ECLI:NL:GHAMS:2012:BY3290
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen
- P.C. Römer
- H.A. Marquart Scholtz
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding in het kader van overlevering en rechtsbijstandskosten
In deze zaak gaat het om een verzoek tot schadevergoeding uit 's Rijks kas voor kosten van rechtsbijstand in Polen, gerelateerd aan een uitleveringsverzoek. De verzoeker vraagt om vergoeding van € 2.453,85 voor rechtsbijstand, € 94,19 voor reiskosten en € 47,29 voor loonderving. De rechtbank Amsterdam heeft de verzoeker echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 7 november 2012 het hoger beroep behandeld en kennisgenomen van de relevante stukken en de standpunten van de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker. De verzoeker is niet verschenen, maar de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Het hof oordeelt dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en dat de rechtbank in eerdere beslissingen de verzoeker niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het Europees aanhoudingsbevel (EAB) had herroepen. De rechtbank heeft overwogen dat de Overleveringswet geen mogelijkheid biedt tot schadevergoeding in dergelijke gevallen. Echter, het hof ziet gronden van billijkheid voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in beide instanties. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en kent een schadevergoeding toe van € 955,- aan de verzoeker, terwijl het verzoek voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard. De beschikking is gegeven door de twaalfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op de openbare zitting.