parketnummer: 23-002616-10
datum uitspraak: 21 december 2011
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 1 juni 2010 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 14-810270-09 (feiten 1, 2 en 3) en 14-810325-09
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1967],
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Westlinge BB te Heerhugowaard.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 18 mei 2010 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 23 november 2010, 19 januari 2011, 6 april 2011, 11 mei 2011, 5 oktober 2011 en 7 december 2011.
Omvang van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Alkmaar veroordeeld voor wat betreft de feiten 1 en 3 primair en vrijgesproken van feit 2 en de gevoegde zaak met parketnummer 14-810325-09. Het hoger beroep is zowel namens de verdachte als door het openbaar ministerie ingesteld.
Het hoger beroep van de verdachte is kennelijk niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken.
Gezien de schriftuur in de zin van artikel 410 Wetboek van Strafvordering, is het hoger beroep van het openbaar ministerie kennelijk gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van feit 2 en van de gevoegde zaak met parketnummer 14-810325-09.
Als gevolg van het bovenstaande, zijn ter terechtzitting in hoger beroep alle ten laste gelegde feiten aan de orde.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank op 12 januari 2010 toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 14-810270-09:
hij op of omstreeks 4 augustus 2004 te Berkhout, gemeente Wester-Koggenland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] (geboren [1922])(telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- (telkens) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en/of gedrongen en/of
- de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- de borsten en/of andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] gekust en/of gelikt en/of betast
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- in de voor de nachtrust bestemde tijd en/of met een kap/(punt)muts over zijn, verdachtes, hoofd de woning van die [slachtoffer 1] is binnengegaan en/of
- die [slachtoffer 1] (onverhoeds) heeft overrompeld en/of die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of opgetild/opgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] naar haar slaapkamer heeft gedragen en/of die [slachtoffer 1] op een/het bed heeft gelegd en/of
- de jurk en/of de bh van die [slachtoffer 1] omhoog heeft getrokken en/of de onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken, althans die [slachtoffer 1] (gedeeltelijk) heeft ontkleed en/of
- de armen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en vastgehouden en/of de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar heeft gedaan en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op of omstreeks 28 juli 2005 in de gemeente Wognum ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (geboren op [1923]) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2],
- de woning van die [slachtoffer 2] (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, althans omstreeks 22.30 uur) en/of met een kap/(punt)muts over zijn, verdachtes, hoofd is binnengegaan en/of
- onverhoeds van achter het/een gordijn te voorschijn is gekomen en/of
- die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] op een/het bed heeft geduwd en/of
- (geheel of gedeeltelijk) op (het lichaam van) die [slachtoffer 2] is gaan liggen en/of
- (hardhandig) aan het T-shirt van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- de woning van die [slachtoffer 2] (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, althans omstreeks 22.30 uur) en/of met een kap/(punt)muts over zijn, verdachtes, hoofd is binnengegaan en/of
- onverhoeds van achter het/een gordijn te voorschijn is gekomen en/of
- die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] op een/het bed heeft geduwd en/of
- (geheel of gedeeltelijk) op (het lichaam van) die [slachtoffer 2] is gaan liggen en/of
- (hardhandig) aan het T-shirt van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 28 juli 2005 in de gemeente Wognum, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] (geboren op [1923]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
het (gedeeltelijk) op (het lichaam van) die [slachtoffer 2] gaan liggen en/of blijven liggen en/of het met zijn, verdachtes, benen over de benen van die [slachtoffer 2] gaan/bewegen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin, dat verdachte
- de woning van die [slachtoffer 2] (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, althans omstreeks 22.30 uur) en/of met een kap/(punt)muts over zijn, verdachtes, hoofd is binnengegaan en/of
- onverhoeds van achter het/een gordijn te voorschijn is gekomen en/of
- die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of die [slachtoffer 2] op een/het bed geduwd en/of
- (geheel of gedeeltelijk) op (het lichaam van) die [slachtoffer 2] is gaan liggen en/of
- die [slachtoffer 2], terwijl hij, verdachte op haar lag, stevig heeft vastgehouden en/of
- (hardhandig) aan het T-shirt van die [slachtoffer 2] heeft getrokken en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op of omstreeks 10 februari 2008 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] (geboren [1923]) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3],
- (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) de woning van die [slachtoffer 3] is binnengegaan en/of
- onverhoeds op het bed van die [slachtoffer 3] is gesprongen en/of
- naakt althans geheel of gedeeltelijk ontkleed op (het lichaam van) die (in bed liggende) [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of die [slachtoffer 3] bij de polsen en/of de (onder)armen heeft vastgepakt en vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 3] in haar arm(en) heeft geknepen en/of die [slachtoffer 3], zijn, verdachtes, penis heeft laten vastpakken/vasthouden en/of
- (aldus) voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 10 februari 2008 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] (geboren op [1923]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit:
