3.1 (i) Op 11 november 2003 is [appellant], handelend onder de naam [P], tevens handelend onder de naam [D] door de rechtbank Amsterdam in staat van faillissement verklaard. [geïntimeerde] is aangesteld als curator.
(ii) Tot de faillissementsboedel behoorde een onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [woonplaats ], gemeente [gemeente] (hierna: de onroerende zaak). In de onroerende zaak werd door de vader van [appellant] een horecagelegenheid uitgebaat. Op de boven de horecagelegenheid gelegen verdieping woonde de broer van [appellant]. Daarnaast bestond de onroerende zaak uit een achterhuis met bovenwoning, dat bewoond werd door een derde. Op de onroerende zaak was ten gunste van ING Bank N.V. (hierna: ING Bank) een recht van hypotheek gevestigd. Het recht van hypotheek strekte tot zekerheid voor een vordering van ING Bank op [appellant] van circa € 236.000,- per datum van faillissement. Kort na het uitspreken van het faillissement heeft ING Bank meegedeeld dat zij tot verkoop van de onroerende zaak wenste over te gaan. [geïntimeerde] heeft vervolgens die verkoop in zijn hoedanigheid van curator ter hand genomen.
(iii) [appellant] heeft tijdens een bespreking met [geïntimeerde] op 22 december 2003 gezegd dat de onroerende zaak een forse overwaarde had en dat hij in contact stond met een drietal makelaars. Afgesproken is dat [appellant] [geïntimeerde] zou informeren indien hij in contact zou komen met potentiële gegadigden.
(iv) Op 24 mei 2004 heeft [geïntimeerde] van een door [appellant] ingeschakelde makelaar, [makelaar] (hierna: [makelaar]) een faxbericht ontvangen waarin onder meer het volgende is opgenomen:
"Volgens afspraak en met toestemming van partijen volgen hierbij de gegevens van de geïnteresseerden in het pand gelegen aan [adres] te [woonplaats ]. Tevens hebben wij het voorstel van [O] bijgevoegd. Dit voorstel is op 19 april jl. afgewezen i.v.m. te lange opleveringstermijn."
( v) In het bericht wordt als geïnteresseerde partij naast [O] [M] te Nijmegen genoemd.
(vi) Op 28 mei 2004 heeft [makelaar] [geïntimeerde] bericht dat [GR] (hierna: [GR]) zich als geïnteresseerde voor de onroerende zaak heeft gemeld.
(vii) Op 16 juli 2004 heeft [geïntimeerde] van zijn (voormalige) assistent een e-mail ontvangen met de volgende inhoud:
"Werd gebeld door dhr. [W] van [BB] te [woonplaats ]. Hij zegt een projectontwikkelaar als relatie te hebben die is geïnteresseerd in het pand in [woonplaats ]."
(viii) Diezelfde dag heeft [BB] [geïntimeerde] namens die relatie, [GG], bericht dat deze besloten heeft zich terug te trekken uit de onderhandelingen.
(ix) Op 7 augustus 2004 heeft [geïntimeerde] aan [GR] bericht dat hij, onder voorbehoud van nog te verkrijgen toestemming van de rechter-commissaris, bereid is de onroerende zaak tegen de door [GR] op 16 juli 2004 onder voorwaarden genoemde koopprijs van circa € 300.000,- te verkopen.
( x) [XX] heeft in opdracht van [GR] een verkennend onderzoek uitgevoerd van de bodem van het perceel aan [adres]. De bevindingen van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 12 oktober 2004. De conclusie van het onderzoek is dat de bovengrond licht tot sterk is verontreinigd met lood en zink en licht is verontreinigd met cadmium, koper, PAK en minerale olie. De ondergrond is licht verontreinigd met lood, zink en PAK. [XX] heeft een nader bodemonderzoek geadviseerd ter plaatse van het achterterrein, waarbij de omvang van de aangetroffen verontreinigingen dient te worden bepaald, zulks ter vaststelling of sprake is van een ernstige verontreiniging, of er sprake is van sanerings-noodzaak en of er sprake is van saneringsurgentie.
