ECLI:NL:GHAMS:2011:BX4789

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.076.156/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.J.G.N.M. Willard
  • D. van Emden
  • M.A.M. Kessels
  • M.H.G. Giesbers
  • G. Pooters
  • L. Verheij
  • M.W.E. Koopmann
  • A.H.N. Stollenwerck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen oud-notaris over uitbetaling van verkoopopbrengst onroerende zaak

In deze zaak gaat het om een klacht van klager tegen de oud-notaris met betrekking tot de uitbetaling van de netto opbrengst van de verkoop van een onroerende zaak. Klager stelt dat de oud-notaris in strijd met zijn zorgplicht heeft gehandeld door de opbrengst op een verkeerde rekening te storten, namelijk op de rekening van één van de deelgenoten in plaats van op de boedelrekening. Klager betoogt dat de oud-notaris wist of behoorde te weten dat het pand niet belast was met vruchtgebruik, maar tot een onverdeelde boedel behoorde. Klager heeft de oud-notaris verzocht om de opbrengst rechtstreeks aan de negen eigenaren over te maken, maar de oud-notaris heeft dit niet gedaan. De oud-notaris heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij slechts met de gevolmachtigde van klager, de heer [C.], heeft gecommuniceerd en dat de uitbetaling conform de volmacht is uitgevoerd. Het hof heeft de klacht van klager gedeeltelijk gegrond verklaard, omdat de oud-notaris de gelden op de verkeerde rekening heeft gestort. De oud-notaris is gewaarschuwd, maar de overige onderdelen van de klacht zijn ongegrond verklaard. De beslissing van de kamer van toezicht is vernietigd en het hof heeft de oud-notaris een waarschuwing opgelegd. De klacht van klager over het niet gebruiken van een informatieformulier en het niet informeren over het bestaan daarvan is ongegrond verklaard, omdat de oud-notaris niet verplicht was om met klager te communiceren op basis van de volmacht die aan de heer [C.] was gegeven.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
Beslissing van 3 mei 2011 in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
oud-notaris te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder klager, is bij op 29 oktober 2010 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen in het arrondissement ‘s-Hertogenbosch, hierna de kamer, van 21 oktober 2010, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de oud-notaris, in al haar onderdelen ongegrond heeft verklaard.
1.2. Op 15 december 2010 is een brief van de oud-notaris ter griffie van het hof ingekomen waarin hij aangeeft geen verdere aanvulling te willen geven op “de reeds uitbundig gevoerde correspondentie”.
1.3. Ter griffie van het hof is op 11 januari 2011 van de zijde van klager een brief ingekomen, met bijlagen, waarin klager twee getuigen voordraagt.
1.4. Het hoger beroep is tegelijk behandeld met de zaak bekend onder nummer 200.063.614/01 NOT ter openbare terechtzitting van het hof van 27 januari 2011. Klager en de oud-notaris zijn verschenen. Zij hebben het woord gevoerd, klager aan de hand van een pleitnota. Als getuige is gehoord de heer [C.] (hierna: [C.]).
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1. Wat betreft de vastgestelde feiten maakt klager bezwaar tegen het door de kamer vastgestelde feit dat de oud-notaris een volmacht had laten opmaken en ten aanzien van de uitbetaling slechts te maken had gehad met [C.]. Het hof zal deze bezwaren, voor zover nodig, hierna onder 6. (De beoordeling) behandelen.
3.2. Het hof verwijst voor de feiten voor het overige naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld, nu partijen verder niet de juistheid van de door de kamer vastgestelde feiten hebben betwist.
4. Het standpunt van klager
4.1. Klager verwijt de oud-notaris dat hij bij de uitbetaling van de netto opbrengst van de onroerende zaak [adres] te [gemeente] heeft gehandeld in strijd met zijn zorgplicht. De oud-notaris wist of behoorde te weten dat de onroerende zaak niet was belast met een vruchtgebruik, maar behoorde tot een onverdeelde boedel. Desondanks heeft de oud-notaris de opbrengst uitbetaald op de rekening van één van de deelgenoten in plaats van op de boedelrekening. Hierdoor heeft de oud-notaris de mogelijkheid gecreëerd dat de andere deelgenoten moeten procederen om hun deel te krijgen.
