ECLI:NL:GHAMS:2011:BX6299

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-003971-09
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag met mes in Schoorl; vrijspraak van moord en verwerping van noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De verdachte is vrijgesproken van moord, maar veroordeeld voor doodslag. De zaak betreft een fatale steekpartij die plaatsvond op 30 mei 2008 in Schoorl, waar de verdachte de 54-jarige [slachtoffer] met meer dan dertig messteken om het leven heeft gebracht. De verdachte had een afspraak gemaakt met [slachtoffer] onder de valse voorwendselen van een seksuele ontmoeting. Tijdens de ontmoeting ontstond er een conflict, waarbij de verdachte het mes van [slachtoffer] afpakte en hem meerdere keren stak. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, omdat de verklaring van de verdachte over de gebeurtenissen ongeloofwaardig was en niet werd ondersteund door objectieve feiten. De verdachte had bovendien geen consistent verhaal en had bewijsstukken laten verdwijnen die zijn lezing van de gebeurtenissen konden ondersteunen. Het hof legde een gevangenisstraf van 11 jaar op, waarbij het de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer in overweging nam. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de familie van het slachtoffer.

Uitspraak

parketnummer: 23-003971-09 (promis)
datum uitspraak: 26 april 2011
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Alkmaar van 28 juli 2009 in de strafzaak onder parketnummer 14-810285-08 tegen
[Verdachte ],
geboren te [geboorteplaats ] op [geboortedatum ],
adres: [woonadres ],
thans gedetineerd in PI.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 14 juli 2009 en op de terechtzittingen in hoger beroep van 7 en 12 april 2011.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op vordering van de officier van justitie in eerste aanleg op 14 juli 2009, ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 29 mei 2008 tot en met 30 mei 2008 te Schoorl, in de gemeente Bergen (NH), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een of meermalen met een mes, althans een scherp voorwerp, gestoken in het lichaam (waaronder in het hoofd en/of in de hals en/of in de nek en/of in de rug en/of in de buik) vandie [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
feit 2:
hij op of omstreeks 30 mei 2008 te Schoorl, in de gemeente Bergen (NH), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere (auto)sleutel(s) en/of een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 3:
hij op of omstreeks 30 mei 2008 te Schoorl, in de gemeente Bergen (NH), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Mitsubishi, type Space Star, kenteken [kenteken ], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (bij die personenauto behorende) autosleutel tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
De vaststaande feiten
Op 30 mei 2008 is [slachtoffer] omstreeks 18 uur in zijn woning aan de [woonadres ] te Schoorl dood aangetroffen .
Ambulancemedewerker [medewerker ] is na een melding rond 18.17 uur naar dat adres gegaan en heeft in de woning vier maximaal openstaande, niet brandende gaspitten aangetroffen en een brandende kaars.
Blijkens de conclusie van het deskundigenrapport inzake het pathologie onderzoek (verder ook te noemen: het sectierapport) van 16 oktober 2008 is bloedverlies, weefselschade, uitval van vitale orgaanfuncties en bloedinademing ten gevolge van meervoudig steekletsel de oorzaak van het intreden van de dood van [slachtoffer] . [slachtoffer] woog 105 kg en was 1.93 m lang.
Uitwendig zijn bij [slachtoffer] (verspreid) aan het lichaam ruim 30 vele scherprandige huidperforaties geconstateerd. Er waren circa 9 perforaties aan de buik, circa 7 aan de borst, circa 2 aan de rug, circa 7 aan de nek en het achterhoofd, circa 5 in de hals, enkele in het gelaat en aan de armen. Aan de linkerarm was een doorsteek. Ook links in de hals was een doorsteek waarbij de insteekwond aldaar uit circa drie insteken bestond. Tevens was er, verspreid over het lichaam, sprake van vele klievingen, krassen en kervingen van de huid.
Inwendig was onder meer sprake van meervoudige doorsteking van meerdere ribben. Met name de 11e rib links was volledig gekliefd door het bot. Er was meervoudige perforatie van de rechter long, meervoudige doorsteking van de darmen en de maag. Voorts was doorsteek door de beide halsslagaders. Met name de linker halsslagader was ernstig beschadigd. Er was perforatie van de linkerzijde van het strottenhoofd. Er was een bloeduitstorting in de linker slaapspier en links onder de schedelhuid.
Teneinde de dood van [slachtoffer] te onderzoeken is onder de naam “Valkoog” een Team Grootschalige Opsporing (TGO) opgezet.
Op 30 mei 2008 omstreeks 15.03 uur heeft [zus van verdachte ], de zuster van de verdachte, om een ambulance verzocht op het adres [adres] te Leiden. De verdachte werd op dat adres door de tevens ter plaatse gekomen politie gewond in bed aangetroffen. Gezien de ernst van de verwondingen is de verdachte per ambulance overgebracht naar het ziekenhuis, waar hij is geopereerd en op de intensive care afdeling is geplaatst.
Uit de op 28 juli 2008 opgemaakte medische verklaring blijkt dat er bij de verdachte (op 30 mei 2008) sprake was van een steekwond links onder het sleutelbeen en links in de buik. Tevens is er een rafelige wond aan het rechterbovenbeen geconstateerd. Daarnaast was er sprake van luchtlekkage uit de linkerlong en was er letsel van de lever. Voor dit laatste is verdachte operatief behandeld.
