parketnummer: 23-002062-10
datum uitspraak: 18 november 2011
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 27 april 2010 in de strafzaak onder parketnummer 14-810339-09 tegen
[Verdachte ],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 15 maart 2010 en 13 april 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1:
hij op of omstreeks 08 september 2009 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet één of meermalen (met kracht) met een mes in de rug, althans het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 primair:
hij op of omstreeks 08 september 2009 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet één of meermalen (met kracht) met een mes in en/of door en/of tegen het oor, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 subsidiair:
hij op of omstreeks 08 september 2009 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet één of meermalen (met kracht) met een mes in en/of door en/of tegen het oor, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Gelet op de feiten en omstandigheden, die uit de bewijsmiddelen zijn gebleken, is niet wettig en overtuigend bewezen dat de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat [slachtoffer 2] door de klap met het mes tegen zijn hoofd zou overlijden. De opzet van de verdachte op de dood van [slachtoffer 2] is dan ook niet bewezen, ook niet in voorwaardelijke vorm.
De feiten 1 en 2 subsidiair zijn wel bewezen, zoals hierna te vermelden.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door met een mes in de hand uit te halen naar het gezicht van [slachtoffer 2]. De kans dat [slachtoffer 2] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, is aanmerkelijk.
Ten aanzien van feit 1 overweegt het hof dat de verdachte het slachtoffer in de rug heeft gestoken, waardoor deze onder meer een klaplong heeft bekomen. Het mes is dus terechtgekomen bij diep in het lichaam liggende vitale delen en moet dus met grote kracht op de bovenzijde van de borst dan wel de rug van het slachtoffer zijn gericht. Uit verklaringen in het dossier blijkt dat het slachtoffer zich op het laatste moment heeft afgewend, waardoor het mes in zijn rug kwam in plaats van in zijn borst met alle gevolgen van dien. Deze voor de verdachte onverwachte verandering in de houding van zijn slachtoffer brengt geen wijziging in de opzet van de verdachte die spreekt uit de gewapende, krachtige, op het bovenlichaam van het slachtoffer gerichte aanval. Het hof is van oordeel dat de verdachte door met een gekarteld mes te richten op de borst van de verdachte en met kracht toe te steken willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [slachtoffer 1] door de messteek zou doden. Het hof acht dan ook bewezen dat verdachte in voorwaardelijke zin opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij op 8 september 2009 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht met een mes in de rug van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2 subsidiair:
hij op 8 september 2009 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet éénmaal met een mes tegen het oor van die [slachtoffer 2] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer en dat om die reden de feiten niet strafbaar zijn. De verdachte raakte volgens zijn verklaring ongewild betrokken in de situatie waarbij hij alleen stond tegenover twee anderen. Hierbij is de verdachte met een bierfles op zijn hoofd geslagen, die daarbij kapot ging. Hij heeft hierbij verwondingen opgelopen, onder meer aan zijn hand.
Het hof overweegt dat de volgorde van handelingen en het al dan niet slaan met een fles niet relevant is voor de strafbaarheid van het bewezenverklaarde. De verdachte had immers de mogelijkheid om te vluchten en zo te ontkomen aan de gewelddadige handelingen van [slachtoffer 2]. Dit heeft hij nagelaten.
De verklaring van de verdachte over het voorval is overigens ook niet aannemelijk geworden. Die verklaring houdt in dat de verdachte, toen hij met een directe wederrechtelijke aanranding werd geconfronteerd, zijn mes, dat was weggestopt in een foedraal in zijn jaszak is gaan opzoeken. Het hof is van oordeel dat weglopen aanmerkelijk sneller en effectiever zou zijn geweest. Van enige belemmering voor de verdachte om weg te lopen is niet gebleken. Een noodweersituatie heeft zich dan ook niet voorgedaan en om die reden wordt het beroep op noodweer verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Indien het beroep op noodweer niet gehonoreerd wordt is de verdediging van mening dat sprake is van noodweerexces.
Op gronden als hiervoor met betrekking tot het verweer ten aanzien van noodweer is overwogen, is het hof van oordeel dat verdachte zich er niet op goede gronden op kan beroepen dat hij heeft gehandeld uit zelfverdediging. Nu zich naar het oordeel van het hof geen noodweersituatie heeft voorgedaan, kan het beroep op noodweerexces niet slagen. Dat verdachte zich op grond van zijn psychische gesteldheid ten tijde van het plegen van de strafbare feiten een andere voorstelling van zaken maakte, maakt dat niet anders.
Het hof heeft kennisgenomen van de zich in het dossier bevindende rapportages omtrent de persoon van de verdachte. Een gedeelte daarvan is tijdens de procedure in eerste aanleg en een gedeelte daarvan is tijdens de procedure in hoger beroep opgemaakt. Het hof concludeert dat de conclusies in de laatste rapportages afwijken van de conclusies in de rapportages opgemaakt in eerste aanleg.