- het naakt althans geheel of gedeeltelijk ontkleed door verdachte op (het lichaam van) die (in bed liggende) [slachtoffer 3] gaan liggen en/of blijven liggen en/of
- het die [slachtoffer 3] laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, penis,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- (gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) de woning van die [slachtoffer 3] is binnengegaan en/of
- onverhoeds op het bed van die [slachtoffer 3] is gesprongen en/of
- naakt althans geheel of gedeeltelijk ontkleed op (het lichaam van) die (in bed liggende) [slachtoffer 3] is gaan liggen en/of die [slachtoffer 3] bij de polsen en/of de (onder)armen heeft vastgepakt en vastgehouden en/of
- die [slachtoffer 3] in haar arm(en) heeft geknepen en/of die [slachtoffer 3], zijn, verdachtes, penis heeft laten vastpakken/vasthouden en/of
- aldus voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Zaak met parketnummer 14-810325-09 (gevoegd):
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2003 tot en met 31 januari 2004 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] (geboren op [1991]), heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4],
hebbende verdachte (telkens) die [slachtoffer 4] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 4] duwde en/of bracht en/of zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 4] duwde en/of bracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin
dat verdachte (die de stiefvader was van genoemde [slachtoffer 4]) de slaapkamer van die [slachtoffer 4] binnen is gegaan (terwijl zij sliep) en/of
het lichaam van die [slachtoffer 4] heeft omgedraaid en/of verschoven en/of
(onverhoeds) de benen van die [slachtoffer 4] uit elkaar heeft geduwd en/of getrokken en/of
(onverhoeds) met zijn lichaam op (het lichaam van die) die [slachtoffer 4] is gaan liggen en/of
(aldus telkens) voor die [slachtoffer 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2003 tot en met 31 januari 2004 te Grootebroek, gemeente Stede Broec, (telkens) met [slachtoffer 4] (geboren op [1991]) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 4], hebbende verdachte
(telkens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 4] geduwd en/of gebracht en/of zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 4] geduwd en/of gebracht;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld, dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd:
Ten aanzien van parketnummer 14-0810270-09
Feit 1
De verdachte heeft geen opzet gehad op het dwingen van het slachtoffer tot seksuele gemeenschap. De verdachte heeft destijds door het gedrag van het slachtoffer de indruk gekregen, dat zij vrijwillig meewerkte en hetzelfde doel voor ogen had als hij, te weten seksuele gemeenschap.
Feit 2
De raadsman heeft het hof gewezen op de omstandigheid, dat de verdachte op geen enkele manier voldoet aan het signalement dat door het slachtoffer van de dader is gegeven. Voorts is de raadsman van mening, dat het Y-chromosomale dna-onderzoek dat is verricht aan het T-shirt van het slachtoffer, onvoldoende bewijswaarde heeft om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde.
Feit 3
De bewijsbetekenis van de match tussen het aangetroffen dna-spoor op het balkonhekje bij de woning van het slachtoffer en het dna van de verdachte (hoewel schijnbaar overtuigend), dient te worden gerelativeerd. De verdachte heeft immers verklaard, dat hij, zijnde rugpatiënt, op een moment rek- en strekoefeningen heeft gedaan tegen dit hekje. In dat licht beschouwd, is het DNA-spoor van de verdachte aan de hand van het slachtoffer mogelijk het gevolg van het aanraken door het slachtoffer van het hekje.
Voorts is de verklaring van de verdachte met betrekking tot zijn bezigheden op die avond, niet onaannemelijk. Uitgaande van deze verklaring, kon hij op het moment waarop het ten laste gelegde plaatsvond, niet ter plekke zijn. Ten slotte blijkt uit de verklaring van het slachtoffer, dat zij geen alcohol of rooklucht aan de dader heeft geroken, terwijl hij die avond alcohol gedronken had en had gerookt.
ten aanzien van parketnummer 14-810325-09
De enkele aangifte door het slachtoffer met betrekking tot het seksueel misbruik door haar stiefvader, de verdachte, kan niet leiden tot een bewezenverklaring van dit feit; er is geen sprake van relevant steunbewijs.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair en in de zaak met parketnummer 14-810325-09 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot de vrijspraak
Feit 2, parketnummer 14-0810270-09
Op 28 juli 2005 rond 01.00 uur 's nachts zag mevrouw [slachtoffer 2], destijds 81 jaar oud, plotseling een man in haar slaapkamer staan, in haar aanleunwoning te Wognum (proces-verbaal van aangifte, map Z-2, p. 10 e.v.). Zij schrok ontzettend. De man pakte haar stevig vast, drukte haar op het bed en ging op haar liggen. Ze zag en voelde, dat de man hardhandig aan haar T-shirt begon te trekken. Ze heeft zich hevig verzet en de man is na vijf of tien minuten vertrokken.
Het slachtoffer heeft de dader goed gezien in het licht van haar slaapkamer en een signalement gegeven; de man was tussen de 20 en de 23 jaar oud, 1.70 tot 1.75 meter lang, had een bol gezicht, was gezet, had donkerblond haar, lichtblauwe ogen en witte wenkbrauwen en een zwarte kap over zijn hoofd (proces-verbaal van bevindingen, map Z-2, p. 18 e.v.).
De verdachte heeft ontkend de hem onder 2 ten laste gelegde handelingen te hebben gepleegd.
Het t-shirt van het slachtoffer is op 4 oktober 2005 in beslag genomen en op vier plaatsen aan de voorzijde bemonsterd (deskundigenrapport van het NFI van 21 april 2006, map Z-2, p. 56 e.v.). In het dna-profiel van het celmateriaal in de bemonsteringen [BSA240] #4, #5 en #6 zijn enkele zwak aanwezige dna-kenmerken aangetroffen, die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een geringe hoeveelheid celmateriaal van één of meerdere personen, waaronder ten minste één man. Uit het genoemde rapport is gebleken, dat op basis van vergelijkend dna-onderzoek met deze zwak aanwezige dna-kenmerken, geen betrouwbare conclusies kunnen worden getrokken.