Blijkens de verklaring van één van de chirurgen die de operatie hebben verricht, was het letsel van de verdachte ernstig te noemen. De beschadiging aan de lever was veroorzaakt door iets scherps. De verdachte is 1.68 m lang en woog destijds 60 kg.
In het daaropvolgende politieonderzoek is de kleding van de verdachte in het ziekenhuis in beslag genomen. Op 3 juni 2008 is door een rechercheteam van de politieregio Hollands Midden te Leiden contact gezocht met het TGO Valkoog. Het beslag op de kleding van de verdachte is overgedragen aan het Openbaar Ministerie in Alkmaar. Op de kleding die de verdachte droeg (een spijkerbroek van het merk G-star ) is een DNA-profiel aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van [slachtoffer].
Op 2 juli 2008 is de verdachte in opdracht van de officier van justitie in Alkmaar op verdenking van de moord op c.q. doodslag van [slachtoffer] aangehouden.
Uit de resultaten van technisch onderzoek is tevens gebleken dat in de woning van [slachtoffer] bloed van de verdachte is aangetroffen.
Op basis van verklaringen van de verdachte en zijn zus [zuster ] (a) en anderen (b) in samenhang met andere bewijsmiddelen staat voorts het volgende vast.
(a) De verdachte is op 29 mei 2008 met de trein vanuit Leiden naar Alkmaar is gereisd. Vanaf het station Alkmaar heeft de verdachte, in verband met een voorgenomen ontmoeting, om 21.54 uur naar een (mobiel) telefoonnummer gebeld dat van [slachtoffer] bleek te zijn , waarna [slachtoffer] de verdachte bij het station heeft opgehaald.
De verdachte en [slachtoffer] zijn vervolgens naar de woning van [slachtoffer] in Schoorl gereden.
(b) Blijkens de verklaring van [buurvrouw], de buurvrouw van [slachtoffer], heeft zij de stem van [slachtoffer] op 30 mei 2008 om 00.15 uur nog gehoord. Op grond van de verklaring van deze getuige, die wat het tijdstip betreft wordt ondersteund door de verklaring van haar vriend, [vriend ] en de tijdweergave in haar mobiele telefoon betreffende het tijdstip waarop zij met [vriend] heeft gebeld, concludeert het hof dat [slachtoffer] op 30 mei 2008 is overleden.
(a) Verdachte heeft [slachtoffer] een aantal malen met een mes gestoken, waarna [slachtoffer] dood was. Op grond van de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 7 april 2011 en het sectierapport van 16 oktober 2008 concludeert het hof dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel is veroorzaakt door het steken met een mes.
(a) De verdachte heeft op 30 mei 2008 om 10.00.37 uur het inlogscherm van de internetsite van het bankrekeningnummer van [slachtoffer] bij de Rabobank geopend.
(a) In de loop van 30 mei 2008 is de verdachte in de auto van [slachtoffer] vanuit Schoorl vertrokken, waarbij de verdachte een aantal goederen, waaronder de laptop en de autosleutel van de auto van [slachtoffer], uit de woning heeft meegenomen. Daarna heeft hij de auto van [slachtoffer] in Amsterdam achtergelaten en is hij uiteindelijk met de trein naar Leiden vertrokken, waar hij op 30 mei 2008 rond 14.30 uur is aangekomen. De verdachte is vanaf het Centraal Station in Leiden met de taxi naar het huis van zijn ouders gegaan , alwaar hij zijn zuster [zuster ] een SMS-bericht heeft gestuurd, inhoudende het verzoek hem te bellen. Daarop heeft [zuster] met de verdachte telefonisch contact gezocht. De verdachte heeft haar toen verteld dat hij was neergestoken en hij heeft haar gevraagd ervoor te zorgen dat er een ambulance zou komen. [zuster] heeft vervolgens 112 gebeld.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is geweest van handelen met voorbedachte raad en daarmee van moord. Het hof acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 impliciet primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaarde
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:
hij op 30 mei 2008 te Schoorl, in de gemeente Bergen (NH), opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk meermalen met een mes gestoken in het lichaam (waaronder in het hoofd en in de hals en in de nek en in de rug en in de buik) van die [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
feit 2:
hij op 30 mei 2008 te Schoorl, in de gemeente Bergen (NH), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een autosleutel en een laptop, toebehorende aan [slachtoffer];
feit 3:
hij op 30 mei 2008 te Schoorl, in de gemeente Bergen (NH), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Mitsubishi, type Space Star, kenteken 35-DZ-BB), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bij die personenauto behorende autosleutel, tot welk gebruik hij, verdachte, niet gerechtigd was.
Hetgeen onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Noodweer (exces)
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft het verweer gevoerd dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld, en dat, indien en voor zover het hof het gebezigde geweld disproportioneel acht, het om noodweerexces ging. Dientengevolge moet de verdachte van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
Van doorslaggevend belang voor de vraag of er van een noodweersituatie sprake was, is dat de noodzaak van de verdediging tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding aannemelijk moet zijn. Het is derhalve niet vereist dat deze noodzaak wordt vastgesteld. Op grond van de in de pleitnotitie opgenomen argumenten is het aannemelijk dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer] waartegen de verdediging door de verdachte noodzakelijk was, aldus de raadsman.
De raadsman neemt de weergave van de gebeurtenissen van de verdachte als uitgangspunt voor zijn stellingen.
De verdachte heeft over de gebeurtenissen in grote lijnen het volgende verklaard.
De verdachte had via een chatsessie een afspraak gemaakt voor een betaald seksueel contact met een vrouw, die hij [M.] of [M.] noemde. De afspraak hield in dat hij op een donderdag- of vrijdagavond naar Alkmaar zou komen om haar te ontmoeten.