Nu de eerdere rapportages zijn gemaakt kort na de bewezenverklaarde handelingen hecht het hof hier meer waarde aan. Aangenomen moet worden dat deze een beter beeld geven van de verdachte ten tijde van het delict. Bovendien worden deze rapportages ondersteund door de indruk die de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op het hof heeft gemaakt.
Het psychologisch rapport van 17 november 2009, opgemaakt door J.P.M. van der Leeuw, houdt onder meer het volgende in:
Wanneer de onderzoeker aan betrokkene vraagt om te vertellen over het tenlastegelegde, presenteert betrokkene een bizar verhaal dat bol staat van een achterdochtige inhoud. In een niet aflatende, associatieve woordenstroom, rijgt betrokkene al zijn ervaringen en visies aan elkaar. Ze zijn zonder meer van psychotische inhoud. (…)
Betrokkene ontvouwt een complottheorie, waaruit naar zijn idee blijkt hoezeer hij van alle kanten wordt bespied en lastig gevallen. (…)
Hij verkeert volledig buiten de realiteit en er is op geen enkel moment iets te bespeuren van realiteitszin. (…)
Uit het bizarre relaas van betrokkene over het tenlastegelegde kan worden geconcludeerd dat elke vorm van realiteitsbesef bij betrokkene ontbrak ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De schildering die betrokkene geeft van de ten laste gelegde feiten heeft een volledig psychotische kleur.(…)
De versie die betrokkene geeft over het tenlastegelegde tegenover de onderzoeker wijst er in alle duidelijkheid op dat de slachtoffers voor betrokkene in zijn paranoïde waan waren opgenomen.(…)
Over de precieze toedracht, aanleiding en wat er allemaal bij betrokkene die dag eraan vooraf is gegaan is geen duidelijkheid verkregen kunnen worden. Uit de reconstructie van de gebeurtenis is door de onderzoeker alleen te concluderen dat betrokkene ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde volkomen psychotisch was. Betrokkene is derhalve voor het tenlastegelegde ontoerekeningsvatbaar te houden.(…)
De paranoïde waanbeleving van betrokkene is niet incidenteel. Reeds in 2002 is er bij herhaling sprake van psychotische desintegratie bij betrokkene. (…)
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Er is sprake van schizofrenie, paranoïde type.
Het psychiatrisch rapport van 24 november 2009, opgemaakt door E.A. Beld, houdt onder meer het volgende in:
Omdat betrokkene al meer dan een half jaar lijdt aan zowel hallucinaties als opvallende wanen kan de diagnose schizofrenie van het paranoïde type worden vastgesteld. (…)
Betrokkene was voor, tijdens en na de ten laste gelegde feiten volledig in de ban van zijn paranoïde wanen. Hij was in de valse veronderstelling dat de mensen die hem aanspraken op zijn gedrag soldaten of ingehuurde junkies waren van de regering. Betrokkene voelde zich aangevallen en in de daaropvolgende escalatie van gebeurtenissen heeft betrokkene met een mes de slachtoffers verwond. (…)
De belevingswereld van betrokkene wordt geheel door paranoïde wanen en grootheidswanen in beslag genomen. Zijn handelen is uit deze gestoorde beleving ingegeven. De invloed van zijn stoornis op de tenlastegelegde feiten is zeer groot geweest. Betrokkene had in de constellatie van het conflict met zijn buren vrijwel geen keuzevrijheid meer en heeft gehandeld naar zijn gestoorde belevingswereld.
Op grond van bovenstaande wordt de rechter geadviseerd om betrokkene voor de ten laste gelegde feiten volledig ontoerekeningsvatbaar te achten, indien deze feiten kunnen worden bewezen.
Op de terechtzitting in eerste aanleg van 13 april 2010 hebben de deskundigen hun conclusies nader toegelicht en bevestigd.
Het hof constateert dat bij verdachte nog altijd sprake is van deze waanbeelden. Zo verklaart hij nog altijd dat sprake was van meer dan twee personen die hem aanvielen. Dit wordt geenszins onderbouwd door stukken in het dossier. Verdachte blijft ook volhouden dat hij boeken heeft geschreven waarna hij gepest werd door groepen junkies in de stad, dat er veel corruptie is in Nederland en dat de rapporteurs mogelijk betaald zijn om een bepaald advies te schrijven.
Het hof kan zich met de geciteerde conclusies van de rapporteurs verenigen.
Het hof is van oordeel dat aan de verdachte het bewezen verklaarde wegens de ziekelijke stoornis van de geestvermogens niet kan worden toegerekend en dat de verdachte voor deze feiten moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het onder feit 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door het slachtoffer, [slachtoffer 1], met een mes in zijn rug te steken. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van slachtoffer [slachtoffer 2].
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 1 november 2011 is de verdachte eerder veroordeeld, echter niet voor soortgelijke feiten.
