ECLI:NL:GHAMS:2012:BY1131

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-497233-05
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.N.R. van Asperen de Boer - Delescen
  • M. Bronkhorst
  • A. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de overleveringsdetentie onder voorwaarden in het kader van artikel 5 EVRM

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 juni 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de opgeëiste persoon, hierna aangeduid als [verzoeker]. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam, internationale rechtshulpkamer, van 26 april 2012, waarin het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie werd afgewezen, vernietigd. Het hof oordeelt dat het vooralsnog niet executeren van de feitelijke overlevering en het voortduren van de overleveringsdetentie in dit geval een schending van de rechten gewaarborgd in artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) oplevert. Dit oordeel is gebaseerd op humanitaire gronden, waarbij het hof rekening houdt met de lange duur van de detentie van [verzoeker] en zijn recht om zijn hoger beroep in vrijheid af te wachten.

Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] al meer dan tien jaar in Nederland verblijft en hier een vast adres heeft, waar zijn vrouw en kinderen wonen. De raadsvrouw van [verzoeker] heeft betoogd dat hij zich zal houden aan de voorwaarden die aan de schorsing verbonden zijn en dat er geen sprake is van vluchtgevaar. De advocaat-generaal heeft begrip getoond voor de situatie van [verzoeker], maar stelde dat schorsing niet meer mogelijk zou zijn volgens de Overleveringswet (OLW).

Het hof heeft echter geoordeeld dat er in dit geval sprake is van een exceptioneel geval, waarbij de rechten van [verzoeker] in het geding zijn. De overleveringsdetentie is pas aangevangen op 18 april 2012, en de strafzaak van [verzoeker] in Nederland dient nog inhoudelijk behandeld te worden. Gezien de omstandigheden heeft het hof besloten de overleveringsdetentie te schorsen onder voorwaarden, waaronder dat [verzoeker] zich niet schuldig zal maken aan strafbare feiten en zich zal houden aan oproepen van justitiële instanties in zowel Nederland als Polen. De beschikking is gegeven in raadkamer, waarbij de betrokken rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