Hij is op donderdag 29 mei 2008 vanuit zijn woonplaats Leiden met de trein naar Alkmaar gereisd. Op het station Alkmaar heeft hij in een telefooncel een mobiel telefoonnummer gebeld, dat later het nummer van [slachtoffer] bleek te zijn. [slachtoffer] haalde hem op in diens auto en reed vervolgens met hem naar Schoorl. De verdachte verkeerde in de veronderstelling dat [slachtoffer] de chauffeur van genoemde vrouw was, waarvan hij tijdens de chatsessie had vernomen dat zij door beenletsel op dat moment minder mobiel was.
In Schoorl aangekomen zag de verdachte in een klein huisje dat zich achter het huis aan de [straatnaam] bevond een jonge vrouw voor het raam staan.
In de woning begon [slachtoffer] het gezellig te maken door in de woonkamer kaarsen aan te steken en mogelijk ook de open haard. [slachtoffer] liet hem zijn portemonnee zien en de pincode die daarin was genoteerd en zei dat hij dadelijk geld voor de verdachte zou gaan halen.
De verdachte kreeg een Cola light, die hij staande ging opdrinken. Hij zag bij de oorspronkelijke buitendeur, die door een horizontale plank was dichtgemaakt en dus niet kon worden geopend, aan de muur een foto van een vrouw. Hij vermoedde dat dit de vrouw was met wie hij had afgesproken en hij vond haar wel aantrekkelijk. Hij heeft aan [slachtoffer] gevraagd waar de vrouw was, waarop hem werd gezegd dat zij boven was.
De verdachte is de trap op naar boven gegaan, waar hij niemand aantrof. Hij wilde naar de deur lopen, die zich aan het uiteinde van de kamer bevond, om te kijken of zij daar soms was, toen hij zag dat [slachtoffer] de trap op kwam met een groot mes in zijn rechterhand.
[slachtoffer] dwong hem met dit mes in de hand zichzelf uit te kleden, een soort hondenriem om zijn nek te bevestigen, op zijn sokken na naakt op zijn buik op het bed te gaan liggen en vervolgens onder meer handelingen van [slachtoffer] zoals het likken van zijn anus en seksuele handelingen met een voorwerp te ondergaan, dat later een roze butt plug bleek te zijn.
[slachtoffer] zat daarbij op zijn knieën achter de verdachte op het bed. [slachtoffer] zei hem meermalen dat hij zichzelf moest ontspannen en trok dan steeds aan de hondenriem.
De verdachte heeft voortdurend zijn gezicht in het hoofdkussen gedrukt, om niet te hoeven zien wat er gebeurde. [slachtoffer] heeft de butt plug ook nog tegen de wang van de verdachte aangehouden en hem gevraagd deze te likken. De verdachte heeft daar geen gehoor aan gegeven. Zo wist de verdachte wel dat [slachtoffer] deze butt plug had gebruikt bij het seksueel binnendringen. Op een bepaald moment maakte [slachtoffer] kenbaar dat hij wilde dat de verdachte hem zou pijpen. De verdachte moest daarvoor opstaan, waarbij [slachtoffer] de hondenriem losliet. De verdachte heeft in zijn omhooggaande beweging [slachtoffer] een schouderduw gegeven, waardoor deze viel. De verdachte is vervolgens zo snel mogelijk naar beneden gegaan, daarbij een aantal traptreden overslaand. Hij is naar de buitendeur in de keuken gelopen en heeft geprobeerd deze te openen, maar dat lukte niet. Hij hoorde dat [slachtoffer] trede voor trede van de trap af liep en dat hij schold en vloekte. De verdachte heeft toen gezegd dat hij hem met rust moest laten. De verdachte heeft een stapel bordjes gepakt en deze in een aantal bewegingen in de richting van [slachtoffer] gegooid. [slachtoffer] kwam vervolgens op hem af, terwijl hij nog met zijn rug tegen de deur stond te duwen. [slachtoffer] stak hem twee maal met het mes. De verdachte zag dat er bloed kwam uit de wond bij zijn schouder. De verdachte is op [slachtoffer] afgesprongen terwijl hij zich concentreerde op het mes. Hij duwde [slachtoffer] tegen het aanrecht en trok met beide handen aan het lemmet van het mes. Het mes was glibberig door het bloed en zo lukte het hem [slachtoffer] het mes afhandig te maken. Zij stonden tegenover elkaar. De verdachte stak met het mes een aantal malen, hij schat dit op zeven á acht keer, horizontaal op borsthoogte op [slachtoffer] in, terwijl [slachtoffer] hem bleef slaan. Al vechtend zijn ze in de woonkamer beland, waar de verdachte achterover viel en [slachtoffer] bovenop hem terecht kwam. Zij lagen met hun voeten in de richting van de keuken. Hij liet het mes op de grond vallen. De verdachte kan zich vanaf dat moment niets herinneren, omdat hij buiten bewustzijn is geraakt.