4.2. Voorts wordt de oud-notaris verweten dat hij niet heeft gewerkt met een informatieformulier, dan wel klager niet heeft geïnformeerd over het bestaan van een informatieformulier.
4.3. Ten slotte verwijt klager de oud-notaris dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de rectificatiemogelijkheden van artikel 45 Wet op het notarisambt (Wna).
5. Het standpunt van de oud-notaris
5.1. De oud- notaris heeft de stellingen van klager betwist en heeft zich als volgt verweerd.
5.2. Ten aanzien van het verwijt dat de oud-notaris wist of behoorde te weten dat de onroerende zaak niet belast was met vruchtgebruik maar behoorde tot een onverdeelde boedel, heeft de oud-notaris naar voren gebracht dat de moeder van klager al geruime tijd geleden was overleden. Daardoor was volgens de oud-notaris een eventueel vruchtgebruik al lange tijd beëindigd.
5.3. De oud-notaris heeft ter zake van de overdracht van de onroerende zaak betoogd dat hij slechts te maken had met [C.] als gevolmachtigde van klager en niet met klager. De betaling van de gelden is dan ook conform de volmacht aan [C.] afgewikkeld. De uitbetaling is op de ervenrekening gestort, opdat de boedelnotaris dit kon meenemen bij de verdeling van de boedel. [C.] heeft de afrekening gezien en akkoord bevonden.
5.4. De oud-notaris acht geen termen aanwezig gebruik te maken van de mogelijkheid tot rectificatie als bedoeld in artikel 45 van de Wna.
6. De beoordeling
6.1. Het hof is van oordeel dat klager terecht naar voren heeft gebracht dat de oud-notaris de gelden uit de verkoop van de ouderlijke woning op de verkeerde rekening heeft gestort. Tijdens de mondelinge behandeling ter terechtzitting in hoger beroep heeft de oud-notaris nog naar voren gebracht dat de moeder van klager hem had verzocht vóór haar overlijden een aantal zaken op te lossen. Hiertoe is een bindend advies opgemaakt op grond waarvan het geld in depot is gebleven onder de oud-notaris. De moeder van klager kon zich verenigen met dit advies, echter omdat niet iedere gerechtigde hiermee akkoord ging, heeft de oud-notaris het saldo overgemaakt op de rekening van de moeder van klager. Daarmee heeft de oud-notaris in strijd gehandeld met de opdracht c.q. het verzoek van [C.], die hem blijkens het door hem ingevulde informatieformulier opdracht had gegeven de opbrengst “rechtstreeks te verdelen” en bij brief van 20 februari 2008 (beide stukken overgelegd als bijlage bij het beroepschrift) het navolgende – voor zover van belang – heeft geschreven:
“Ik wil graag dat u de verkoop opbrengsten (minus kosten) rechtstreeks over maakt naar de negen eigenaren. Het is van belang dat hier zoveel mogelijk gemaakte kosten in worden meegenomen. Het risico van een erven rekening acht ik te groot gezien de ervaringen.”
Desgevraagd, heeft [C.] tijdens het getuigenverhoor ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat hij de oud-notaris gevraagd had de verkoopopbrengst van de onroerende zaak [adres] te [gemeente] rechtstreeks aan de negen eigenaren over te maken. Van een nader overleg – over het informatieformulier en/of voormelde brief van 20 februari 2008 – zoals door de oud-notaris naar voren is gebracht, verklaarde [C.] zich niets te kunnen herinneren. Anders dan de kamer oordeelt het hof dat niet aannemelijk is geworden dat de oud-notaris “in overleg met de heer [C.] de uitbetaling van de gelden heeft gestort op de ervenrekening.”
Gezien het vorenstaande is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is.
