ECLI:NL:GHAMS:2012:BW7430

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-002801-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de inleidende dagvaarding wegens onvoldoende begrijpelijke tenlastelegging van samenscholing na Ajax-Juventus

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985, werd beschuldigd van deelname aan een samenscholing van Ajax-supporters op 18 februari 2010 te Amsterdam. De tenlastelegging stelde dat de verdachte deel uitmaakte van een groep van ongeveer 80 personen die zich op een openbare weg bevond en daarbij de openbare orde zou hebben verstoord. De advocaat-generaal en de raadsman hebben hun standpunten naar voren gebracht tijdens de zittingen op 27 april en 16 mei 2012.

Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De dagvaarding bevatte niet een begrijpelijke opgave van het ten laste gelegde feit, wat noodzakelijk is voor een adequate verdediging en het onderzoek door de rechter. De opsteller van de tenlastelegging had weliswaar de delictsomschrijving opgenomen, maar de feitelijke omschrijving was onvoldoende specifiek. Dit leidde tot de conclusie dat de tenlastelegging nietig verklaard moest worden.

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de inleidende dagvaarding nietig verklaard, waarmee de zaak niet verder kon worden vervolgd. Deze uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke en begrijpelijke tenlastelegging in het strafrecht, zodat de rechten van de verdachte gewaarborgd blijven.

Uitspraak

parketnummer: 23-002801-11
datum uitspraak: 30 mei 2012
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 juni 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-741861-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1985,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 27 april 2012 en 16 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2010 te Amsterdam, op of aan de weg, te weten de Roetersstraat en/of de Plantage Middenlaan en/of de Plantage Kade en/of de Anne Frankstraat, althans in Amsterdam, of in een voor het publiek toegankelijk gebouw of vaartuig, heeft deelgenomen aan een samenscholing en/of in groepsverband dan wel afzonderlijk onnodig is opgedrongen, anderen heeft lastiggevallen, heeft gevochten of op andere wijze de orde heeft verstoord, immers bevond hij, verdachte, zich toen aldaar in een groep van ongeveer 80 personen (supporters van Ajax), althans meerdere personen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof ten aanzien van de geldigheid van de inleidende dagvaarding tot een andere beslissing komt dan de kantonrechter.
De geldigheid van de inleidende dagvaarding
Aan de verdachte is in de onderhavige zaak ten laste gelegd dat:
“hij op of omstreeks 18 februari 2010 te Amsterdam op of aan de weg ( ..) heeft deelgenomen aan een samenscholing en/of in groepsverband onnodig is opgedrongen, anderen heeft lastiggevallen, heeft gevochten of op andere wijze de openbare orde heeft verstoord, immers bevond hij, verdachte, zich toen aldaar in een groep van ongeveer 80 personen (supporters van Ajax), althans meerdere personen”.
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering dient een dagvaarding een opgave van het ten laste gelegde feit te behelzen met vermelding van de tijd omstreeks welke en de plaats waar het zou zijn begaan.
De zogeheten beschuldigingsfunctie van de dagvaarding eist onder meer dat de opgave van het ten laste gelegde feit begrijpelijk is, opdat, naast het daarmee gediende belang van een volledige uitoefening van verdedigingsrechten, het door de zittingsrechter te verrichten onderzoek, in het bijzonder ten aanzien van de eerste twee hoofdvragen van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering, van een adequate grondslag is voorzien.
De tenlastelegging in de onderhavige zaak valt uiteen in:
een kwalificatief gedeelte dat de delictsomschrijving bevat van artikel 2.2, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam 2008 (hierna: de APV) te weten het deelnemen aan een samenscholing en/of in groepsverband opdringen, anderen lastigvallen, vechten, en/of op andere wijze de orde verstoren, en
een feitelijke omschrijving van het handelen van de verdachte, omschreven als het deel uitmaken van een groep van ongeveer 80 personen (Ajax-supporters).
Genoemd artikel 2.2, eerste lid, van de APV verbiedt het op of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw of vaartuig deelnemen aan een samenscholing of in groepsverband dan wel afzonderlijk onnodig opdringen, anderen lastigvallen, vechten of op andere wijze de orde verstoren.
Blijkens de toelichting op dit artikel dient onder samenscholing te worden verstaan “het groepsgewijs bijeenkomen van mensen die een dreigende houding aannemen, kwade bedoelingen hebben of bedreigend op anderen overkomen”. Voorts vermeldt de toelichting, dat het afhankelijk is van de concrete situatie en van de feiten en omstandigheden van het geval of van zodanige samenscholing sprake is.
Het hof stelt vast dat weliswaar de volledige delictsomschrijving in de tenlastelegging is opgenomen maar dat ervan dient te worden uitgegaan dat de opsteller van de tenlastelegging kennelijk het oog heeft gehad op de component ‘deelneming aan een samenscholing’. Dit kan worden afgeleid uit de feitelijke omschrijving welke alleen betrekking heeft op het deel uitmaken van een groep supporters. Deze conclusie vindt bevestiging in de appelschriftuur van de officier van justitie van 11 juli 2011 waarin deze het standpunt inneemt dat de ten laste gelegde samenscholing bewezen dient te worden verklaard. De kwade bedoelingen als bedoeld in de toelichting op de betreffende APV-bepaling waren volgens de officier van justitie gelet op de inhoud van het “proces-verbaal” (het hof neemt aan: het “proces-verbaal opmerkingen-bijlage” van 5 april 2010 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]) aanwezig bij de leden van de groep waarin de verdachte zich bevond.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep aangesloten bij dit standpunt van de officier van justitie.
Het hof overweegt dat de tenlastelegging wat betreft de feitelijke uitwerking slechts de aanduiding bevat dat de verdachte groepsgewijs met anderen bijeen is geweest. Overige kwaliteiten of hoedanigheden van de groep waarin hij zich bevond, zijn - behoudens de tussen haken geplaatste toevoeging “Ajax-supporters” - niet vermeld of omschreven. De overige feiten en omstandigheden op grond waarvan een beoordeling dient plaats te vinden of sprake is geweest van een strafbare samenscholing als bedoeld in de artikel 2.2, eerste lid, van de APV zijn evenmin in de tenlastelegging verwoord.
Op de door de officier van justitie in de appelschriftuur gedane suggestie om de feitelijke uitwerking in de tenlastelegging uit te breiden is de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep niet ingegaan, noch door gemotiveerd te betogen dat de tenlastelegging voldoende duidelijk is, noch door een wijziging van de tenlastelegging te vorderen.
Bij deze stand van zaken dient geoordeeld te worden dat de tenlastelegging niet voldoet aan de daaraan op de voet van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering te stellen eisen. Zij bevat niet zonder meer een begrijpelijke opgave van de door de steller van de tenlastelegging beoogde samenscholing. De tenlastelegging kan dientengevolge onvoldoende grondslag vormen voor het in deze te verrichten rechterlijk onderzoek.
Het hof verklaart de inleidende dagvaarding dan ook nietig.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is gewezen door de vijfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.H.G. Loyson, mr. R. Veldhuisen en mr. R.M. Steinhaus, in tegenwoordigheid van mr. J.K.D. Bakker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 mei 2012.