ECLI:NL:GHAMS:2012:BY3290

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-606318-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding in het kader van overlevering en rechtsbijstandskosten

In deze zaak gaat het om een verzoek tot schadevergoeding uit 's Rijks kas voor kosten van rechtsbijstand in Polen, gerelateerd aan een uitleveringsverzoek. De verzoeker vraagt om vergoeding van € 2.453,85 voor rechtsbijstand, € 94,19 voor reiskosten en € 47,29 voor loonderving. De rechtbank Amsterdam heeft de verzoeker echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 7 november 2012 het hoger beroep behandeld en kennisgenomen van de relevante stukken en de standpunten van de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker. De verzoeker is niet verschenen, maar de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.

Het hof oordeelt dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en dat de rechtbank in eerdere beslissingen de verzoeker niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het Europees aanhoudingsbevel (EAB) had herroepen. De rechtbank heeft overwogen dat de Overleveringswet geen mogelijkheid biedt tot schadevergoeding in dergelijke gevallen. Echter, het hof ziet gronden van billijkheid voor het toekennen van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in beide instanties. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en kent een schadevergoeding toe van € 955,- aan de verzoeker, terwijl het verzoek voor het overige niet-ontvankelijk wordt verklaard. De beschikking is gegeven door de twaalfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op de openbare zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 00 (591a Sv HB)
Parketnummer:
BESCHIKKING
op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 8 maart 2012 op het verzoekschrift krachtens 67 van de Overleveringswet (OLW) juncto artikel 591 a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
A. K.,
geboren te… op….,
domicilie kiezende ten kantore van mr. ….,
Advocaat mr. ….
1. Inhoud van het verzoek
Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding uit ’s Rijks kas terzake van de kosten van rechtsbijstand in Polen in het kader van de vordering tot uitlevering ad € 2.453,85, reiskosten ad € 94,19, loonderving ad € 47,29, alsmede van de kosten die de verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het verzoekschrift krachtens artikel 89 Sv.
2. Procesverloop
De rechtbank heeft de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
Het hof heeft onder meer kennis genomen van de stukken in de strafzaak onder voormeld parketnummer en heeft op 24 oktober 2012 de advocaat-generaal en de advocaat van de verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de kosten voor het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het verzoek en tot niet-ontvankelijk verklaring van de verzoeker voor het overige.
3. Beoordeling van het hoger beroep
Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De officier van justitie is bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2011 niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering ex artikel 23 van de OLW strekkende onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), strekkende tot aanhouden en overlevering van de verzoeker, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB heeft herroepen.
De rechtbank heeft verzoeker in de inleidende verzoeken ex artikel 89 Sv en artikel 591a S. in één beschikking niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de OLW geen mogelijkheid kent tot schadevergoeding in het geval de uitvaardigende justitiële autoriteit het EAB heeft herroepen.
Met verwijzing naar de aan deze beschikking gehechte beschikking van dit hof op het gelijktijdig dienende hoger beroep inzake het verzoek ex artikel 89 Sv, zal het hof op
dezelfde gronden verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn onderhavige verzoek, met uitzondering voor zover betreffende de kosten van rechtsbijstand voor de onderhavige procedure. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek tot vergoeding van die kosten. Ten tijde van de indiening van het verzoek was immers uit gepubliceerde jurisprudentie nog met onvoldoende zekerheid af te leiden dat in gevallen als het onderhavige geen schadevergoeding mogelijk is. Het hof zal daarom de beschikking waarvan beroep vernietigen.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van het verzoekschrift in beide instanties.
4. Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Kent uit ’s Rijks kas aan de verzoeker een vergoeding toe van € 955,- (negenhonderd en vijf en vijftig euro).
Verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek voor het overige.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de twaalfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, P.C. Römer en H.A. Marquart Scholtz, in tegenwoordigheid van A.J. Bekker-van der Molen als griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 7 november 2012.
Mr. Marquart Scholtz en A.J. Bekker-van der Molen zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.