GERECHTSHOF AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats Arnhem
zaaknummer gerechtshof 200.059.038
(zaaknummer rechtbank 275386 / FA RK 09-6030)
beschikking van de familiekamer van 4 oktober 2011
[verzoeker],
voorheen genaamd [voormalige naam],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen “de vader”,
advocaat: mr. J. Mulder te Rotterdam,
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen “de moeder”,
advocaat: mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Utrecht van 16 december 2009, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 3 maart 2010, is de vader in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking en heeft hij tevens een zelfstandig verzoek ingediend. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hem gezamenlijk met de moeder met het gezag te belasten over [het kind ] en tevens een omgangsregeling tussen hem en [het kind ] vast te stellen aldus:
- dat hij gedurende een weekeinde per veertien dagen omgang met [het kind ] heeft van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij hij [het kind ] op vrijdag van de crèche ophaalt en de moeder haar op zondag bij hem ophaalt;
- dat [het kind ] in de zomervakantie gedurende twee aaneengesloten weken bij hem is en in de kerstvakantie gedurende een week, in onderling overleg tussen de partijen te bepalen.
2.2 Op verzoek van partijen heeft het hof de zaak in de stand waarin deze zich bevond doorverwezen voor mediation. Dit heeft niet geleid tot overeenstemming tussen partijen.
2.3 Daarop heeft de vader een aanvullend beroepschrift ingediend, ingekomen ter griffie van het hof op 29 maart 2011. Hierin verzoekt hij het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een omgangsregeling tussen hem en [het kind ] vast te stellen aldus:
- dat hij gedurende een weekeinde per de veertien dagen omgang met [het kind ] heeft van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij hij [het kind ] van de crèche ophaalt en de moeder haar op zondag bij hem ophaalt;
- dat [het kind ] in de zomervakantie gedurende drie aaneengesloten weken bij hem is en in de kerstvakantie gedurende een week, in onderling overleg tussen partijen te bepalen.
Tevens verzoekt de vader de geslachtsnaam van [het kind ] te wijzigen in zijn huidige geslachtsnaam, [huidige geslachtsnaam vader].
2.4 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 17 mei 2011, heeft de moeder het verzoek in hoger beroep van de vader bestreden. Daarbij heeft zij tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De moeder verzoekt het hof in het principaal hoger beroep en in het incidenteel hoger beroep de volgende omgangsregeling, althans een door het hof in goede justitie vast te stellen andere regeling, tussen de vader en [het kind ] vast te leggen:
- een weekeinde per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de vader op vrijdag [het kind ] van de crèche of BSO ophaalt en zij haar op zondag bij de vader ophaalt;
- indien moederdag in een omgangsweekeinde valt, wordt [het kind ] op zaterdag om 19.00 uur door haar opgehaald bij de vader;
- in de zomervakantie: in een even jaar de eerste drie weken aaneengesloten en in een oneven jaar de laatste drie weken aaneengesloten bij de vader;
- in de kerstvakantie: in een even jaar is [het kind ] de eerste week van de kerstvakantie (de kerstweek) en in een oneven jaar is [het kind ] de tweede week van de vakantie bij de vader ( de week van oud/nieuw);
- in de voorjaarsvakantie, meivakantie en herfstvakantie: is [het kind ] de helft van de vakantie aansluitend aan het weekend dat de omgangsregeling geldt bij de vader, waarbij als overdrachtsmoment woensdagmiddag 18.00 uur geldt.
Tevens verzoekt de moeder de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [het kind ] in [huidige geslachtsnaam vader], althans dit verzoek ongegrond te verklaren dan wel het af te wijzen.
2.5 Daarop heeft de vader in het incidenteel hoger beroep een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie van het hof op 16 juni 2011, waarin hij het hof verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een omgangsregeling vast te stellen waarbij [het kind ] bij hem verblijft:
- een weekeinde per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.30 uur, waarbij hij op vrijdag [het kind ] van de crèche of BSO ophaalt en de moeder haar op zondag bij hem ophaalt;
- tijdens vaderdag, zijn verjaardag en familieaangelegenheden van familieleden zijnerzijds en [het kind ] bij de moeder verblijft tijdens moederdag, de verjaardag en familieaangelegenheden van familieleden harerzijds;
- waarbij beide partijen tijdens de verjaardag van [het kind ] bij haar kunnen zijn;
- in de zomervakantie 2011 van 26 juli tot en met 21 augustus en in de volgende zomervakanties steeds drie aaneengesloten weken tijdens zijn bouwvakvakantie;
- in de kerstvakantie: in een even jaar gedurende de eerste week (de kerstweek) en in een oneven jaar gedurende de tweede week (de week van oud/nieuw).
2.6 De mondelinge behandeling heeft op 6 september 2011 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming is [...] verschenen.
3.1 Uit de relatie van de vader en de moeder is op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] [het kind] (verder te noemen "[het kind ]") geboren. De moeder is alleen met het gezag over [het kind ] belast. De vader heeft [het kind ] erkend. De geslachtsnaam van de vader is op 26 juni 2009 gewijzigd van [voormalige geslachtsnaam vader] in [huidige geslachtsnaam vader].
3.2 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op of omstreeks 3 oktober 2009, heeft de vader verzocht het eenhoofdig gezag over [het kind ] in die zin te wijzigen dat hij en de moeder gezamenlijk worden belast met het gezag over [het kind ].
3.3 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank dit verzoek van de vader afgewezen.
4. De motivering van de beslissing
4.1 Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over het gezamenlijk gezag over [het kind ] en de omgangsregeling tussen de vader en [het kind ]. Hieruit leidt het hof af dat partijen hun beider verzoeken in hoger beroep dienovereenkomstig hebben gewijzigd.
