ECLI:NL:GHAMS:2011:BU6821
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vertrouwensbeginsel bij wederinvoer van pleziervaartuig en omzetbelasting
In deze zaak gaat het om de wederinvoer van een pleziervaartuig, het jacht C, dat in 1996 door de Nederlandse douane een verklaring heeft gekregen dat omzetbelasting was betaald. Het jacht is in 2001 naar de Verenigde Staten verscheept en in 2005 verkocht aan een Nederlands ingezetene, waarna het in Nederland werd ingevoerd. De belanghebbende, X B.V., stelde dat de verklaring van de douane het in rechte te beschermen vertrouwen wekte dat er bij de invoer in Nederland geen omzetbelasting verschuldigd was. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelde dat de rechtbank de zaak onterecht ongegrond had verklaard. Het Hof oordeelde dat de verklaring van de douane, die betrekking had op pleziervaartuigen waarvoor omzetbelasting was betaald, ook na de driejaarstermijn van toepassing kon zijn. De inspecteur had gesteld dat de vrijstelling enkel gold binnen de driejaarstermijn, maar het Hof oordeelde dat de verklaring niet expliciet deze voorwaarde vermeldde. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende gerechtvaardigd vertrouwen had kunnen ontlenen aan de verklaring, en dat de inspecteur niet had aangetoond dat de belanghebbende niet mocht rekenen op de vrijstelling. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten.