ECLI:NL:GHAMS:2011:BV6082

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.089.788-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geslachtsnaam van kinderen na erkenning door vader

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2011, gaat het om de wijziging van de geslachtsnamen van drie kinderen na de erkenning door hun vader. De ouders, beiden van niet-Nederlandse afkomst, hebben in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam. De vader had de kinderen niet erkend ten tijde van hun geboorte, waardoor de kinderen de geslachtsnaam van de moeder kregen. De vader heeft pas later, in juni 2006, de oudste zoon erkend. De ouders stelden dat zij bij de erkenning van de oudste zoon de geslachtsnaam van de vader hadden willen geven, maar dat dit door de ambtenaar van de burgerlijke stand was geweigerd. Het hof overweegt dat er sprake was van een miscommunicatie tussen de ouders en de ambtenaar, en concludeert dat de geslachtsnaam van de oudste zoon vanaf zijn erkenning “-” had moeten luiden. Het hof oordeelt dat de geslachtsnamen van alle drie de kinderen, die nu de geslachtsnaam van de moeder dragen, moeten worden gewijzigd naar de geslachtsnaam van de vader, “[M]”, met ingang van de naturalisatie van de vader op 19 april 2010. De eerdere beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en het verzoek van de ouders wordt toegewezen, terwijl het verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER
BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer 200.089.788/01 van:
1. [vader],
2. [moeder],
beiden wonende te Amsterdam,
APPELLANTEN,
advocaat: mr. B.A. Zevenbergen te Amsterdam,
t e g e n
HET OPENBAAR MINISTERIE,
vertegenwoordigd door de Advocaat-generaal in het ressort Amsterdam,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellanten onder 1 en 2 en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vader, de moeder (hierna gezamenlijk ook: de ouders) en de Advocaat-generaal (AG) genoemd.
1.2. De ouders zijn op 29 juni 2010 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 30 maart 2011 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 449553 / FA RK 10-606.
1.3. De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam (hierna te noemen: de ambtenaar van de burgerlijke stand) heeft op 18 augustus 2011 een verweerschrift ingediend.
1.4. De zaak is op 20 oktober 2011 ter terechtzitting behandeld.
1.5. Ter terechtzitting zijn de AG en de ambtenaar van de burgerlijke stand verschenen. De ouders zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, maar wel hun advocaat mr. B.A. Zevenbergen.
2. De feiten
2.1. Uit de moeder, die de Nederlandse en Portugese nationaliteit heeft, is [in] juli 2004 [zoon 1] geboren. De vader is de biologische vader van [zoon 1]. Hij had op dat moment alleen de Egyptische nationaliteit en droeg een namenreeks: [namenreeks vader].
Van deze geboorte is opgemaakt een geboorteakte, welke onder nummer […] is ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2004.
De moeder en de vader zijn [in] juni 2005 met elkaar gehuwd. [zoon 1] is op 1 juni 2006 door de vader erkend.
[in] oktober 2006 is de dochter van de ouders, [dochter], geboren. Van deze geboorte is opgemaakt een geboorteakte, welke onder nummer […] is ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2006.
[in] oktober 2009 is de zoon van de ouders, [zoon 2], geboren. Van deze geboorte is opgemaakt een geboorteakte, welke onder nummer […] is ingeschreven in het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2009.
Als geslachtsnaam van [zoon 1] is opgenomen: [geslachtsnaam moeder].
Als geslachtsnaam van [dochter] en [zoon 2] is opgenomen: [namenreeks vader].
Bij koninklijk besluit van 19 april 2010 is aan de vader de Nederlandse nationaliteit verleend en is bepaald dat zijn geslachtsnaam “[M]” luidt en zijn voornaam “[E]”.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam gelast dat:
-de in het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2006 voorkomende akte nummer […] betreffende
[dochter] [namenreeks vader],
geboren te Amsterdam [in] oktober 2006,
wordt verbeterd in die zin dat de geslachtsnaam van het kind wordt verbeterd van: [namenreeks vader] in: [geslachtsnaam moeder];
-de in het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2009 voorkomende akte nummer […] betreffende
[zoon 2] [namenreeks vader],
geboren te Amsterdam [in] oktober 2009,
wordt verbeterd in die zin dat de geslachtsnaam van het kind wordt verbeterd van: [namenreeks vader] in: [geslachtsnaam moeder].