4.2 Blijkens de verklaringen van partijen hebben zij overeenstemming bereikt als volgt:
a) dat de ouders met het gezamenlijk gezag over [het kind ] zullen worden belast;
b) dat een omgangsregeling zal worden vastgesteld tussen de vader en [het kind ] aldus:
- dat [het kind ] een weekeinde per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft, waarbij hij haar op vrijdag van de crèche of BSO ophaalt en de moeder [het kind ] op zondag bij hem ophaalt;
- dat [het kind ] tijdens vaderdag en de verjaardag van de vader bij hem verblijft met dien verstande dat [het kind ] bij de moeder zal verblijven tijdens moederdag en de verjaardag van de moeder; indien moederdag in een omgangsweekend van de vader valt, wordt [het kind ] op zaterdag om 19.00 uur door de moeder bij de vader opgehaald;
- dat [het kind ] in de zomervakantie drie aaneengesloten weken bij de vader verblijft, voor zover mogelijk tijdens de bouwvakvakantie van de vader;
- dat [het kind ] in de kerstvakantie bij de vader verblijft: in een even jaar gedurende de eerste week (de kerstweek) en in een oneven jaar gedurende de tweede week (de week van oud/nieuw);
- dat [het kind ] de helft van de voorjaarsvakantie, meivakantie en herfstvakantie aansluitend aan het omgangsweekend bij de vader verblijft, waarbij als overdrachtsmoment woensdag 18.00 uur geldt;
- dat het de vader en de moeder vrij staat om [het kind ] door een derde te laten halen of brengen.
4.3 Partijen hebben voorts tijdens de mondelinge behandeling verzocht om de geslachtsnaam van [het kind ] te wijzigen in de geslachtsnaam van de moeder.
4.4 Op grond van artikel 1:7 BW dient een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam te worden gericht aan de Koning. Partijen hebben hun verzoek echter aan het hof gericht, onder verwijzing naar artikel 1:253t lid 5 BW dat analoog toegepast zou moeten worden. Het hof overweegt in dit kader als volgt.
4.5 Artikel 1:253t BW lid 1 juncto lid 5 bepaalt dat, gelijktijdig met een verzoek om gezamenlijk gezag door de met gezag belaste ouder en een ander dan die ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, een zodanig verzoek vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander. Een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam wordt slechts afgewezen, indien hetzij het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet met het verzoek heeft ingestemd, het verzoek tot gezagswijziging wordt afgewezen of het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
4.6 Het hof is met de ouders van oordeel dat met analoge toepassing van artikel 1:253t BW lid 1 juncto lid 5 het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [het kind ] tegelijk kan worden gedaan met hun verzoek tot het verkrijgen van het gezamenlijk gezag over [het kind ], nu dit in het belang van [het kind ] wordt geacht.
4.7 Niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van één van de in voornoemd artikel genoemde gevallen op grond waarvan het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [het kind ] dient te worden afgewezen. Nu het verzoek van de ouders om hen met het gezamenlijk gezag over [het kind ] te belasten zal worden toegewezen, is er geen sprake van een situatie waarin het belang van [het kind ] zich verzet tegen toewijzing van het verzoek tot wijziging van haar geslachtsnaam. Naar het oordeel van het hof is het juist in het belang van [het kind ] dat zij de geslachtsnaam van haar moeder kan dragen, aangezien [het kind ] nog altijd de geslachtsnaam van de vader draagt van vóór zijn geslachtsnaamwijziging op 26 juni 2009 terwijl zij bij de moeder woont. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek van de ouders ten aanzien van de wijziging van de geslachtsnaam van [het kind ] worden toegewezen.
5.1 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen als volgt.
Het hof, beschikkende in hoger beroep en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Utrecht van 16 december 2009 en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de vader en de moeder gezamenlijk gezag hebben over [het kind ], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] en dat hiervan in het artikel 1:244 BW genoemde openbare register aantekening zal worden gemaakt;
stelt een omgangsregeling tussen de vader en [het kind ] vast aldus:
- dat [het kind ] een weekeinde per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader verblijft, waarbij hij haar op vrijdag van de crèche of BSO ophaalt en de moeder [het kind ] op zondag bij hem ophaalt;
- dat [het kind ] tijdens vaderdag en de verjaardag van de vader bij hem verblijft met dien verstande dat [het kind ] bij de moeder zal verblijven tijdens moederdag en de verjaardag van de moeder; indien moederdag in een omgangsweekend van de vader valt, wordt [het kind ] op zaterdag om 19.00 uur door de moeder bij de vader opgehaald;
- dat [het kind ] in de zomervakantie drie aaneengesloten weken bij de vader verblijft, voor zover mogelijk tijdens de bouwvakvakantie van de vader;
- dat [het kind ] in de kerstvakantie bij de vader verblijft: in een even jaar gedurende de eerste week (de kerstweek) en in een oneven jaar gedurende de tweede week (de week van oud/nieuw);
- dat [het kind ] de helft van de voorjaarsvakantie, meivakantie en herfstvakantie aansluitend aan het omgangsweekend bij de vader verblijft, waarbij als overdrachtsmoment woensdag 18.00 uur geldt;
- het staat de vader en de moeder vrij om [het kind ] door een derde te laten halen of brengen.
wijzigt de geslachtsnaam van [het kind ] en bepaalt dat zij voortaan de geslachtsnaam van de moeder draagt, zodat zij is genaamd: [het kind] [geslachtsnaam moeder];
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand te Utrecht hiervan melding te doen op de akte van inschrijving van de geboorteakte van genoemde minderjarige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, M.L. van der Bel en B.F. Keulen, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2011.