Toen hij bij bewustzijn kwam, was het al licht buiten. Hij was nog steeds naakt, op zijn sokken na, en droeg nog steeds de hondenriem om zijn hals. Hij zag dat [slachtoffer] onbeweeglijk op de vloer van de woonkamer lag, met zijn hoofd in de richting van de keuken. Er was veel bloed. De verdachte is nog een aantal keren buiten bewustzijn geweest. Hij was bang om te sterven en zag dat hij een buikwond had, waar zijn ingewanden, naar later is gebleken een vetschort, uithingen. Hij is naar het kleine slaapkamertje beneden gelopen en heeft daar op de bedden gelegen. De verdachte heeft het Rabobank pasje gepakt uit de portemonnee van [slachtoffer], die op de plank bij de afgesloten buitendeur lag en heeft met behulp van de Rabo reader geprobeerd of de pincode juist was, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Als de pincode juist was geweest, dan was hij van plan een taxi naar Leiden te nemen en deze bij een pinautomaat te laten stoppen, zodat hij geld kon pinnen voor de taxichauffeur. De verdachte heeft zijn buikwond verpakt met wc-papier en merkte dat dat niet hielp. Hij wilde proberen zijn buikwond dicht te schroeien, maar kon met zijn kapotte vingers de aansteker niet aan krijgen. Met een sinds de vorige avond nog steeds brandende kaars lukte dat evenmin omdat de sleutel te warm werd. De verdachte heeft tenslotte een grote pit van het gasfornuis in de keuken opengedraaid en toen een kleinere om daar de sleutel op te leggen en is vervolgens opnieuw buiten bewustzijn geraakt.
De verdachte heeft de “ingewanden” zijn buik ingepropt en zijn buikwond verbonden met aan elkaar geknoopte theedoeken. Hij is naar boven gelopen om zijn kleding te pakken en heeft toen ook de roze butt plug gepakt om deze mee te nemen.
Hij heeft voorwerpen, waarop hij zijn sporen vermoedde, in een Albert Heijn tas gedaan om te voorkomen dat de politie al heel snel bij hem zou uitkomen. Hij wilde eerst nog wat tijd hebben om te proberen te overleven. Hij heeft onder meer de laptop, de Rabo-reader, de portemonnee, de verpakking van de chocomel, het flesje Cola light en sleutels in de tas gedaan en is vervolgens met de auto van [slachtoffer] weggereden. Via Alkmaar is hij in Amsterdam-Zuidoost beland, waar hij de auto heeft geparkeerd omdat hij tijdens het rijden af en toe wegviel. Daar heeft hij de bus genomen naar Station Lelylaan in Amsterdam, vervolgens de trein naar Amsterdam Centraal en tenslotte de trein naar Leiden.
Het standpunt van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft daartegenover aangevoerd dat de feiten en omstandigheden die aan het verweer ten grondslag zijn gelegd niet aannemelijk zijn geworden. Hij heeft daaraan een aantal aspecten ten grondslag gelegd, die als volgt beknopt worden weergegeven:
a. de verdachte heeft niet consequent en consistent eenzelfde lezing over de gebeurtenissen gegeven. Blijkens tapverslagen is er sprake van een ingestudeerd verhaal en verder heeft de verdachte bij de politie aanvankelijk een geheel andere verklaring voor zijn letsel gegeven. De verdachte heeft over bepaalde aspecten gelogen.
b. De verdachte heeft bewijsstukken die zijn verhaal zogenaamd hadden moeten ondersteunen zoals de butt plug, hondenriem en het mes door zijn broer [broer ] laten weggooien. De harde schijf is uit de door hem gebruikte computer verwijderd zodat ook op dit punt de mogelijkheid is ontnomen het verhaal van de verdachte dat hij een afspraak had met een vrouw te toetsen.
c. Enige objectieve onderbouwing van de verklaring van de verdachte dat hij op 28 mei 2008 nog met een 06-nummer van een vrouw heeft gebeld, is niet aanwezig.
d. Het door de verdachte geschetste gewelddadige gedrag van [slachtoffer] vindt geen steun in verklaringen die getuigen over hem hebben afgelegd. Volgens die verklaringen heeft [slachtoffer] tijdens de seks nimmer een mes gebruikt en is er nooit bloed gevloeid.
e. Uit de verklaringen van de hiervoor onder d. bedoelde getuigen kan evenmin worden afgeleid dat [slachtoffer] zich in sekscontacten als vrouw voordeed.
f. De verklaring van de verdachte spoort niet met de verklaring van buurvrouw [buurvrouw ]. De tijdspanne die uit haar verklaring naar voren komt, met name in het tijdsbestek waarin zij geluid van kapot gegooide borden hoorde en de stem van [slachtoffer] almede een andere stem heeft gehoord, verdraagt zich niet met de lezing van de gebeurtenissen van de verdachte.
g. De aard van de steekwonden bij [slachtoffer] en de verdachte vertellen iets over de aard en het verloop van de gewelddadigheden. De verdachte is weliswaar gewond geraakt aan zijn lever en zijn schouder maar zijn wonden waren niet diep. Op grond van de verklaring van de verdachte, dat [slachtoffer] hem boos met een slagersmes van 30 cm lang met kracht heeft gestoken, valt te verwachten dat het grote mes dieper in het lichaam zou zijn gegaan, zeker gezien het smalle postuur van de verdachte. Of er werkelijk met een dergelijk mes is gestoken weten we niet, aangezien er geen mes met bloedsporen in de woning is aangetroffen. Bij [slachtoffer] zijn er meer dan 30 steekverwondingen geconstateerd, waarvan een aantal diepe wonden: in de nek 6 cm, hoog aan de rug 8 cm, in de buik 9 cm, in de borst een steekkanaal van 10 cm en één van 11 cm. De steekverwondingen aan de bovenzijde van de rug, in de nek, hals en achterhoofd van [slachtoffer] moeten vanaf de achterzijde aan het lichaam zijn toegebracht. Bovendien waren de linker- en rechter halsslagader gekliefd, de laatste vanaf de achterzijde.
h. De sporen van bebloede voeten in de woning kunnen betekenen dat [slachtoffer] nog heeft gelopen nadat hij was gestoken. Dit strookt niet met de lezing van de verdachte dat hij na een kort gevecht op de grond is terechtgekomen en zich niet meer heeft verplaatst.