De genoemde sporen zijn nader onderzocht en onderworpen aan een zogenaamd Y-chromosomaal dna-onderzoek (Aanvullend autosomaal en Y-chromosomaal onderzoek van het NFI van 12 maart 2010, opgesteld door J.H.A. Nagel). De eerder verkregen onvolledige Y-chromosomale dna-profielen van het celmateriaal in de bemonsteringen [BSA240]#3 en #5 matchen met het Y-chromosomale dna-profiel van de verdachte.
Gezien de toelichting van het rapport hebben alle mannen die in directe lijn aan elkaar verwant zijn, hetzelfde Y-chromosomale dna-profiel. Mogelijk hierbij is, dat twee mannen die een andere achternaam hebben en ogenschijnlijk geen familie van elkaar zijn, toch hetzelfde Y-chromosomale dna-profiel hebben. Een Y-chromosomaal dna-profiel is als gevolg daarvan minder persoonsonderscheidend dan een autosomaal dna-profiel.
Volgens het rapport geldt in zijn algemeenheid dat bij een match van het Y-chromosomaal dna-profiel van een spoor met het Y-chromosomaal dna-profiel van een verdachte, de conclusie is dat op basis van dit onderzoek de desbetreffende persoon niet kan worden uitgesloten als donor van het spoor.
Bij deze stand van zaken moet het er voor worden gehouden, dat niet kan worden uitgesloten dat de verdachte de donor is van het op het T-shirt van het slachtoffer aangetroffen celmateriaal.
Gebleken is, dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit 38 jaar oud was.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep waargenomen, dat de verdachte bruine ogen heeft, donker haar en donkere wenkbrauwen.
Gelet op het voorgaande en bij gebreke van overige overtuigende bewijsmiddelen naast de aangifte, is het hof van oordeel, dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 2 ten laste gelegde.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof in de overeenkomende omstandigheden in de feiten 1, 2 en 3, onvoldoende aanleiding om het onder feit 2 ten laste gelegde door middel van een schakelconstructie bewezen te verklaren. Er is weliswaar sprake van enkele overeenkomsten voor wat betreft het gedrag van de dader, de context van de handelingen en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, echter deze overeenkomsten zijn, naar het oordeel van het hof, onvoldoende specifiek om het gebruik van (schakel) bewijs uit de feiten 1 en 3 als steunbewijs in feit 2, te kunnen rechtvaardigen. Het hof heeft hierbij mede in aanmerking genomen het door de aangeefster gegeven signalement van de dader, dat, hoewel zij naar eigen zeggen deze man goed heeft kunnen opnemen, zeer afwijkend is van het uiterlijk van de verdachte.
Feit 3 primair, parketnummer 14-0810270-09
Anders dan de advocaat-generaal, acht het hof de poging tot verkrachting niet bewezen.
Uit de aangifte van het slachtoffer van [slachtoffer 3] blijkt niet onbetwistbaar, dat het voornemen van de verdachte gericht was op het seksueel binnendringen.
Feit met parketnummer 14-810325-09
Op 27 augustus 2009 heeft de stiefdochter van de verdachte, [slachtoffer 4], aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar stiefvader, de verdachte, in de periode van zomer 2003 tot 31 januari 2004 (proces-verbaal van aangifte, p. 46 dossier met parketnummer 14-810325-09). Zij heeft verklaard, dat het misbruik steeds plaatsvond als de verdachte met zijn toenmalige vrouw bij de buren, de familie [getuige 2] op bezoek was en dan tussentijds naar huis kwam. Zij heeft verklaard, dat de verdachte haar in de genoemde periode regelmatig en in haar eigen bed heeft verkracht.
Zij heeft pas in augustus 2009 aangifte gedaan van het seksueel misbruik. Eerder kon zij het doen van aangifte niet aan; zij was destijds bang dat niemand haar zou geloven en zij wilde niet de oorzaak zijn van een scheiding tussen haar ouders.
Ter terechtzitting in hoger beroep op 5 oktober 2011 heeft het slachtoffer deze verklaring op klemmende wijze herhaald.
De verdachte heeft het hem ten laste gelegde feit steeds ontkend.
Naast de aangifte heeft het hof geen aanknopingspunten gevonden in andere wettige (steun) bewijsmiddelen, dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan. Gezien het in het Wetboek van Strafvordering uitdrukkelijk bepaalde, mag de rechter niet op grond van één enkel bewijsmiddel, zoals in dit geval de aangifte, tot een bewezenverklaring komen (artikel 342 tweede lid jo artikel 352 eerste lid, Wetboek van Strafvordering). Bij deze stand van zaken zal het hof de verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 1 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 14-810270-09:
hij op 4 augustus 2004 te Berkhout, gemeente Wester-Koggenland, telkens door feitelijkheden [slachtoffer 1] (geboren [1922]) telkens heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- telkens zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gebracht en
- de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en
- de borsten en andere delen van het lichaam van die [slachtoffer 1] gekust en betast
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- in de voor de nachtrust bestemde tijd de woning van die [slachtoffer 1] is binnengegaan en
- die [slachtoffer 1] heeft overrompeld en opgetild en
- die [slachtoffer 1] naar haar slaapkamer heeft gedragen en die [slachtoffer 1] op het bed heeft gelegd en
- de jurk en de bh van die [slachtoffer 1] omhoog heeft getrokken en de onderbroek van die [slachtoffer 1] heeft uitgetrokken en
- de armen van die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en vastgehouden en de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar heeft gedaan en
- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
hij op 10 februari 2008 te Hoogkarspel, gemeente Drechterland, door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 3] (geboren op [1923]) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het naakt door verdachte op het lichaam van die in bed liggende [slachtoffer 3] gaan liggen en blijven liggen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd de woning van die [slachtoffer 3] is binnengegaan en
- onverhoeds op het bed van die [slachtoffer 3] is gesprongen en
- naakt op het lichaam van die in bed liggende [slachtoffer 3] is gaan liggen en die [slachtoffer 3] bij de polsen en de onderarmen heeft vastgepakt en vastgehouden en
- die [slachtoffer 3] in haar armen heeft geknepen en
- aldus voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 1 en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden, zoals in de bewijsmiddelen vervat.