Het zelfstandig verzoek van de ouders -kort gezegd- te gelasten dat de geboorteakten van alle drie de kinderen wordt verbeterd in die zin dat alle kinderen de huidige geslachtsnaam van de vader, te weten: “[M]” zullen dragen, is afgewezen.
3.2. De ouders verzoeken, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de officier van justitie alsnog af te wijzen en hun zelfstandig verzoek toe te wijzen, alsmede de officier van justitie te veroordelen in de kosten in eerste aanleg en hoger beroep.
3.3. De AG en de ambtenaar van de burgerlijke stand verzoeken de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de ouders in hoger beroep af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Aan de orde is de vraag of de rechtbank op juiste gronden heeft gelast -overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:5 lid 8 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)- de geslachtsnamen van [dochter] en [zoon 2] te wijzigen in de geslachtsnaam van de moeder, [geslachtsnaam moeder]. De ouders zijn, onder meer met een beroep op artikel 8 EVRM, van mening dat de geslachtsnaam van alle drie hun kinderen “[M]” dient te luiden, naar de bij Koninklijk Besluit verkregen geslachtsnaam van de vader. De AG en de ambtenaar van de burgerlijke stand hebben zich op het standpunt gesteld dat de beschikking van de rechtbank, welke tot gevolg heeft dat alle drie de kinderen de geslachtsnaam van de moeder (zullen blijven) dragen, dient te worden bekrachtigd. Zij hebben daarbij, evenals de rechtbank, de ouders gewezen op de mogelijkheid op grond van het bepaalde in artikel 1:7 Burgerlijk Wetboek alsnog -na verloop van tijd- de geslachtsnaam van de kinderen in die van de vader te laten wijzigen.
4.2. Het hof overweegt als volgt.
Vast staat dat [zoon 1], op grond van het feit dat de moeder ten tijde van zijn geboorte ongehuwd was, als geslachtsnaam haar naam heeft gekregen. De vader, die tevens de biologische vader van [zoon 1] is, heeft hem noch voor, noch kort na de geboorte erkend. Ook bij het een jaar na de geboorte gesloten huwelijk tussen de ouders is [zoon 1] niet door de vader erkend. Dat gebeurde pas kort voor de geboorte van het tweede kind van de ouders ([dochter] [in] oktober 2006), te weten op 1 juni 2006.
De ouders stellen dat zij bij die gelegenheid [zoon 1] de geslachtsnaam van de vader hadden willen geven, wat feitelijk zou neerkomen op het vermelden van “-“ als geslachtsnaam omdat de vader ten tijde van de erkenning een namenreeks droeg. Op grond van dit laatste, zou de betreffende ambtenaar van de gemeente hun dit geweigerd hebben en de geslachtsnaam van [zoon 1] ongewijzigd hebben gelaten, aldus de ouders. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft daarop het verweer gevoerd dat sinds 6 mei 2004 bij de gemeente Amsterdam als werkwijze is in gevoerd dat ook naamskeuze wordt toegestaan voor de geslachtsnaam van (in dit geval) de vader ook al heeft deze zelf geen geslachtsnaam maar draagt hij een namenreeks. De ouders zijn derhalve in de gelegenheid geweest een keuze voor de geslachtsnaam van [zoon 1] te maken. Deze keuze wordt op een formulier ingevuld, welk formulier ten grondslag ligt aan het opmaken van de akte van erkenning, aldus de ambtenaar van de burgerlijke stand. Desgevraagd heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het betreffende formulier op grond van interne voorschriften na achttien maanden is vernietigd, zodat het rechtstreekse bewijs van deze keuze thans ontbreekt.