Nu niet aannemelijk is geworden dat het door de verdachte uitgeoefende geweld was geboden voor de noodzakelijke verdediging van eigen lijf of eerbaarheid tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, was geen sprake van noodweer, en dus kan er evenmin van noodweerexces sprake zijn, aldus de advocaat-generaal.
De overwegingen van het hof.
Indien door of namens de verdachte een beroep is gedaan op noodweer dan wel noodweerexces, zal de rechter moeten onderzoeken of de voorwaarden voor de aanvaarding van dat verweer zijn vervuld.
Van een noodweersituatie kan – voor zover hier van belang – slechts sprake zijn indien het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen lijf of eerbaarheid tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding - waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor een dergelijke aanranding.
Het hof dient allereerst de vraag te beantwoorden of de feiten en omstandigheden die aan het verweer ten grondslag zijn gelegd aannemelijk te achten zijn, met andere woorden: was er sprake van een noodweersituatie.
Was er sprake van een noodweersituatie?
Het hof is het met de stelling van de raadsman eens, dat er casusposities denkbaar zijn, dat indien er slechts stille getuigen zijn en de verklaring van een verdachte over de feitelijke gebeurtenissen, dit er in het algemeen niet aan in de weg behoeft te staan om tot het oordeel te komen dat de verklaring van de verdachte niet onaannemelijk is. Bezien dient te worden of dit in het onderhavige geval zo is.
De stukken in het dossier bevatten behalve de verklaring van de verdachte weinig bewijsmiddelen omtrent hetgeen in de nacht van donderdag 29 op vrijdag 30 mei 2008 na 23.00 uur feitelijk in Schoorl is gebeurd. De verdachte heeft verklaard dat hij de butt plug, de hondenriem, het colaflesje en het mes, alle in de lezing van de verdachte mogelijke bewijsmiddelen voor zijn lezing van het gebeuren, uit de woning heeft meegenomen en vervolgens laten weggooien. De computer van [slachtoffer], één van de gegevensdragers die op basis van de geregistreerde chatsessie(s) de bedoeling van de ontmoeting van [slachtoffer] en de verdachte zouden kunnen onthullen, heeft de verdachte zelf laten verdwijnen, terwijl zijn zuster [zuster ] de harde schijf uit de computer waarmee de verdachte zelf werkte, heeft laten verdwijnen, nadat de verdachte was aangehouden. Door toedoen van de verdachte zijn er derhalve nauwelijks bewijsstukken die zijn lezing van het gebeuren kunnen ondersteunen.
Er zijn twee soorten bronnen die informatie geven over de feitelijke toedracht op 30 mei 2008 na 00.15 uur: de verklaringen van de verdachte, waaronder mede wordt begrepen de video reconstructie die van zijn lezing van het gebeuren is gemaakt en de gevolgen van de handelingen, de “stille” getuigen. Daarbij tekent het hof aan dat [buurvrouw ], de buurvrouw van [slachtoffer], heeft verklaard dat zij -naast het geluid van brekend serviesgoed- enkel heeft gehoord dat [slachtoffer] met korte tussenposen vloekte en dat een stem waarvan zij dacht dat het een vrouwenstem was, daarop “Doe nou rustig!” riep. Voor het overige heeft zij, hoewel zij heeft verklaard dat zij, als zij wakker is, zelfs de klink van de deur van het huisje van [slachtoffer] hoort, niets gehoord, terwijl zij tot de aankomst van haar vriend om 01.15 uur wakker is gebleven.
Uit de vaststaande feiten volgt dat [slachtoffer] en de verdachte beiden gewond zijn geraakt. Dat [slachtoffer] de verdachte als eerste met een mes heeft gestoken, berust echter enkel op de bewering van de verdachte en vindt geen steun in objectieve feiten of omstandigheden. De stelling van de raadsman dat op grond van het letsel bij de verdachte op zichzelf al kan volgen dat er een aanval door [slachtoffer] aan het steken door de verdachte is voorafgegaan, gaat niet op.
De door de raadsman geopperde stelling dat moet worden aangenomen dat de verdachte geen mes in zijn hand had toen [slachtoffer] hem stak, kan op grond van de enkele mededeling van de verdachte daarover evenmin worden gevolgd.
De verdachte heeft met zijn lezing van de gebeurtenissen niet aannemelijk gemaakt dat en zo ja, hoe hij als slechts 1.69 m lange en 60 kg wegende jongeman, met een hondenriem om zijn nek, op de door hem geschetste wijze fysiek overwicht kon hebben op [slachtoffer], die 1.93 m lang was en 105 kg woog, bij voorbeeld bij het door hem geschetste duwen van [slachtoffer] tegen het aanrecht en het daarbij afpakken van het mes, alsmede de door hem geschetste omstandigheid dat hij [slachtoffer] met het mes kon steken terwijl [slachtoffer] hem bleef slaan.