De verdachte heeft het seksueel binnendringen bekend.
Het slachtoffer heeft in haar aangifte verklaard, dat zij tijdens de handelingen van de verdachte voortdurend bang was dat hij haar zou gaan vermoorden. Ze vond, dat ze zich gedeisd moest houden om zodoende te voorkomen dat hij geïrriteerd zou raken. Ze heeft zich daarom niet verzet en heeft geprobeerd zich af te sluiten van haar belager. Verder heeft zij verklaard, dat ze weken na de gebeurtenis nog letsel en pijn aan het gebied rond haar vagina ondervond.
De verdachte, destijds 37 jaar oud en 1.76 m. lang, heeft verklaard dat hij op 4 augustus 2004 's nachts aan het palingvissen was (proces-verbaal van bevindingen, map B, p. 39 e.v.). Toen hij langs de woning van het slachtoffer liep, zag hij door het raam een vrouw zwaaien. Hij wist, dat het een aanleunwoning betrof. Hij hoorde, door de openstaande deur, dat zij de televisie hard aan had staan. Hij is terug gelopen en is vervolgens door de openstaande deur naar binnen gegaan. Hij zag, dat zij een oudere vrouw was. Hij is naar binnen gegaan met de bedoeling om seks te hebben.
De verdachte heeft verklaard, dat het slachtoffer van schrik opstond: " die schrok zo te zien d'r eigen wel de tering hoor". Hij is met haar op het bed gaan zitten en heeft binnen 1 á 1,5 minuut seks met haar gehad (proces-verbaal van de terechtzitting eerste aanleg op 18 mei 2010). Hij heeft na 10 tot 15 minuten de woning weer verlaten. Er zijn geen woorden gewisseld (proces-verbaal van bevindingen, map B, p. 84 e.v.). Bij gebrek aan verzet is de verdachte er vanuit gegaan, zo heeft hij verklaard, dat het slachtoffer vrijwillig zijn handelingen onderging.
Gezien de aangifte en de overige bovengenoemde feiten en omstandigheden, acht het hof de verklaring van de verdachte, dat het slachtoffer uit vrije wil seksueel contact heeft gehad met een haar onbekende man, niet aannemelijk. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte heeft het bejaarde en veel kleinere slachtoffer 's nachts verrast in haar woning. Hoewel hem duidelijk was, dat zij veel ouder was dan hij en enorm schrok van zijn ongenode en plotselinge aanwezigheid, is hij direct op zijn doel afgegaan en heeft hij, als volstrekt onbekende van het slachtoffer, vrijwel direct na binnenkomst seks met haar gehad. Hij heeft haar geen toestemming gevraagd voor zijn handelingen. Gezien de aangifte was zij te bang om zich te verzetten.
Door het slachtoffer onverhoeds en zonder woorden op te pakken, op het bed te leggen, te betasten, haar benen te spreiden en haar te penetreren, heeft de verdachte naar 's hofs oordeel, door zijn aan leeftijd gebonden fysiek en geestelijk overwicht druk uitgeoefend en een zodanig bedreigende situatie veroorzaakt, dat het voor het slachtoffer zo moeilijk was om zich aan zijn handelingen te onttrekken, dat zij zich gedwongen heeft gezien deze handelingen te ondergaan. Het hof neemt hierbij mede in beschouwing de geringe weerbaarheid van dit door haar leeftijd kwetsbare slachtoffer.
Het hof is van oordeel, dat de verdachte, door het uitblijven van verzet voor vrijwilligheid aan te zien en zich er niet uitdrukkelijk van te vergewissen of het slachtoffer het zelfde doel voor ogen had als hij (zij waren immers vreemden voor elkaar), de aanzienlijke kans heeft aanvaard, dat zij zijn handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Het uitblijven van kenbaar verzet bij het slachtoffer is immers geen indicatie dat geen sprake is geweest van dwang; doorslaggevend in dit geval is het ontbreken van haar toestemming.
De verwijzingen van de verdachte naar de door hem zelf ervaren sfeer en de wijze waarop het slachtoffer keek en haar lichaamstaal, zijn ontoereikend.
In het licht van de bovengenoemde feiten en omstandigheden, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden, dat de verdachte mevrouw [slachtoffer 1] heeft verkracht.
Op 10 februari 2008 tussen 03.00 en 03.30 uur 's nachts, zag mevrouw van [slachtoffer 3], destijds 84 jaar oud, een naakte man verschijnen in de slaapkamer van haar aanleunwoning te Hoogkarspel (proces-verbaal van aangifte, map Z-3, p. 18 e.v.). Deze man sprong op haar bed en ging op haar liggen. Hij pakte haar onderarmen en polsen zodanig vast, dat ze geen kant meer op kon. Hij heeft haar in de armen geknepen.