Het hof heeft kennis genomen van de volgende, de verdachte betreffende rapportages, brieven en adviezen:
? Een Pro Justitia rapport van 17 november 2009, opgemaakt door drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog;
? Een Pro Justitia rapport van 24 november 2009, opgemaakt door E.A. Beld, psychiater;
? Een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 24 februari 2010, opgemaakt door N. Zwaan;
? Een Pro Justitia rapport van 28 februari 2011, opgemaakt door drs. R. de Vries, gezondheidszorgpsycholoog;
? Een Pro Justitia rapport van 1 maart 2011, opgemaakt door I. Maksimovic, psychiater;
? Een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 26 oktober 2011, opgemaakt door P.C. Olie;
Zoals reeds is overwogen onder “strafbaarheid van de verdachte” acht het hof de verdachte ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten.
De rapporteurs De Vries en Maksimovic adviseren om de verdachte te stimuleren tot medicatiegebruik in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, waarbij de reclassering de stimulerende en toezichthoudende taak zou moeten vervullen. Het hof is van oordeel dat de uitvoering van dit advies niet wenselijk is: gelet op de persoon van de verdachte kan van de reclassering in redelijkheid niet worden verwacht dat zij aan een dergelijke opdracht met enige kans op succes voldoet.
De reclassering zelf heeft ter voorbereiding van een eventuele opdracht contact gezocht met de DFP in Heiloo. Aldaar is men bereid de verdachte op te nemen met ingang van de dag waarop het arrest onherroepelijk wordt en er sprake is van het kader van TBS met voorwaarden.
In het reclasseringsrapport wordt geadviseerd aan de verdachte een tbs met voorwaarden op te leggen, omdat een ander juridisch kader onvoldoende dwingend is om de verdachte te verhinderen zich aan de noodzakelijke behandeling te onttrekken.
Gelet op het advies van de reclassering, maar ook gelet op de eigen indruk van het hof van de verdachte acht het hof een behandeling in een ambulant kader onwenselijk. Niet valt te verwachten dat dit voldoende stimulans biedt voor verdachte zich te laten behandelen. Daarnaast acht het hof het van groot belang dat verdachte behandeld wordt. Het opnemen van een behandeling in de vorm van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel kan, indien de verdachte zich niet houdt aan deze voorwaarde, ertoe leiden dat verdachte onbehandeld in detentie belandt, hetgeen onwenselijk is
Ten aanzien van het risico op recidive zijn de rapporteurs van mening dat hiervan in meer of mindere mate sprake is. Het hof acht dit risico reëel en aanwezig, mede gelet op de verklaringen van verdacht ter terechtzitting. Hieruit blijkt dat bij verdachte nog altijd sprake is van wanen en gevoelens van onder meer complotten tegen hem. Nu verdachte de bewezen verklaarde feiten ook vanuit deze gemoedstoestand heeft begaan, acht het hof de kans op herhaling hiervan niet uitgesloten zolang verdachte niet wordt behandeld.
Al het voorgaande in aanmerking nemende, is het hof van oordeel dat de verdachte, bij wie tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestonden, ter beschikking dient te worden gesteld, hetgeen mogelijk is nu het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde misdrijven zijn, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist.
In de aangehaalde rapporten en hetgeen het hof verder aan informatie is verschaft na de berechting in eerste aanleg, ziet het hof aanleiding af te zien van een bevel tot dwangverpleging en in plaats daarvan tbs met voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft zich bereid verklaard de hierna te noemen voorwaarden na te leven.
Ten aanzien van het beslag
Het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 33, 33a, 37a, 38, 38a, 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde evenwel niet strafbaar en ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder de navolgende voorwaarden:
? De verdachte moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Hij moet zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijven melden zo frequent als zij dat nodig acht. In ieder geval kan deel uitmaken van de aanwijzingen:
• de verdachte onderhoudt contact met Reclassering Nederland;
• de verdachte volgt een behandeling bij de DFP in Heiloo en houdt zich aan de aanwijzingen van de behandelaar, ook met betrekking tot eventuele nazorg in een ambulant kader;
• de verdachte werkt zo nodig mee aan nader diagnostisch onderzoek;
• de verdachte stelt zich open en begeleidbaar op ten opzichte van begeleiders en behandelaars;
• de verdachte geeft inzage in zijn financiën;
• de verdachte geeft inzage in zijn sociale netwerk;
• de verdachte begeeft zich niet buiten de Nederlandse landsgrenzen.
? De verdachte wordt verplicht om zich te laten behandelen in een intramurale inrichting voor de duur van maximaal 2 jaar. Indien dat door de behandelaars noodzakelijk wordt geacht moet de verdachte medicatie accepteren en gebruiken.
? Het wordt de verdachte verboden om alcohol en drugs te gebruiken. Hij dient mee te werken aan blaas- en/of urinetesten om dit te controleren.
? Voorafgaande aan een eventuele opname dient de verdachte een overeenkomst af te sluiten met de zorginstelling en de reclassering. In deze overeenkomst staat beschreven wat belangrijk is in de behandeling en welke afspraken de GGZ en de reclassering met de verdachte maken.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1.00 STK Mes, kleur zwart, afgeplakt met tape.
Dit arrest is gewezen door de twaalfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.W.J. de Groot, mr. N.F. van Manen en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. J.G.W. van Rede, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 november 2011.