6.2. Gelet op de aan [C.] gegeven volmacht was de oud-notaris niet gehouden om informatie te verstrekken aan klager met betrekking tot de verkoop en levering van het ouderlijk huis, dan wel aan hem een informatieformulier te doen toekomen. Uit de stukken blijkt bovendien dat de oud-notaris het informatieformulier aan [C.] heeft gezonden, en dat [C.] het formulier voorzien van zijn handtekening en een opmerking heeft geretourneerd. Met de kamer acht het hof dit klachtonderdeel ongegrond.
6.3. Ten aanzien van het klachtonderdeel betreffende het rectificatieartikel geldt het volgende. Bij beslissing van 3 mei 2011 met zaaknummer 200.063.614/01 is hierop reeds beslist. Het processuele beginsel “ne bis in idem” staat er aan in de weg om hier nogmaals over te oordelen. Klager wordt in dit klachtonderdeel niet ontvankelijk verklaard.
6.4. Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.5. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
6.6. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing waarvan beroep, en, opnieuw rechtdoende:
- verklaart het klachtonderdeel onder 6.1. gegrond;
- legt de oud-notaris de maatregel van waarschuwing op;
- verklaart klager niet ontvankelijk in zijn klachtonderdeel, zoals weergegeven onder 4.3.;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Verheij, M.W.E. Koopmann en A.H.N. Stollenwerck en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 3 mei 2011 door de rolraadsheer.
KLN 09.25
21 oktober 2010
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT 's-HERTOGENBOSCH
neemt de navolgende beslissing op de klacht van de heer [X], hierna te noemen klager, tegen de heer [Y], notaris te [gemeente], hierna te noemen de notaris.
1. De procedure
1.1. Op 1 december 2009 heeft klager een klacht (met bijlagen) geformuleerd tegen de notaris.
1.2. Op 5 maart 2010 heeft de notaris (met bijlage) op de klacht gereageerd.
1.3. Op 14 april 2010 heeft klager gerepliceerd.
1.4. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer van toezicht heeft de zaak verwezen naar de volle kamer.
1.5. De kamer van toezicht heeft de klacht behandeld ter openbare vergadering van 16 september 2010. De notaris en klager zijn beide verschenen.
2. De feiten
2.1 De notaris heeft een volmacht op laten maken in het kader van de verkoop en levering van de woning aan de [adres] te [gemeente] waarbij de comparanten, waaronder klager, onherroepelijk volmacht geven aan de heer [C.] om de in de volmacht beschreven handelingen te verrichten. Betreffende volmacht is door alle comparanten, ook door klager, ondertekend. De notaris heeft ten aanzien van de uitbetaling van gelden van de levering om die reden slechts te maken met de heer [C.].
2.2 De notaris heeft de heer [C.] een informatieformulier toegezonden en de heer [C.] heeft dit formulier ingevuld retour gezonden. Voorts heeft de heer [C.] alle verdere gegevens naar aanleiding van voornoemd formulier aangeleverd.
Klager heeft de notaris diverse brieven verzonden betrekking hebbende op het bedoelde informatieformulier. De notaris heeft deze brieven van klager niet beantwoord.
3. De klacht en het verweer daartegen
3.1 Klager stelt, zakelijk weergegeven, het navolgende.
De notaris heeft bij de uitbetaling van de netto opbrengst van de verkoop van het pand [adres] te [gemeente] gehandeld in strijd met zijn zorgplicht. De notaris wist of behoorde te weten dat het pand niet belast was met vruchtgebruik, maar tot een onverdeelde boedel behoorde. Desondanks heeft hij de opbrengst uitbetaald op een andere rekening dan de boedelrekening. Hierdoor is de notaris naar de mening van klager nalatig geweest. Voorts had de notaris volgens klager moeten werken met een informatieformulier. Op vragen van klager over het gebruik van zo’n formulier heeft de notaris geen antwoord gegeven. Van de rectificatiemogelijkheid van artikel 45 van de Wet op het notarisambt (Wna) heeft de notaris (nog) geen gebruik gemaakt. Klager heeft van de heer [C.] vernomen dat hij de notaris schriftelijk zou hebben verzocht om de uitbetaling van de gelden te storten naar de afzonderlijke rekeningen van elke comparant.