Zij heeft zich hevig verweerd, maar hij had haar klem. Ze heeft om hulp geroepen.
Haar armen lagen naast haar lichaam geklemd en zij heeft hem met haar linkerhand in zijn penis geknepen.
Toen hij haar woning verliet via de achterdeur, is zij hem achterna gegaan. Zij heeft gezien, dat hij zich buiten aankleedde, over het balkonhekje stapte en weg liep.
Het slachtoffer heeft verklaard, dat zij geen alcohol of rooklucht aan dader heeft geroken. Voorts heeft zij verklaard, dat haar belager leek op de kok (niet zijnde de kok Herman), die destijds in het verzorgingstehuis werkte. Zij had blauwe plekken aan beide onderarmen en polsen.
A. De binnenzijde van de linkerhand van het slachtoffer is bemonsterd. Uit het aangetroffen celmateriaal is een dna-profiel verkregen met zegelnummer [FEA367]#1 (Deskundigen rapport van het NFI van 20 augustus 2008, map Z-3, p. 49 e.v.).
Het onvolledige Y-chromosomale dna-profiel van een man dat is verkregen uit het celmateriaal aan de binnenkant van de linkerhand van het slachtoffer en het dna-profiel van de verdachte
zijn later onderworpen aan een nader vergelijkend Y-chromosomaal dna-onderzoek (Aanvullend autosomaal en Y-chromosomaal onderzoek van het NFI van 12 maart 2010, opgesteld door J.H.A. Nagel). Dit onvolledige Y-chromosomale dna-profiel matcht met het Y-chromosomale dna-profiel van de verdachte. Dit betekent, dat de bemonstering [FEA367]#1 celmateriaal kan bevatten van de verdachte.
Y-Chromosomaal onderzoek maakt het mogelijk specifiek dna-kenmerken van de mannelijke celdonor vast te stellen, als uit het autosomale dna-onderzoek geen dna-profiel kon worden afgeleid, maar er wel aanwijzingen aanwezig zijn dat er celmateriaal van een mannelijke donor aanwezig is.
In het geval van Y-chromosomaal onderzoek betekent dit, dat geen getalsmatige uitspraak kan worden gedaan voor het vaststellen van de wetenschappelijke bewijswaarde van deze match. Wel mogelijk is, gezien het rapport, om de bevindingen in termen van waarschijnlijkheid te formuleren.
In deze zaak is de kans op het verkregen onderzoeksresultaat veel waarschijnlijker als de bemonstering aan de hand van het slachtoffer celmateriaal bevat van de verdachte, dan dat deze bemonstering geen celmateriaal bevat van de verdachte (pagina 12 en 13 van het rapport van 12 maart 2010).
Het hof concludeert uit dit aanvullend dna-onderzoek, dat de verdachte in elk geval niet kan worden uitgesloten als donor van het aan de binnenkant van de linkerhand van het slachtoffer aangetroffen dna-spoor.
B. Voorts is het balkonhekje van de woning op verschillende plaatsen bemonsterd. Hierbij zijn voor vergelijking geschikte dna-sporen aangetroffen, die respectievelijk zijn genummerd [FEA371]#1 en [FEA373]#1 (Deskundigen rapport van het NFI van 20 augustus 2008, map Z-3, p. 49 e.v). Het betrof materiaal met onvolledige dna-profielen van een onbekende man, die geen mengprofielen waren.
Onderzoek van bemonstering [FEA371]#1 leidde tot de conclusie dat dit afkomstig was van één onbekende man, met een berekende frequentie van 1 op 18 miljoen. Onderzoek van bemonstering [FEA373]#1 leidde tot de conclusie dat dit afkomstig was van één onbekende man, met een berekende frequentie van 1 op 100.000.
Uit het boven genoemde rapport van nader dna-onderzoek van 12 maart 2010 is gebleken, dat beide bemonsteringen van het balkonhekje, waaruit het dna-profiel is verkregen van één man, overeenkomen met elkaar en met het dna-profiel van de verdachte (pagina 14 van het rapport van 12 maart 2010).
De deskundige Nagel heeft ter zitting in eerste aanleg op 18 mei 2010 genoemd rapport en de gebruikte onderzoeksmethode, de zogenaamde NGM-methode, toegelicht.
In het rapport wordt naar aanleiding van de onderzoeksresultaten geconcludeerd, dat de kans dat het op het balkonhekje aangetroffen celmateriaal afkomstig is van een andere man dan de verdachte, kleiner is dan één op één miljard.
De verdachte heeft na zijn aanhouding bij de politie op 13 november 2009 eerst verklaard, dat hij nooit bij de woning van het slachtoffer in Hoogkarspel is geweest en er daarom over wilde zwijgen (proces-verbaal van bevindingen, map B, p, 172 e.v.). Direct daarna heeft hij verklaard, dat hij tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis wel met zijn vriendin langs de woning van het slachtoffer is gereden, om te kijken.
Geconfronteerd met de vondst van het op het balkonhekje aangetroffen dna-materiaal (dat op dat moment alleen een onvolledig profiel had opgeleverd en nog niet nader was onderzocht), is hij blijven herhalen dat hij nooit bij de betreffende woning is geweest.
Verder heeft hij verklaard, dat hij op de avond waarop het ten laste gelegde plaatsvond, behoorlijk veel gedronken en gerookt had en als gevolg daarvan naar alcohol en sigarettenrook stonk.