4.3. Van belang is voorts dat [in] oktober 2006, derhalve kort na de erkenning van [zoon 1] door de vader, [dochter] is geboren. Bij gelegenheid van de aangifte van de geboorte van [dochter] is, weliswaar in strijd met de wettelijke bepalingen maar overeenkomstig de wens van de ouders, de namenreeks van de vader als haar geslachtsnaam opgenomen. Hetzelfde is gebeurd bij gelegenheid van de aangifte van de geboorte van de jongste zoon van de ouders, [zoon 2]. Uit deze gang van zaken kan naar het oordeel van het hof worden afgeleid dat de ouders niet anders hebben gewild dan alle drie hun kinderen de geslachtsnaam van de vader te laten dragen en dat zij dus ook bij de erkenning van [zoon 1] de intentie hadden voor hem de geslachtsnaam van de vader te kiezen, over welke intentie de ouders ook thans nog zeer stellig zijn. Het hof gaat er bij deze stand van zaken, mede bij gebrek van eenduidig bewijs dat de ouders anders hebben gekozen, van uit dat er ten tijde van de erkenning van [zoon 1] tussen de ouders -beiden niet van Nederlandse afkomst- en de betreffende ambtenaar van de burgerlijke stand sprake is geweest van een miscommunicatie betreffende de geslachtsnaamskeuze. Geconcludeerd kan daarom worden dat de geslachtsnaam van [zoon 1] vanaf zijn erkenning “-“ had moeten luiden.
Het gevolg daarvan is dat de ambtenaar bij de opeenvolgende geboorten van de andere twee kinderen als geslachtsnaam ingevolge het bepaalde in artikel 1:5 lid 8 BW “-“ had moeten opnemen.
4.4. Het hof acht overigens in deze ook van belang dat, anders dan door de rechtbank en de ambtenaar van de burgerlijke stand aangegeven, voor de ouders de weg tot geslachtsnaamwijziging via het bepaalde in artikel 1:7 BW in het onderhavige geval niet open staat. Dat leidt ertoe dat er voor de ouders geen enkele andere mogelijkheid bestaat om de geslachtsnaam van de kinderen alsnog te laten wijzigen en aan hun wensen te laten voldoen. Onder de hiervoor geschetste omstandigheden is het hof van oordeel dat het inleidend verzoek van de officier van justitie alsnog moet worden afgewezen. Het verzoek van de ouders zal worden toegewezen in die zin dat zal worden gelast dat de geslachtsnaam van de kinderen tot de naturalisatie van de vader “-” dient te luiden en vanaf die datum dient te worden gewijzigd in “[M]”.
4.5. Voor een proceskostenveroordeling, zoals door de ouders verzocht, ziet het hof geen aanleiding. Deze zullen, zoals te doen gebruikelijk, worden gecompenseerd.
5. Beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
gelast dat:
-de in het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2004 voorkomende akte met nummer […] betreffende
[zoon 1] [geslachtsnaam moeder],
geboren te Amsterdam [in] juli 2004,
wordt verbeterd in die zin dat de geslachtsnaam van het kind wordt verbeterd van: [geslachtsnaam moeder] in: “-“;
-de in het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2006 voorkomende akte nummer […] betreffende
[dochter] [namenreeks vader],
geboren te Amsterdam [in] oktober 2006,
wordt verbeterd in die zin dat de geslachtsnaam van het kind wordt verbeterd van: [namenreeks vader] in: “-“;
-de in het register van geboorten van de gemeente Amsterdam over het jaar 2009 voorkomende akte nummer […] betreffende
[zoon 2] [namenreeks vader],
geboren te Amsterdam [in] oktober 2009,
wordt verbeterd in die zin dat de geslachtsnaam van het kind wordt verbeterd van: [namenreeks vader] in: “-“;
met dien verstande dat met ingang 19 april 2010 de geslachtsnaam van [zoon 1], [dochter] en [zoon 2] dient te worden gewijzigd in: “[M]”;
wijst af het inleidend verzoek van de officier van justitie;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Driessen-Poortvliet, R.G. Kemmers en L.M. Coenraad in tegenwoordigheid van mr. S. Rezel als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2011.