De verklaring van de verdachte is bovendien lacunair en fragmentarisch. Hij heeft enerzijds verklaard dat hij bij de buitendeur stond toen [slachtoffer] hem stak met het mes, anderzijds heeft hij verklaard dat hij het mes kon afpakken door [slachtoffer] tegen het aanrecht te duwen. Hoe de mannen van de keukendeur bij het aanrecht zijn beland en of er toen nog een mogelijkheid voor de verdachte was om ergens anders heen te gaan, heeft hij niet verklaard en is ook overigens niet gebleken.
De verdachte heeft verklaard dat hij na of tijdens het steekincident een aantal malen buiten bewustzijn is geweest en herinnert zich dat hij zeven of acht keer heeft gestoken, hetgeen bij lange na niet overeenkomt met het aantal verwondingen van [slachtoffer].
De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij en [slachtoffer] al vechtend uit de keuken de woonkamer in zijn gevallen en ter terechtzitting in hoger beroep daaraan toegevoegd dat [slachtoffer] daarbij bovenop hem is beland, waarbij beiden met de voeten in de richting van de keuken lagen. [slachtoffer] zou daarna niet meer hebben bewogen. De verdachte kan niet verklaren hoe het mogelijk is dat [slachtoffer] later met zijn gezicht naar de keuken is aangetroffen.
De gevolgen van de handelingen zijn het duidelijkst op de lichamen van [slachtoffer] en de verdachte te zien, hoewel de verwondingen in objectieve termen niets over de volgorde impliceren, noch een antwoord op de vraag wie als eerste heeft gestoken, toelaten. Van belang is dat [slachtoffer] zowel aan de voorkant van zijn romp, als in zijn handen, armen, rug, nek, hals en achterhoofd steekwonden had. De verklaring van de verdachte dat hij eerst door [slachtoffer] werd gestoken, vervolgens het mes van [slachtoffer] afpakte en ten slotte [slachtoffer] (zeven tot acht keer) met horizontale bewegingen op borsthoogte in de borst stak, kan het merendeel van deze verwondingen niet verklaren. Daarbij zijn niet alleen de plaatsen van de verwondingen van belang maar ook de sterk uiteenlopende steekrichtingen. De verdachte rept niet over de wijze waarop hij de halsslagaders zou hebben doorgesneden of hoe het letsel aan de achterzijde van [slachtoffer] is toegebracht. De doorklievingen van de beide halsslagaders en het letsel aan het achterhoofd kunnen – in de door de verdachte geschetste positie waarin de beide mannen zich tijdens het steken tegenover elkaar bevonden en gezien hun beider posturen- niet door genoemde horizontale steekbeweging in de richting van de borst van [slachtoffer] zijn veroorzaakt.
Het hof is van oordeel dat reeds op grond van het voren overwogene kan worden geconstateerd dat de lezing van de verdachte vragen oproept, fragmentarisch is en lacunes vertoont en dat deze verklaring ongeloofwaardig is. De verklaring van de verdachte omtrent de feitelijke gebeurtenissen is derhalve niet aannemelijk geworden. Dit leidt tot de slotsom dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte zich in een noodweersituatie heeft bevonden.
Bij deze stand van zaken is het niet nodig om eventuele overige niet aannemelijke onderdelen van de lezing van de verdachte nog te bespreken.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat de door het openbaar ministerie aangegeven tijdlijn onjuist is, waardoor deze het doet voorkomen alsof de duur van het verblijf op de slaapkamer boven dermate langdurig is geweest, waarover de verdachte vervolgens geen aannemelijke verklaring kan afleggen. De raadsman heeft betoogd dat het verblijf van de mannen op de zolderkamer maximaal 45 minuten heeft geduurd op grond waarvan de verklaring van de verdachte over hetgeen daar is voorgevallen, niet onaannemelijk is. Deze verschillende visies op de tijdsduur van het verblijf van de beide mannen op zolder hebben geen invloed op de conclusie van het hof met betrekking tot de aannemelijkheid van de verklaring van de verdachte, dus beoordeling hiervan kan achterwege blijven.
Nu er geen sprake was van een noodweersituatie, komt het hof niet toe aan de bespreking of is voldaan aan de voorwaarden voor een geslaagd beroep op noodweer, laat staan voor een beroep op noodweerexces.
Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
- ten aanzien van het onder 1 impliciet subsidiair bewezen verklaarde -
Doodslag.
- ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde -
Diefstal.
- ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde -
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Beslissing op een verzoek van de verdediging
Tijdens de regiezitting op 23 september 2010 heeft de verdediging nader onderzoek verzocht van de gesprekken vanaf alle KPN-telefooncellen die zich bevinden tussen de woning van de verdachte en het Centraal Station in Leiden, omdat het onderzoek naar de gesprekken vanuit de telefooncellen aan de Lange Gracht te Leiden geen relevante informatie had opgeleverd. Het hof heeft op 23 september 2010 de beslissing op dit verzoek aangehouden totdat kennis zou zijn genomen van een door verbalisant [verbalisant ] op te maken aanvullend proces-verbaal naar aanleiding van vragen van de raadsman op dit onderdeel.
Thans is het hof van oordeel dat dit verzoek dient te worden afgewezen, nu dit niet relevant is voor enige door het hof te nemen beslissing. De verdachte wordt hierdoor redelijkerwijs niet in zijn verdedigingsbelang geschaad, omdat bij de beoordeling van het tenlastegelegde en van het verweer in het midden kan worden gelaten of de verdachte met een vrouw of met [slachtoffer] een afspraak heeft gemaakt, dan wel vanuit Leiden telefonisch contact heeft gehad met de voice mail van een vrouw.