Parketnummer 13-497233-05
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM, TWAALFDE MEERVOUDIGE STRAFKAMER
BESCHIKKING in raadkamer op het hoger beroep in de zaak van de opgeëiste persoon
[verzoeker]
tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam, internationale rechtshulpkamer, van
26 april 2012, houdende afwijzing van het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie
van de opgeëiste persoon.
De feiten en de rechtsgang
Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam.
internationale rechtshulpkamer. van 1 mei 2012, waarbij namens de opgeëiste persoon (hierna:
[verzoeker]) hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken
betrekking hebbend op de overleveringsdetentie van [verzoeker] en heeft gehoord de advocaatgeneraal en [verzoeker], bijgestaan door diens raadsvrouw mr. Bloemberg.
De raadsvrouw heeft aan de hand van een door haar overgelegde pleitnotitie betoogd dat sprake
is van een onrechtmatige situatie, nu [verzoeker] zijn berechting in hoger beroep in de in
Nederland aanhangige strafzaak in vrijheid moet kunnen afwachten, hetgeen feitelijk onmogelijk
wordt gemaakt door de wettelijke regeling zoals neergelegd in de artikelen 64, eerste lid en 36,
eerste lid van de Overleveringswet (OLW). Zij heeft verklaard dat [verzoeker] al meer dan tien
jaar in Nederland verblijft en hier een vast adres heeft: [adres], waar zijn vrouw en kinderen wonen en waar hij zich zal vestigen zodra hij op
Vrije voeten is. Voorts dat hij in de Nederlandse strafzaak in hoger beroep zijn verdediging wil
voeren en daartoe op elk gewenst moment zal verschijnen, zoals hij zich ook zal melden voor het
ondergaan van zijn straf in Polen. en dat derhalve van vluchtgevaar geen sprake is.
De advocaat-generaal heeft begrip getoond voor het betoog van de raadsvrouw, maar zich
desalniettemin op het standpunt gesteld dat primair schorsing niet meer kan worden bevolen
ingevolge artikel 64. eerste lid OLW en subsidiair een dreigende schending van de rechten
gewaarborgd in artikel 5 EVRM thans nog niet aan de orde is.
De beoordeling
Het hof acht het hoger beroep ontvankelijk. Weliswaar is schorsing van de overleveringsdetentie
ingevolge de Overleveringswet (OLW) niet meer mogelijk nadat de overlevering is toegestaan,
maar ingevolge diezelfde Wet S hoger beroep van een afwijzing van een verzoek tot schorsing
niet uitgesloten.
Op 6 juli 2011 heeft de rechtbank de overlevering toegestaan. Gelet op artikel 64 OLW is een
schorsing van de overleveringsdetentie alleen mogelijk zolang er nog geen rechterlijke beslissing is genomen over het toestaan van de overlevering. Deze regel lijdt slechts uitzondering indien zich een exceptioneel geval voordoet, waarbij sprake is van een dreigende schending van de rechten gewaarborgd in artikel 5 EVRM.
Het hof is van oordeel dat van een dergelijke dreigende schending in casu sprake kan zijn. Het
hof overweegt daarbij het volgende.
Omdat [verzoeker] uit anderen hoofde gedetineerd was in het kader van een Nederlandse
strafzaak ter zake van mensenhandel is de overleveringsdetentie pas aangevangen op 18 april
2012, nadat de voorlopige hechtenis in de betreffende strafzaak was geeïndigd met ingang van
diezelfde datum op grond van artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering. Die
strafzaak dient nog inhoudelijk door het hof Amsterdam te worden behandeld, waardoor artikel 36, eerste lid OLW in de weg staat aan overlevering. Artikel 36, tweede lid OLW laat ook niet toe dat [verzoeker] voorlopig ter beschikking worden gesteld aan de uitvaardigende autoriteit, in casu Polen, nu het niet een overlevering ten behoeve van zijn berechting betreft, maar ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf aldaar ter zake van, naar het hof
begrijpt, vermogensdelicten. Een en ander wettigt de conclusie dat de onderliggende reden van
de detentie van [verzoeker] in feite gelegen is in het moeten afwachten van de berechting van zijn
strafzaak bij het hof Amsterdam, terwijl hij de door de rechtbank in deze zaak opgelegde
gevangenisstraf van (effectief) vijftien maanden reeds heeft uitgezeten en de berechting in hoger beroep in vrijheid zou moeten kunnen afwachten.
In aanmerking nemende dat die berechting naar verwachting geruime tijd in beslag zal nemen,
nu bij gelegenheid van de regiezitting van het hof op 11 mei 2012 is bepaald dat negen ten dele in het buitenland woonachtige getuigen dienen te worden gehoord, terwijl [verzoeker]
aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich bereikbaar zal houden voor de justitiële autoriteiten zowel in Nederland als in Polen, is het hof van oordeel dat het vooralsnog niet executeren van de feitelijke overlevering en het derhalve voortduren van de overleveringsdetentie in dit geval onder de vigerende omstandigheden een schending van de rechten gewaarborgd in artikel 5 EVRM oplevert en derhalve op humanitaire gronden tot schorsing dient te leiden.
Het hof acht termen aanwezig de schorsing van de overleveringsdetentie te bevelen onder de
navolgende voorwaarden.
[verzoeker] heeft zich mondeling tegenover het hof bereid verklaard tot nakoming van de
navolgende aan de schorsing te verbinden voorwaarden.
De beslissing
Het hof:
VERKLAART het hoger beroep tegen de bestreden beslissing GEGROND.
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep.
SCHORST de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met ingang van 26juni 2012 om
14.00 uur;
zulks onder de voorwaarden dat de opgeëiste persoon:
1. indien de opheffing der schorsing mocht worden bevolen, zich niet aan de
tenuitvoerlegging van het bevel tot overleveringsdetentie zal onttrekken;
2. aan iedere oproeping vanwege een justitiële instantie zowel in Nederland als in Polen
gevolg zal geven;
3. zich niet schuldig zal maken aan strafbare feiten;
4. zal verblijven aan het adres: [adres] en
daarvan de Poolse autoriteiten op de hoogte zal stellen;
5. de justitiële autoriteiten zowel in Nederland als in Polen op de hoogte zal stellen van elke
adreswijziging.
Deze beschikking is gegeven op 25juni 2012 in raadkamer van dit hof door
rnr. Van Asperen de Boer - Delescen, voorzitter,
mrs, Bronkhorst en De Groot, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Van Kalken als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de
opgeëiste persoon.
Amsterdam, 25 juni 2012,
de advocaat-generaal