ECLI:NL:GHAMS:2011:BX5748

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-002165-10
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en veroordeling poging tot zware mishandeling na onderdompeling in ijskoud water

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan poging tot doodslag, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat hij de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer willens en wetens had aanvaard. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, omdat hij het slachtoffer, zijn (ex)vriendin, meermalen onder water had geduwd in ijskoud water, wat leidde tot onderkoeling. Het hof oordeelde dat de verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had aanvaard door het slachtoffer in deze gevaarlijke situatie achter te laten.

De feiten vonden plaats op 1 januari 2010, toen de verdachte zijn vriendin onder water duwde en haar vervolgens aan haar lot overliet. Het slachtoffer raakte onderkoeld en werd later in het ziekenhuis behandeld. Het hof benadrukte dat de verdachte, ondanks dat hij zelf ook in het water was, niet kon worden vrijgesproken van zijn daden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals deelname aan een leefstijltraining en COVA-training. Het hof heeft deze straf bevestigd, maar heeft de vrijspraak voor poging tot doodslag uitgesproken. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

parketnummer: 23-002165-10
datum uitspraak: 1 februari 2011
TEGENSPRAAK
VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 april 2010 in de strafzaak onder parketnummer 13-670009-10 tegen
[Verdachte ],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ],
adres: [woonadres ].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 13 april 2010 en op de terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 januari 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] in het (ijskoude) water heeft geduwd en/of getrokken en/of (vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer] een of meer malen onder water heeft geduwd en/of gedrukt (gehouden).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezen verklaarde
Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag nu niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de kans dat het slachtoffer zou overlijden aan de gevolgen van het handelen van de verdachte - zo deze kans als aanmerkelijk kan worden aangemerkt - door de verdachte willens en wetens is aanvaard. De verdachte zal dan ook in zover van het tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2010 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet in ijskoud water het hoofd van die [slachtoffer] onder water heeft geduwd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Nadere bewijsoverweging
Het hof is van oordeel dat is komen vast te staan dat verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen bekomen en overweegt hieromtrent als volgt.
Als vaststaand kan worden aangenomen dat het slachtoffer buiten bewustzijn was op het moment dat de verdachte naar de kant van de sloot zwom. De mededelingen in de processen-verbaal van bevindingen (dossierpagina’s 5, 10-11) dat het slachtoffer bij kennis en aanspreekbaar was, staan daar, anders dan de raadsman heeft betoogd, niet aan in de weg aangezien die mededelingen naar het oordeel van hof betrekking hebben op een op een later tijdstip gedane waarneming.
Op het moment dat het slachtoffer bewusteloos werd aangetroffen, was de temperatuur van het slootwater 0° Celsius. In het ziekenhuis was de lichaamstemperatuur van het slachtoffer 34,1° Celsius, terwijl haar lichaam toen reeds enige tijd aan het opwarmen was, zodat haar lichaamstemperatuur (aanzienlijk) lager moet zijn geweest toen zij uit het water werd gehaald. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat het bewusteloos te water liggen zeer snel tot zuurstofgebrek kan leiden, hetgeen zonder meer vitale organen zwaar kan beschadigen. De verdachte heeft de aanmerkelijke kans hierop welbewijs aanvaard door van het slachtoffer weg te zwemmen zonder zich verder om haar te bekommeren.
De omstandigheid dat de verdachte zelf ook in het water heeft gelegen, doet aan ’s hofs oordeel niet af nu de verdachte daar uit vrije wil verbleef en ook niet door een ander werd ondergedompeld.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor poging tot zware mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden dat de verdachte deelneemt aan een leefstijltraining en een COVA-training en dat hij zich gedraagt naar de aanwijzingen die hem door of namens Reclassering Nederland worden gegeven.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor poging tot doodslag zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en dezelfde bijzondere voorwaarden die door de rechtbank zijn opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft in de vroege ochtend van nieuwjaarsdag zijn (ex)vriendin meermalen onder water geduwd en haar vervolgens aan haar lot overgelaten. Het betrof ijskoud water en het slachtoffer is onderkoeld geraakt. Dat zij hieraan geen zwaar lichamelijk letsel heeft overgehouden, is niet aan de verdachte te danken.
Dergelijke feiten dragen bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 29 december 2010 is hij eerder veroordeeld.
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van het over verdachte uitgebrachte rapport van de Reclassering Nederland van 15 februari 2010.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op de grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde deelneemt aan de korte leefstijltraining en de COVA-training.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland te Amsterdam.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, op het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.M. van Woensel en mr. S.A.M. Stolwijk, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2011.
Mr. Stolwijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.