Ter terechtzitting in eerste aanleg op 18 mei 2010 (toen het nader dna-onderzoek met betrekking tot het gevonden materiaal op het balkonhekje bekend was), is de verdachte teruggekomen op zijn eerdere verklaringen en heeft hij gezegd, dat hij wel bij de woning van het slachtoffer aanwezig is geweest.
Hij heeft, voordat de poging tot verkrachting dan wel aanranding heeft plaatsgevonden, aan het betreffende balkonhekje rek- en strekoefeningen gedaan. Hij heeft rugklachten als gevolg van een hernia en als hij lang in de auto heeft gezeten, moet hij altijd even zijn rug strekken. Als zijn dna is gevonden op dat hekje, zo heeft hij ook ter zitting op 5 oktober 2011 verklaard, dan zal hij deze oefeningen wel op die plaats gedaan hebben. Hij kwam geregeld in de buurt van de woning omdat zijn schoonmoeder daar woont. Hij heeft dit niet eerder willen verklaren, om zijn schoonmoeder niet bij de zaak te betrekken.
Met betrekking tot het celmateriaal aan de binnenkant van de linkerhand van het slachtoffer heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 5 oktober 2011 verklaard, dat het slachtoffer mogelijk haar hand op het balkonhekje heeft gelegd, op de plaats waar mogelijk zijn dna-materiaal is gevonden.
Met betrekking tot de bezigheden van de verdachte op de bewuste avond is het volgende naar voren gekomen.
Van 9 op 10 februari 2008 heeft de verdachte een deel van de avond doorgebracht met twee voormalige buren, [getuige 1] en [getuige 2] uit Grootebroek. Gedrieën zijn zij naar de kartbaan in Grootebroek geweest. Uit het dossier blijkt, dat de kartbaan om 02.00 uur sluit.
De verdachte heeft bij de politie op 16 juli 2009 aanvankelijk verklaard, dat hij de hele avond met [getuige 1] en [getuige 2] heeft doorgebracht, tot een uur of vier 's ochtends (proces-verbaal van bevindingen, map B, p. 39 e.v.).
Op 29 juli 2009 heeft hij verklaard, dat hij met [getuige 1] en [getuige 2] naar de kartbaan in Grootebroek is geweest, vervolgens bij [getuige 2] buiten op zijn steiger en in huis nog wat heeft gedronken en rond 03.30 naar huis is gegaan (proces-verbaal van bevindingen, map B, p. 84 e.v.).
[getuige 2] heeft verklaard, dat [getuige 1] en hij vanuit de kartbaan lopend naar huis gingen en dat de verdachte rechtstreeks naar zijn eigen huis in Berkhout is gegaan (proces-verbaal van verhoor, map Z-3, p. 84). [getuige 2] schat de tijd dan rond 01.00 uur.
[getuige 1] heeft verklaard, dat zij met de verdachte en [getuige 2] tot ongeveer 1.00 uur á 01.30 uur bij de kartbaan in Grootebroek was (proces-verbaal van verhoor, map Z-3, p. 76 e.v. en p. 80 e.v.). Zij weet zeker, dat zij voor sluitingstijd (02.00 uur) de kartbaan verlieten. De verdachte heeft hen thuisgebracht en heeft vervolgens binnen nog even een biertje meegedronken. Zij heeft verklaard, dat de verdachte omstreeks 02.00 uur is vertrokken. Zij weet pertinent zeker, dat hij niet pas om 03.30 wegging.
De verdachte heeft geprobeerd, door tussenkomst van zijn moeder, aan [getuige 1] en [getuige 2] te vragen of zij wilden nadenken over het tijdstip waarop hij bij hen wegging die avond; de verdachte heeft zijn voormalige buren gevraagd om bij zijn advocaat te verklaren dat hij hun huis pas om 03.30 uur verliet (proces-verbaal van verhoor, map Z-3, p. 89 e.v.). [getuige 2] heeft naar aanleiding hiervan verklaard dat hij geen onwaarheden wilde vertellen.
Uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], in samenhang met de sluitingstijd van de kartbaan, kan het er, naar het oordeel van het hof voor worden gehouden, dat de verdachte op 10 februari 2008 rond 02.00 uur uit Grootebroek is vertrokken.
In die zelfde nacht van 10 februari 2008 is de verdachte aangehouden in verband met een melding van huiselijk geweld in Berkhout (proces-verbaal van bevindingen, map A, p. 36 e.v.) Om 4.09 uur was de politie ter plekke. Uit dit proces-verbaal blijkt, dat de melding van de ruzie tussen de verdachte en zijn toenmalige vrouw en stiefdochter, even daarvoor is gedaan.
Het hof leidt uit de afgelegde verklaringen af, dat de verdachte omstreeks 04.00 uur in Berkhout is aangekomen, waarna meteen de ruzie ontstond.
Op verzoek van de raadsman van de verdachte is de verdachte op 18 augustus 2011 nader gehoord over zijn activiteiten van die avond en nacht (proces-verbaal van verhoor van 18 augustus 2011).
Uit dit proces-verbaal blijkt, dat de verdachte zich de tijdstippen niet meer kan herinneren. Hij heeft voor wat betreft de nacht van 9 op 10 februari 2008 "door middel van bakens in de tijd logisch teruggerekend" vanaf 02.00 uur, de sluitingstijd van de kartbaan in Grootebroek en hij heeft deze tijdstippen op een briefje geschreven. Hij was die avond "een beetje dronken".
