GERECHTSHOF AMSTERDAM
Sector familierecht
Uitspraak: 6 november 2012
Zaaknummer: 200.106.718/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 1306386/EB VERZ 11-2608
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te […],
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. P.W.M. Splinter te Huizen,
[…],
wonende te […],
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.L.F. Foppe te Bussum.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Appellante in principaal hoger beroep tevens geïntimeerde in incidenteel hoger beroep en geïntimeerde in principaal hoger beroep tevens appellant in incidenteel hoger beroep, worden hierna respectievelijk [X] en [Y] genoemd.
1.2. [X] is op 11 mei 2012 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 13 februari 2012 van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum, met kenmerk 1306386/EB VERZ 11-2608 1306400 EB VERZ 11-2615.
1.3. [Y] heeft op 21 juni 2012 een verweerschrift ingediend en heeft daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
1.4. [X] heeft op 2 augustus 2012 een verweerschrift in het hoger beroep van [Y] ingediend.
1.5. [X] heeft op 5 september 2012 nadere stukken ingediend.
1.6. De zaak is op 24 september 2012 ter terechtzitting behandeld.
1.7. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- [X], bijgestaan door haar advocaat;
- [Y], bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer [P];
- de heer [T];
- mevrouw [M].
1.8. […] (hierna: [A]) en de advocaat-generaal zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
[A], geboren [in] 1933, was de geregistreerd partner van de heer [Z], die in april 2011 is overleden. [A] is een familielid van [X]. [Y] is aangesteld als executeur en afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschap van de heer [Z]. Sinds 2010 behartigt hij de financiële, administratieve en zakelijke belangen van [A] op grond van een algehele volmacht. Bij [A] is in 2011 de diagnose Alzheimer gesteld.
3. Het geschil in hoger beroep
3.1. Bij de bestreden beschikking is een mentorschap ingesteld ten behoeve van [A]. [X] is tot mentor benoemd. Voorts zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan [A] onder bewind gesteld. [Y] is tot bewindvoerder benoemd. Het tarief van de bewindvoerder is op maximaal € 500,- per maand bepaald.
3.2. [X] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, primair haar alsnog te benoemen tot bewindvoerder, subsidiair een andere onafhankelijke bewindvoerder aan te wijzen, en meer subsidiair, indien de benoeming van [Y] als bewindvoerder in stand blijft, het tarief van het LOVCK van toepassing te verklaren, met veroordeling van [Y] in de kosten van de procedure.
3.3. [Y] verzoekt in principaal appel de verzoeken van [X] af te wijzen. In incidenteel appel verzoekt hij primair [X] niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen en meer subsidiair zijn benoeming tot bewindvoerder te bekrachtigen onder vaststelling van een tarief van € 400,- exclusief BTW, met veroordeling van [X] in de kosten van de procedure.
3.4. [X] verzoekt de verzoeken van [Y] af te wijzen.
4. Beoordeling van het hoger beroep
In principaal en incidenteel appel
4.1. Tussen partijen is allereerst in geschil welk verzoek c.q. welke verzoeken ten grondslag hebben gelegen aan de bestreden beschikking. [X] betoogt dat de rechtbank louter haar verzoek heeft beoordeeld, terwijl [Y] stelt dat ook hij via het openbaar ministerie een verzoek heeft ingediend. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij in hoger beroep een brief overgelegd van zijn hand van 9 november 2011 aan de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum, waarin hij onder meer schrijft een bewindaanvraag te zullen gaan indienen, alsmede een brief van RijksBredius Netwerk Notarissen van 18 november 2011 aan het Openbaar Ministerie, afdeling Bewindvoering, waarin mr. D.M. Gude schrijft belast te zijn met de boedelafwikkeling van de heer [Z] en waarin zij op verzoek van [Y] verzoekt een bewind over de goederen van [A] en een mentorschap in te stellen.