(xi) Op 19 oktober 2004 heeft overleg plaatsgevonden tussen [geïntimeerde], [GR] en ING Bank. Tijdens dit overleg zijn de hoofdlijnen van de koopovereenkomst besproken, welke in een gespreksnotitie zijn vastgelegd. Hieruit blijkt onder meer dat partijen een koopsom van € 275.000,- zijn overeengekomen. Daarnaast blijkt uit de gespreksnotitie dat partijen hebben gesproken over de bodemverontreiniging, de risico's voor [GR] ten aanzien van de benodigde vergunningen en de aanwezigheid van huurders/bewoners in de onroerende zaak. In de gespreksnotitie is tevens opgenomen:
“- [geïntimeerde] dient nog van een taxateur op papier te krijgen dat de verkoopprijs, mede gelet op de conclusie uit het bodemonderzoeks-rapport van [XX], reëel althans gelet op alle omstandigheden aanvaardbaar is;”
(xii) Op 4 november 2004 heeft [geïntimeerde] een fax ontvangen van een notaris, mr. Mostart, met het bericht dat [appellant] hem had benaderd met een gegadigde voor de onroerende zaak. Deze gegadigde is volgens mr. Mostart met [appellant] een prijs overeengekomen van € 300.000,-. Op 5 november 2004 heeft [geïntimeerde] op deze fax gereageerd met het bericht dat het hem op dat moment niet vrij stond op het bod in te gaan.
(xiii) Op 28 april 2005 heeft [HH] aan [geïntimeerde] geschreven:
"Als antwoord op uw faxbericht d.d. 25 april 2005 delen wij u het navolgende mede:
In februari 2004 hebben wij in opdracht van de ING Bank bovengenoemd object getaxeerd. Als aanvulling op dit rapport hebben wij in opdracht van de ING Bank in juni 2004 de waarde van de grond bepaald op euro 285.000,=.
In de huidige markt bedraagt de waarde van de grond (9.22 are) euro 295.000,=.
Een bieding van euro 275.000,= k.k. is ons inziens een zeer reëel bod, echter alleen als alle kosten die de sanering van de bodemverontreiniging met zich meebrengt, voor rekening van de koper komen.
Wij nemen geen enkele verantwoordelijkheid en/of aansprakelijkheid voor de inhoud van deze brief."
(xiv) In maart 2005 heeft [Q] zich bij [geïntimeerde] gemeld als geïnteresseerde voor de onroerende zaak. [geïntimeerde] heeft deze partij bericht dat het hem gelet op de met [GR] bereikte overeenstemming niet vrij stond in onderhandeling te treden.
(xv) Bij telefax van 26 mei 2005 heeft zich de advocaat mr. P.J.A. Plattel tot de curator gewend namens zijn cliënte OVC, met het bericht dat zijn cliënte geïnteresseerd is om de onroerende zaak te kopen.
(xvi) Op 7 juli 2005 heeft [geïntimeerde] de rechter-commissaris toestemming verzocht voor de verkoop van de onroerende zaak aan [GR]. De rechter-commissaris heeft die toestemming diezelfde dag verleend.
(xvii) Bij telefax van 8 juli 2005 heeft mr. Plattel zich weer tot [geïntimeerde] gewend en medegedeeld dat OVC gaarne op basis van een bedrag van 350.000,- met [geïntimeerde] om tafel zou willen gaan.
(xviii) Op 14 juli 2005 heeft de levering van de onroerende zaak plaatsgevonden.
(ixx) Op 15 juli 2005 heeft [geïntimeerde] aan mr. Plattel geschreven dat het hem niet vrij staat om met diens cliënte OVC in overleg te treden over de verkoop van de onroerende zaak, dat de zaak inmiddels was verkocht en geleverd en dat de betaalde koopsom conform taxatie is.
(xx) Op 18 april 2006 is het faillissement van [appellant] opgeheven wegens de toestand van de boedel.