Oplegging van straf
De rechtbank Alkmaar heeft de verdachte voor het onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 8.503,36, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest. Tijdens het requisitoir heeft de advocaat-generaal aangegeven dat hij voor de maximale duur heeft gekozen omdat in de visie van het openbaar ministerie de ernst van deze doodslag onder de gegeven omstandigheden die van moord benadert.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op 30 mei 2008 de 54-jarige [slachtoffer] in diens eigen woning met ruim dertig messteken van het leven beroofd. [slachtoffer] is in een mensonterende situatie aangetroffen.
Doodslag is één van de ernstigste delicten uit het Wetboek van Strafrecht en wordt daarom bedreigd met een langdurige gevangenisstraf. Het benemen van een anders leven is een onomkeerbaar misdrijf. De verdachte heeft met dit misdrijf het slachtoffer zijn kostbaarste bezit, het leven, ontnomen.
De verdachte heeft daarmee eveneens groot leed toegebracht aan de familie en naasten van het slachtoffer. Door een dergelijk gewelddadig feit is de rechtsorde ernstig geschokt en zijn in de maatschappij gevoelens van onveiligheid te weeg gebracht. Het nemen van het leven van een ander is een zo ernstig feit dat uitsluitend een vrijheidsstraf van lange duur in aanmerking komt Daarnaast heeft de verdachte goederen uit de woning van [slachtoffer] en de auto van [slachtoffer] weggenomen.
Het hof heeft kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 april 2011, waaruit blijkt dat de verdachte in zijn jeugd justitiële contacten heeft gehad, maar dat deze voornamelijk vermogensdelicten betreffen.
Het hof heeft kennisgenomen van de volgende rapportages die met betrekking tot de verdachte zijn opgemaakt:
- een vroeg hulp interventierapport van 3 juli 2008, opgesteld door G. Porte, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Unit Alkmaar;
- een voorlichtingsrapport van 15 oktober 2008, opgesteld door H.M.V. Izeboud, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland, Unit Haarlem;
- een psychologische rapportage van 18 september 2008, opgesteld door drs. E. Stam;
- een psychiatrische rapportage van 6 oktober 2008, opgesteld door C.J. van Gestel;
- een psychiatrische rapportage van 15 december 2008, opgesteld door L.Th. Horsman.
De deskundigen Stam en Van Gestel voornoemd komen in hun rapportages tot de conclusie dat ten tijde van het begaan van het bewezenverklaarde bij de verdachte geen psychiatrisch toestandsbeeld kon worden vastgesteld. Voorts waren er onvoldoende aanwijzingen voor de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis. Wel waren er klachten en symptomen met betrekking tot de stemming, ontstaan tengevolge van de gebeurtenissen rondom het bewezenverklaarde, welke klachten en symptomen geduid werden als een posttraumatische stressstoornis.
De raadsman heeft gesteld dat, indien het verweer met betrekking tot noodweer(exces) wordt verworpen, niet valt uit te sluiten dat de verdachte zich toch in een noodweersituatie heeft bevonden en dat dit dient te leiden tot strafvermindering. Het hof verwerpt dit verweer omdat er geen grond in het recht is dat een niet gehonoreerd noodweerverweer in de stafmaat zou moeten doorwerken.
De raadsman heeft in dit verband ook nog aangevoerd dat de verdachte bij de gebeurtenissen zelf ernstig gewond is geraakt. Het hof volgt de raadsman niet in zijn stelling dat dit tot strafvermindering dient te leiden. Het hof overweegt hieromtrent dat de verdachte, ondanks het opgelopen letsel, daarna nog tot veel in staat is geweest. Verdachte heeft immers –uitgaande van zijn lezing- ondanks zijn verwondingen [slachtoffer] nog vele keren gestoken, boven in de woning van [slachtoffer ] diverse voorwerpen verzameld, de pinpas van [slachtoffer] in de Raboreader gedaan om uit te vinden of de pincode juist was, de website van de Rabobank geraadpleegd en de gaspitten van het fornuis opengedraaid in aanwezigheid van een brandende kaars, een auto bestuurd van Schoorl naar Amsterdam en vervolgens met de bus en de trein gereisd. De verdachte was, blijkens de camerabeelden die van hem zijn gemaakt op het treinstation van Leiden, in staat om zich met in elke hand een tas rechtoplopend onopvallend voort te bewegen. Gelet op deze objectief vast te stellen feiten is het hof van oordeel dat het letsel van de verdachte kennelijk in die tijdsspanne niet zodanig ernstig was dat hij fysiek nauwelijks tot enige handeling in staat was
Het hof volgt de advocaat-generaal niet in de stelling dat in de onderhavige zaak voor de naar diens mening bewezen doodslag een straf toepasselijk is zoals voor moord pleegt te worden opgelegd. Het onder 1 bewezen verklaarde feit is als doodslag gekwalificeerd. Het hof is van oordeel dat een bij die kwalificatie passende straf dient te worden opgelegd.
Het hof heeft bij de bepaling van de strafmaat acht geslagen op de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering van de benadeelde partij Familie [slachtoffer]
De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a (oud) van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b (oud) van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van € 11.000,-.
Het hof is – evenals de rechtbank – van oordeel dat in deze vordering de kosten van het crematorium Westerveld twee keer zijn opgenomen, zodat het hof met de dubbeltelling van dit bedrag van € 2.452,70 rekening zal houden.