4.2. Het hof overweegt als volgt. De bestreden beschikking, waarin op twee zaaknummers is beslist, maakt slechts melding van het verzoek van [X]. Niet vermeld wordt dat er ook een verzoek door [Y] of mr. Gude via het openbaar ministerie zou zijn ingediend. Het dossier van de rechtbank bevat wel de hiervoor onder 4.1. vermelde brief van [Y] van 9 november 2011, maar niet de brief van mr. Gude van 18 november 2011. Voorts bevat het rechtbankdossier een overzicht zaaksgegevens in beide zaaknummers. Beide overzichten vermelden als datum aanbreng 25 november 2011, zijnde de datum van indiening van het verzoek door [X]. Het overzicht met zaaknummer 1306400/EB VERZ 11-2615 vermeldt als zaakstype ‘instelling mentorschap’ en het overzicht met zaaknummer 1306386/EB VERZ 11-2608 vermeldt als zaakstype ‘instelling onderbewindstelling’. Het voorgaande leidt het hof tot de conclusie dat de rechtbank haar beschikking slechts heeft gegeven op het verzoek van [X]. Daarin heeft zij verzocht een mentorschap en bewind over de goederen die (zullen) toebehoren aan [A] in te stellen en haar te benoemen tot mentor en bewindvoerder. Tegen de instelling van het mentorschap en de benoeming van [X] tot mentor is noch het hoger beroep van [X] noch het hoger beroep van [Y] gericht, zodat de bestreden beschikking in zoverre onherroepelijk is.
4.3. Vervolgens komt de door [Y] bij wege van incidenteel appel opgeworpen vraag aan de orde of [X] bevoegd was een verzoek in te dienen tot het instellen van bewind. Ingevolge artikel 1:432 lid 1 Burgerlijk Wetboek kan instelling van bewind worden verzocht door de rechthebbende, zijn echtgenoot, zijn geregistreerde partner dan wel andere levensgezel, zijn bloedverwanten in de rechte lijn en die in de zijlijn tot de vierde graad ingesloten, zijn voogd, zijn curator of zijn mentor of het openbaar ministerie. Vaststaat dat [X] haar verzoek tot het instellen van bewind indiende als bloedverwant, aangezien zij destijds immers nog niet de mentor van [A] was. [Y] heeft in hoger beroep een stamboom overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat [X] een familielid in de vijfde graad is van [A]. Deze stamboom is door [X] niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist zodat het hof daarvan uitgaat. Het door [X] in hoger beroep gedane bewijsaanbod wordt gepasseerd nu zij niet concreet heeft aangegeven wat zij precies wil bewijzen en in hoeverre nadere stukken en getuigenissen van familieleden daaraan kunnen bijdragen. Het hof komt aldus tot de conclusie dat [X] niet bevoegd was tot het indienen van haar inleidend verzoek omdat zij geen familielid tot de vierde graad is van [A]. Dat zij zich verzekerd weet van de steun van familieleden, die familie tot in de tweede en derde graad zijn van [A], maakt deze conclusie niet anders nu bepalend is door wie het verzoek is ingediend. Ook het gegeven dat [X] thans als mentor behoort tot de kring van bevoegden maakt het oordeel van het hof niet anders aangezien het gaat om haar bevoegdheid ten tijde van het indienen van haar verzoek in eerste aanleg. De bestreden beschikking zal derhalve worden vernietigd met betrekking tot de instelling van het bewind. Aan de beoordeling van de (overige) grieven van [X] en [Y] komt het hof daarom niet toe.
4.4. Gelet op de aard en de uitkomst van de procedure, is er geen aanleiding om [Y] dan wel [X] te veroordelen in de proceskosten, zoals door respectievelijk [X] en [Y] is verzocht. Deze kosten zullen op de gebruikelijke wijze worden gecompenseerd.
4.5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
In principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij een bewind is ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [A] en wijst het inleidend verzoek van [X] in zoverre alsnog af;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.G. Kemmers, mr. A.R. Sturhoofd en mr. J. Kok in tegenwoordigheid van mr. T. Mekkelholt als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2012.