Hij verklaart nu, dat hij met [getuige 2] en [getuige 1] om 02.00 uur bij de kartbaan is vertrokken en tussen 02.20 á 02.25 uur bij hen thuis aankwam. Daar heeft hij een biertje gedronken. Om 02.45 uur precies is hij bij [getuige 1] en [getuige 2] uit Grootebroek vertrokken. Hij is met zijn vrachtwagen via Hoogkarspel naar zijn werkgever in Hoorn gereden, waar hij de meubelen die hij eerder op de avond met [getuige 2] had uitgeladen, weer heeft ingeladen. Ondanks zijn rugklachten was hij in staat deze meubelen geheel alleen in te laden. Hij heeft verklaard, dat hij om 03.15 uur bij het magazijn in Hoorn aankwam en dat het inladen 15 minuten heeft geduurd. Hij is om 03.30 uur vertrokken en is vervolgens naar de winkel in Hoorn gereden met de vrachtauto. Daarna is hij met zijn eigen auto uit Hoorn vertrokken om 03.40 á 03.45 uur. De rit naar zijn huis in Berkhout duurt 10 minuten, dus was hij ongeveer om 03.50 uur thuis in Berkhout.
Ter terechtzitting op 5 oktober 2011 heeft de verdachte deze verklaring herhaald.
Op 5 oktober 2011 ter terechtzitting in hoger beroep heeft de getuige [getuige 3], opgeroepen op verzoek van de verdediging, en een voormalig collega van de verdachte, het volgende verklaard.
De verdachte heeft met hem gesproken over het hebben van seksueel contact met oudere vrouwen, vrijwillig van beide kanten. Naar aanleiding daarvan heeft de verdachte aan [getuige 3] verteld, dat hij ieder moment kon worden opgepakt, omdat de politie zijn dna had afgenomen na de aangifte van huiselijk geweld. De verdachte heeft hem verteld, dat de betreffende vrouw, hoewel er sprake was van vrijwilligheid, later aangifte van verkrachting heeft gedaan. De verdachte heeft in dit gesprek de plaatsnaam 'Hoogkarspel' genoemd.
Op verzoek van het hof heeft het openbaar ministerie een foto opgevraagd van de kok (niet zijnde de vaste kok Herman) in het verzorgingstehuis waar het slachtoffer woonde. De door het openbaar ministerie overgelegde foto bevindt zich onder de stukken van het dossier.
Het slachtoffer heeft verklaard dat de dader haar aan de kok deed denken. Het hof is, gelet op het ter terechtzitting waargenomen uiterlijk van de verdachte, van oordeel dat herkenning van trekken van het gezicht van deze kok in het gezicht van de verdachte op grond van de overgelegde foto, niet kan worden uitgesloten.
De verdachte heeft tijdens de verhoren door de politie al geweten waar, op welke datum en hoe laat de aanranding van het slachtoffer heeft plaatsgevonden. Desondanks heeft hij steeds ontkend, dat hij (op die avond) bij de betreffende woning is geweest, ook nadat hem werd verteld dat zijn dna-materiaal ter plekke op het balkonhekje was aangetroffen. Pas na confrontatie met het uiteindelijke, voor hem meer belastende onderzoeksresultaat met betrekking tot het gevonden dna-materiaal, heeft hij ter zitting op 18 mei 2010 een verklaring gegeven voor deze vondst.
De verdachte heeft het relaas van zijn activiteiten tijdens de nacht waarin het ten laste gelegde feit is gepleegd, gereconstrueerd en ingevuld, aan de hand van "bakens in de tijd" zoals de sluitingstijd van de kartbaan om 02.00 uur en de melding van het huiselijk geweld om 04.09 uur. Zijn relaas is opmerkelijk gedetailleerd en nauwkeurig. Hij heeft hierbij, naar eigen zeggen, niet of nauwelijks uit zijn eigen herinnering geput. Het hof acht in dit verband mede van belang, dat de verdachte die avond naar eigen zeggen behoorlijk gedronken had.
Het hof acht het eindresultaat van deze wisselende en late verklaringen van de verdachte niet aannemelijk, gezien de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en alle overige feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien. Het hof neemt hierbij in het bijzonder in beschouwing, dat de verdachte pas na confrontatie met belastend materiaal en op een zeer laat tijdstip zijn aanwezigheid bij de aanleunwoning is gaan verklaren en het hiaat tussen 02.00 en 04.00 uur die nacht is gaan invullen.
Het hof is van oordeel, dat de verdachte door middel van zijn steeds wisselende verklaringen heeft geprobeerd de waarheid te verhullen en dat het er op grond van het bovenstaande voor moet worden gehouden, dat de verdachte zich op 10 februari 2008 op het ten laste gelegde tijdstip in de aanleunwoning van mevrouw van [slachtoffer 3] in Hoogkarspel heeft bevonden en haar heeft aangerand.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan.
De omstandigheid dat het bejaarde slachtoffer, dat 's nachts in haar woning door een naakte man werd overvallen, geen alcohol- of rooklucht aan de verdachte heeft geroken, doet daarbij niet af aan de overtuiging van het hof. Het hof overweegt daartoe in de eerste plaats, dat onduidelijk is hoe hevig de betreffende lucht realiter was, in de tweede plaats dat niets bekend is omtrent de reukzin van het slachtoffer en in de derde plaats, dat zeer wel voorstelbaar is, dat de andere ervaringen zo zeer de boventoon voerden, dat de lucht van de verdachte daardoor nauwelijks tot het slachtoffer is doorgedrongen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 1 en 3 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
het in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd, dat de verdachte voor het onder 1, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren, met aftrek van de tijd die door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd, dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder parketnummer 14-810325-09 ten laste gelegde.
