Uitspraak
mr. H.C. Koopste Amsterdam,
mr. B.N. Haackerte Amstelveen.
1.Het geding in hoger beroep
2.Beoordeling
grieven I en IIbetoogt Rothijma dat de lening van [geïntimeerde] niet opeisbaar is. Zij beroept zich daarvoor op artikel 4 lid 2 van de algemene bepalingen die van toepassing zijn op de betrekkelijke hypotheekrechten. Artikel 4 van de bewuste algemene bepalingen luidt voor zover van belang:
overige grievenlenen zich voor gezamenlijke behandeling. Naar de kern genomen houden deze grieven in (i) dat een beroep op de opeisbaarheid van de lening naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW) onaanvaardbaar is, omdat [geïntimeerde] een jaar heeft laten verlopen na de executie van het erfpachtrecht, en (ii) dat executie van de blooteigendom door [geïntimeerde] misbruik van recht oplevert, omdat deze daarbij geen in rechte te respecteren belang heeft.