Daarnaast is het hof van oordeel dat de vordering tot vergoeding van de kosten van de laptop ten bedrage van € 649,- eveneens voor toewijzing in aanmerking komt.
Het hof is van oordeel dat ten aanzien van het hierna te noemen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het voormeld bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade, tot na te melden bedrag, heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij in zoverre daarin dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezen verklaarde omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 impliciet subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) jaren.
Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partij familie [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij terzake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan familie [slachtoffer], wonende te Noord Bergum, een bedrag van
€ 9.152,36 (negenduizendhonderdtweeënvijftig euro en zesendertig cent), te vermeerderen met de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij ter zake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat deze benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt de verdachte terzake van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde voorts op de verplichting tot betaling aan de Staat van een som geld, groot € 9.152,36 (negenduizendhonderdtweeënvijftig euro en zesendertig cent), zulks ten behoeve van familie [slachtoffer].
Beveelt voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 81 (eenentachtig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor vermelde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien (en voor zover) verdachte heeft voldaan aan één van de hiervoor vermelde betalingsverplichtingen, de andere daarmee (in zoverre) komt te vervallen.
Gelast de bewaring van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende, te weten:
Valkoog 6: 1 telefoontoestel Nokia;
Valkoog 7: 1 geldkist, kleur grijs;
Valkoog 8: 1 jas heren met capuchon;
Valkoog 9: 1 rugzak met inhoud;
Valkoog 10: 2 tassen Albert Heijn plastic;
Valkoog 11: 1 blouse, korte mouw;
Valkoog 12: 1 Mes, koksmes;
Valkoog 13: 1 SIM-kaart (GSM) QICK;
Valkoog 14: Euro: 2x2,- en 2x1,- euro; EUR 5.00;
Valkoog 15: Euro: 1x5,-; EUR 5.00;
Valkoog 16: Euro: 1x50,-; EUR 50.00;
Valkoog 17: 1 treinkaart Amsterdam Lelylaan;
Valkoog 18: 1 spijkerbroek;
Valkoog 19: 1 (drink) rietje;
Valkoog 20: 1 verpakkingsmateriaal van rietje;
Valkoog 21: 1 verpakkingsmateriaal; wit plastic dekseltje;
Valkoog 22: 1 verpakkingsmateriaal; verpakking 6-pack Hertog Jan;
Valkoog 23: 1 medicijn Ibuprofen, 1 strip Ibuprofen;
Valkoog 24: 1 servies; serviesscherven;
Valkoog 25: 1 keukenartikel; gebruikt keukenrolpapier;
Valkoog 26: 1 handdoek, kleur wit;
Valkoog 27: 1 shirt, kleur wit, Vitello Polo, maat XXL;
Valkoog 28: 1 broek, kleur blauw, Japan Rage Spijker, maat 38;
Valkoog 29: 1 jas, kleur blauw, Paollo Feretti, windjack;
Valkoog 30: 1 shirt, kleur wit, John Cabot t-shirt;
Valkoog 31: 1 shirt, kleur: roze, L.F.C. Polo;
Valkoog 32: 3 PR sok; 2 paar blauwe en 1 paar grijze sokken;
Valkoog 33: 1 ondergoed, kleur: zwart, Sloggi boxer;
Valkoog 34: 1ondergoed, kleur: wit, Claesen's boxer, maat XL;
Valkoog 35: 1 ondergoed, kleur: wit, John Cabot boxer;
Valkoog 36: 1 handdoek, keukenhanddoek;
Valkoog 37: 1 folie, plastic folie op rol;
Valkoog 38: 1 servies, serviesscherven;
Valkoog 39: 1 broek, kleur: blauw, Champignon Jogging, maat XL;
Valkoog 40: 1 vest, kleur blauw, Baileys, maat XXL:
Valkoog 41: 1 laken, kleur: blauw, strand;
Valkoog 42: 4 condooms, Durex Beneluxe;
Valkoog 43: 1 naaigarnituur, kleur: grijs, knoop;
Valkoog 44: 1 verpakkingsmateriaal; condoomverpakking;
Valkoog 45: 1 verpakkingsmateriaal; condoomverpakking;
Valkoog 46: 1 papier wc; wc papier met bloed;
Valkoog 47: 1 keukenartikel; keukenrolkarton;
Valkoog 48: 1 fles, kleur: geel; babyolie;
Valkoog 49: 1 toiletartikel; tube glijmiddel;
Valkoog 50: 1 broek, Trafi Casuals, pantalon maat 54;
Valkoog 51: 1 overhemd, kleur: zwart; Culture maat XL;
Valkoog 52: 1 shirt, kleur: grijs, Essentials Polo, maat XXL;
Valkoog 53: 1 badjas, kleur: groen;
Valkoog 54: 1 vest, kleur: blauw, Claudiocampione;
Valkoog 55: 1 broek, kleur: blauw, Cars Jeans, maat 36/32;
Valkoog 56: 1 overhemd, kleur: blauw, Giordano, maat XXL;
Valkoog 57: 1 broek, kleur: kaki, Dockers, maat 36/34;
Valkoog 58: 1 overhemd, kleur: blauw, Love Jeans, spijkerstof maat XL;
Valkoog 59: 1 router (netwerkcomponent), LINKSYS WRT54GL;
Valkoog 60: 2 condooms.
Dit arrest is gewezen door de eerste meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. N.F. van Manen en mr. H.P. Wooldrik, in tegenwoordigheid van mr. S.G.J. Berk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2011.
Mr. Wooldrik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.