De raadsman van de verdachte heeft voor wat betreft de strafmaat het volgende aangevoerd.
Indien het hof de ten laste gelegde feiten bewezen acht, is de raadsman van mening, dat de straf niet de twee jaar per feit te boven dient te gaan, die gezien de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, doorgaans voor verkrachting kan worden opgelegd.
Voorts heeft de raadsman er in dit verband op gewezen, dat de verdachte niet eerder voor een zedendelict is veroordeeld en dat er aan de verdachte, gezien het Pro Justitia rapport van 7 mei 2010, in psychisch opzicht niets mankeert.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte, destijds 37 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van een bejaarde vrouw van 81 in haar eigen woning. Hoewel hem direct duidelijk was,dat het slachtoffer enorm schrok van zijn onverhoedse en ongenode verschijning vanuit het donker, is hij vrijwel direct na binnenkomst in de woning doelgericht met zijn handelingen begonnen. Het slachtoffer heeft zich uit angst niet verzet en heeft zich gedwongen gezien de verkrachting te ondergaan.
Voorts heeft de verdachte zich vier jaar later schuldig gemaakt aan de aanranding van een andere bejaarde (84 jarige) vrouw. Hij is 's nachts, naakt, de woning van deze vrouw binnengedrongen. Hij is op haar bed gesprongen en is op haar gaan liggen. Hij heeft haar zodanig vastgeklemd, dat ze geen kant meer op kon.
Het hof acht deze beide feiten zeer ernstig en lafhartig. De verdachte heeft de beide slachtoffers in hun eigen (aanleun) woning overvallen, de omgeving waarin zij zich bij uitstek veilig behoorden te kunnen voelen.
De verdachte heeft op lafhartige wijze misbruik gemaakt van zijn lichamelijk overwicht en het grote leeftijdsverschil tussen hem zelf en de beide vrouwen, die door hun hoge leeftijd bijzonder kwetsbaar waren en in één van de gevallen, ook weinig weerbaar.
De verdachte heeft door zijn ernstig grensoverschrijdend gedrag de beide slachtoffers angst aangejaagd en hen voor de rest van hun leven gevoelens van onveiligheid bezorgd.
Voorts heeft ook de familie van de slachtoffers, gezien de door hen namens de slachtoffers opgestelde slachtofferverklaringen, veel verdriet gehad van hetgeen hun (schoon) moeders en oma's is aangedaan.
Het hof heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 7 mei 2010, opgemaakt door G.M. Jansen, psycholoog en J.H. van Renesse, psychiater. Uit dit rapport blijkt, dat de verdachte niet volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek. Het als gevolg daarvan beperkt gebleven onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor een psychiatrische of een persoonlijkheidsstoornis. Wel is de verdachte naar voren gekomen als een simpele en onrijpe man, die zich licht grensoverschrijdend kan gedragen. Hij vertoont afhankelijke trekken, maar niet dusdanig dat gesproken kan worden van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
De onderzoekers adviseren om de verdachte voor de hem ten laste gelegde feiten te beschouwen als volledig toerekeningsvatbaar.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Hieruit blijkt, dat in geval van een verkrachting een straf van twee jaar wordt vermeld en dat hierbij tevens sprake kan zijn van strafverzwarende omstandigheden, die tot een zwaardere straf nopen.
In dit geval zijn bewezen verklaard een verkrachting en een aanranding.
Het hof ziet in de aard en de ernst van de gedraging (in het bijzonder de onverhoedsheid van het feit en de omstandigheid dat het plaatsvond in de woning van de slachtoffers) en de hoge leeftijd van de slachtoffers, die extra kwetsbaarheid impliceert, aanleiding om de verdachte de na te noemen straf op te leggen. In de omstandigheid dat het hof een lichter feit bewezen acht dan de rechtbank heeft gedaan, ziet het hof geen aanleiding om dit in de op te leggen straf tot uitdrukking te brengen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 november 2011 is de verdachte eerder veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], feit 3 subsidiair
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 1.900,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De vordering van de benadeelde partij duurt op de voet van het bepaalde in artikel 421 lid 2 Wetboek van Strafvordering, van rechtswege voort in hoger beroep.
De raadsman van de verdachte heeft, voor zover thans van belang,betoogd geen bezwaar tegen toewijzing van de vordering te hebben, indien dit feit bewezen wordt verklaard door het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 3 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] feit met parketnummer 14-810325-09
De benadeelde partij [slachtoffer 4], vertegenwoordigd door mr. Hoorenman, heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt EUR 12.550,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte niet schuldig wordt verklaard ter zake van het in de zaak met parketnummer 14-810325-09 ten laste gelegde, kan de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 2 primair en subsidiair en 3 primair en in de zaak met parketnummer 14-810325-09 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 1 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 1 en 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] terzake van het in de zaak met parketnummer 14-810270-09 onder 3 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.900,00 (duizend negenhonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van EUR 1.900,00 (duizend negenhonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 29 (negenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Verklaart de benadeelde partij, [slachtoffer 4], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de tiende meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.M. Brilman, mr. R.E. de Winter en mr. M.E.A. Wildenburg, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 december 2011.
Mr. M.E.A. Wildenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.