ECLI:NL:GHAMS:2012:BY1483
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- M. Wigleven
- M. Meerman-Padt
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep door te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, aangeduid als de man, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem van 27 september 2011. De zaak betrof de ontvankelijkheid van het hoger beroep, aangezien de man het verschuldigde griffierecht niet tijdig had betaald. De betalingstermijn van vier weken na indiening van het beroepschrift was verstreken, en het griffierecht had uiterlijk op 20 januari 2012 op de bankrekening van het hof moeten zijn bijgeschreven. De advocaat van de man voerde aan dat er verwarrende omstandigheden waren, omdat de beschikking waarvan beroep niet door het hof was ontvangen en zij in de veronderstelling verkeerde dat er een aanmaning zou volgen voor de betaling van het griffierecht.
Het hof oordeelde dat de advocaat van de man op de hoogte had moeten zijn van de wettelijke regels omtrent de betaling van het griffierecht, zoals vastgelegd in de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). De termijn voor betaling begint te lopen op de datum van indiening van het verzoekschrift, en de man had zijn griffierecht niet tijdig voldaan. Het hof concludeerde dat de door de advocaat aangevoerde feiten en omstandigheden niet konden leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Daarom werd de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
De beslissing van het hof hield ook in dat de proceskosten tussen partijen dienden te worden gecompenseerd, gezien het feit dat zij gewezen echtelieden waren. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de verantwoordelijkheid van advocaten om op de hoogte te zijn van de geldende wettelijke regels.