
1.6. Vervolgens hebben partijen ter terechtzitting van 25 februari 2011 hun standpunten nader doen toelichten aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities, [appellant] door zijn advocaat en [geïntimeerde] door mr. A.M.E. Voerman, advocaat te Amsterdam. Bij die gelegenheid heeft [geïntimeerde] nog twee producties in het ge-ding gebracht. Voorts heeft [appellant] zijn eis in hoger beroep verminderd in die zin dat hij niet langer vernietiging vordert van het vonnis waarvan beroep voor zover hem daarbij is verboden de vi-deoclip te publiceren. [geïntimeerde] heeft het incidentele appel ingetrokken, waarmee [appellant] heeft ingestemd.
1.7. Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en aan het hof verzocht arrest te wijzen.
2. Feiten
De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.7, een aantal feiten in deze zaak tot uitgangspunt genomen. Over de weergave van deze feiten bestaat geen geschil, zodat zij ook het hof tot uitgangspunt dienen.
3. Beoordeling
3.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
(i) In augustus 2004 heeft [appellant] zijn toenmalige vriendin [geïn-timeerde] ernstig mishandeld; hij heeft haar overgoten met terpentine en tot tweemaal toe in brand gestoken. Met een mes heeft [appellant] zijn naam in de borst van [geïntimeerde] gekerfd. [geïntimeerde] heeft ernstig letsel opgelopen. Voor dit misdrijf is [appellant] in 2005 door het gerechtshof Leeuwarden veroordeeld tot anderhalf jaar gevan-genisstraf en tbs met dwangverpleging, te ondergaan in de Dr. Henri van der Hoeven Kliniek te Utrecht.
(ii) Ten behoeve van zijn dwangverpleging is [appellant] aanvankelijk geplaatst in psychiatrisch instituut “De Rooyse Wissel” te Veghel. Op 4 februari 2009 is hij overgeplaatst naar de tbs-kliniek van de stich-ting “Pompestichting”, de Pompekliniek te Vught.
(iii) Op 22 maart 2010 is de tbs met twee jaar verlengd.
(iv) In 2004, kort na het door hem gepleegde misdrijf, heeft [appel-lant] een rap opgenomen, getiteld “Hoe kan dit?”. In deze rap bekent [appellant] zijn misdrijf en betuigt hij zijn spijt aan [geïntimeer-de].
(v) Bij de muziektherapie in één van de twee bovengenoemde tbs-klinieken heeft [appellant] een tweede rap opgenomen, getiteld “Ben een crimineel”. In deze rap beklaagt [appellant] zich over zijn behan-deling in de tbs-klinieken. Deze geluidsopname is terechtgekomen bij journalist [V.]van het tijdschrift “Revu”.
(vi) Bij de rap “Ben een crimineel” is buiten de tbs-klinieken een vi-deoclip gemaakt, waaraan [appellant] zijn medewerking heeft verleend. In de videoclip zijn onder meer het gezicht van [appellant] te zien, en krantenkoppen die betrekking hebben op het misdrijf dat hij tegen [geïntimeerde] heeft gepleegd. Het was de bedoeling om de videoclip op 24 maart 2010 via iTunes uit te brengen. Het actualiteitenprogramma Nova had in de uitzending van 23 maart 2010 een deel van de videoclip willen tonen.
(vii) [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg naast [appellant] ook Ex-celsior Recordings BV, Apple Netherlands BV en Apple Benelux BV gedag-vaard en ten aanzien van hen allen gevorderd dat het hen zou worden verboden, kort gezegd en voor zover thans nog relevant, om de raps en/of singles en videoclips te publiceren, althans om in de raps en/of singles en videoclips of de publiciteit daarover te verwijzen naar het door [appellant] jegens [geïntimeerde] gepleegde misdrijf, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
(viii) In de procedure tussen [geïntimeerde] en voornoemde gedaagden hebben de Staat en de bovengenoemde stichtingen “De Rooyse Wissel” en “Pompestichting” (hierna: de Staat c.s.) zich met toestemming van de voorzieningenrechter gevoegd aan de zijde van [geïntimeerde].
(ix) Bij het vonnis waarvan beroep heeft de voorzieningenrechter ten gunste van [geïntimeerde] en de Staat c.s. de gedaagden, onder wie dus [appellant], per direct en zolang als [appellant] ter beschikking is gesteld, verboden om over te gaan tot publicatie van de twee raps en de videoclip, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en met hun veroordeling in de kosten.
(x) [appellant] heeft tegen het vonnis geappelleerd voor zover het tussen hem en [geïntimeerde] is gewezen. Hij heeft in het vonnis be-rust voor zover het is gewezen tussen hem en de Staat c.s. De grieven van [appellant] richten zich in het bijzonder, kort gezegd, tegen het feit dat de voorzieningenrechter hem heeft verboden de beeld- en ge-luidsopnamen te publiceren.
3.2. [geïntimeerde] heeft gesteld dat [appellant] bij de onderhavige appelprocedure onvoldoende belang heeft, juist omdat hij niet heeft geappelleerd tegen het vonnis voor zover dat is gewezen tussen [appel-lant] enerzijds en de Staat c.s. anderzijds en het vonnis in zoverre dus kracht van gewijsde heeft. Een eventuele vernietiging van het von-nis voor zover gewezen tussen [appellant] en [geïntimeerde] zou er im-mers niet aan afdoen dat dit vonnis zijn werking behoudt tussen [ap-pellant] enerzijds en de Staat c.s. anderzijds, zodat [appellant] door overtreding van dat vonnis onverkort dwangsommen verbeurt, aldus [ge-intimeerde].
3.3. Ter terechtzitting heeft [appellant] zijn belang bij de onderha-vige appelprocedure als volgt toegelicht. [appellant] heeft tegen de Staat c.s. niet willen appelleren omdat zijn behandelrelatie met de tbs-kliniek nu goed is en hij die niet door een appelprocedure in de waagschaal wil stellen. Maar met een voor hem gunstige uitspraak in de onderhavige appelprocedure zou hij wel aan de kliniek en het Ministe-rie kunnen laten zien dat hij met recht de publiciteit heeft gezocht.
3.4. Het door [appellant] aldus gemotiveerde belang komt erop neer dat hij in zijn rechtsverhouding tot [geïntimeerde] geen belang heeft bij de onderhavige procedure maar dat hij met behulp van die procedure zijn rechtsverhouding ten opzichte van derden, de Staat c.s., hoopt te kunnen verbeteren. Dat belang is evenwel niet aan te merken als een voldoende belang (in de zin van artikel 3:303 BW) bij de onderhavige appelprocedure. De grieven van [appellant], wat daarvan overigens zij, behoeven dan ook geen behandeling.
4. Slotsom en kosten
Het vonnis waarvan beroep moet worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover tussen [appellant] en [ge-intimeerde] gewezen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep en begroot deze tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] op € 314,- aan verschotten en € 2.682,- voor salaris advocaat;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.J. Visser, J.H. Huijzer en A.C. van Schaick en in het openbaar door de rolraadsheer uitgesproken op 12 april 2011.