3.2 De notaris heeft, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
Op het moment van het opmaken van de volmacht was de moeder van klager al geruime tijd overleden. Hierdoor was een eventueel vruchtgebruik, mocht hier al sprake van zijn, reeds lange tijd geëindigd. Het belang van klager bij deze klacht is op dit punt minimaal. De gevolmachtigde mocht de overdracht van het pand regelen en dat heeft hij ook gedaan. De uitbetaling van de gelden is conform de volmacht met de heer [C.] overlegd. Er bestaat geen reden om alle erfgenamen hierover wederom te raadplegen. De uitbetaling is juist op de ervenrekening gestort, opdat de boedelnotaris dit kon meenemen bij de verdeling van de boedel. De gevolmachtigde heeft de afrekening ingezien en akkoord bevonden. Hiervan is een afschrift beschikbaar. De notaris acht bovendien geen termen aanwezig gebruik te maken van de mogelijkheid tot rectificatie als bedoeld in artikel 45 Wna. Hij heeft naar zijn mening zorgvuldig gehandeld en verzoekt de kamer van toezicht de klacht ongegrond te verklaren.
4. De beoordeling
4.1 Klager heeft gesteld dat hij door de notaris niet is geïnformeerd over het bestaan van een informatieformulier. De notaris was op basis van de ook door klager afgegeven volmacht gehouden tot het verstrekken/vergaren van informatie aan en van de volmachthouder. In dit geval betreft de volmachthouder de heer [C.], een zwager van klager. Hierdoor was de notaris in beginsel niet gehouden tot het voeren van communicatie met betrekking tot de verkoop en levering van voornoemd pand met klager. Indien de notaris een dergelijk formulier niet had gebruikt kon hij hierop niet worden aangesproken, omdat het gebruik van zo’n formulier niet verplicht is gesteld. Voorts is gedurende de behandeling van de klacht naar voren gekomen dat de notaris wel degelijk een informatieformulier naar de heer [C.] heeft verzonden en hij dit formulier ingevuld van hem retour heeft ontvangen. De klacht wordt op dit punt ongegrond verklaard.
4.2 De notaris heeft volgens klager nalatig gehandeld door de gelden uit de verkoop van het registergoed (pand [adres] te [gemeente]) op een verkeerde rekening te storten. De notaris heeft in overleg met de heer [C.] de uitbetaling van de gelden gestort op de ervenrekening opdat de boedelnotaris deze gelden kon meenemen bij de verdeling van de boedel.
Op geen enkele wijze is gesteld of gebleken dat de actie van de notaris met betrekking tot het uitbetalen van de gelden uit de verkoop van het pand aan de [adres] te [gemeente] niet conform de wens van de heer [C.] is geweest. De heer [C.] was immers gerechtigd om met de notaris te overleggen omtrent het uitbetalen van de gelden en van enige reactie naar de notaris zijdens de heer [C.] op het handelen van de notaris is niet gebleken. De klacht wordt op dit punt ongegrond verklaard.
4.3 Het op artikel 45 van de Wet op het notarisambt gebaseerde verwijt kan, gelet op de tekst van dit artikel, enkel opgeld doen als vaststaat dat er sprake was van een foutieve weergave in een akte. Gesteld noch gebleken is welke door de notaris opgemaakte akte in de klacht wordt bedoeld. De kamer van toezicht zal bij een gebrek aan belang van klager aan dit onderdeel van de klacht voorbij gaan. Gelet op het vorenstaande is niet gebleken van klachtwaardig handelen door de notaris, zodat de klacht op dit punt ongegrond is.
5. De beslissing
De kamer van toezicht:
verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven te 's-Hertogenbosch door mr. S.J.G.N.M. Willard, plaatsvervangend voorzitter,
mr. D. van Emden, mr. M.A.M. Kessels en mr. M.H.G. Giesbers, leden, mr. G. Pooters, plaatsvervangend lid, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2010,
in tegenwoordigheid van de secretaris.
Hoger beroep tegen vorenstaande beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.