ECLI:NL:GHAMS:2012:BZ0896

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
23-005001-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging en deelname aan een criminele organisatie met vuurwapens

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder vonnis van de rechtbank Haarlem. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het medeplegen van bedreiging met vuurwapens en deelname aan een criminele organisatie. De feiten vonden plaats in de periode van 22 februari 2010 tot en met 20 augustus 2010, voornamelijk in Alkmaar en Beverwijk. De verdachte en zijn medeverdachten hebben op 22 februari 2010 een auto waarin de aangevers [S.S.] en [M.F.] zich bevonden, klemgereden en bedreigd met vuurwapens. Dit leidde tot een situatie van grote angst voor de slachtoffers. Op 2 mei 2010 vond een vergelijkbaar incident plaats waarbij de verdachte met een groep naar een woonwagenkamp ging, waar opnieuw met vuurwapens werd gedreigd. Het hof oordeelde dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in harddrugs en geweldsdelicten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie in aanmerking nam. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de familie van de slachtoffers.

Uitspraak

parketnummer: 23-005001-11
datum uitspraak: 27 september 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Haarlem van 9 november 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-740745-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1988],
adres: [adres], [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Het Keern ZBB te Hoorn.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank Haarlem vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek in hoger beroep van 10 en 13 september 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, voor zover in hoger beroep aan de orde, dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 22 februari 2010 te Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [S.S.] en/of [M.F.] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer mededader(s) naar die [S.S.] en/of die [M.F.] is toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s), met (een) vuurwapen(s) een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op en/of in de richting van een (personen)auto waarin die [S.S.] en/of die [M.F.] zich op dat moment bevond(en), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
1 subsidiair:
hij op of omstreeks 22 februari 2010 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [S.S.] en/of [M.F.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend
- de auto waarin die [S.S.] en/of die [M.F.] zich bevond(en) klemgereden en/of omsingeld , en/of
- een of meerma(a)l(en) (met kracht) geschopt en/of getrapt tegen de auto waarin die [S.S.] en/of die [M.F.] zich bevond(en),
- het/een (rechtervoorportier)ruit van de auto waarin die [S.S.] en/of die [M.F.] zich bevond(en) ingeslagen, en/of
- een pistool/vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (door een raam) in de auto gestoken waarin die [S.S.] en/of die [M.F.] zich bevond(en), en/of
- met (een) vuurwapen(s) een of meer kogel(s) afgevuurd op en/of in de richting van de auto waarin die [S.S.] en/of die [M.F.] zich bevond(en), in elk geval een of meer kogel(s) afgevuurd.
1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 22 februari 2010 te Alkmaar met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [S.S.] en/of [M.F.] en/of een personenauto (merk volkswagen, kenteken [kenteken]) , welk geweld bestond uit:
- het klemrijden en/of omsingelen en/of een of meerma(a)l(en) (met kracht) schoppen en/of trappen van/op/tegen die auto, waarin die [S.S.] en/of die [M.F.] zich bevond(en), en/of
- het inslaan van het/een (rechtervoorportier)ruit van die auto, waarin die [S.S.] en/of die [M.F.] zich bevond(en), en/of
- het steken van een pistool/vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (door een raam) in die auto, waarin die [S.S.] en/of die [M.F.] zich bevond(en), en/of
- het met (een) vuurwapen(s) afvuren van een of meer kogel(s) op en/of in de richting van de auto waarin die [S.S.] en/of die [M.F.] zich bevond(en), in elk geval het afvuren van een of meer kogel(s).
2 primair:
hij op of omstreeks 2 mei 2010 te Beverwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [W.J.S.] en/of [S.S-D.] en/of [W.S.] en/of [Sh.S.] en/of [D.S.] en/of [A.Z.] en/of [M.H.] en/of [D.B.] en/of [M.S.] en/of [D.H.] en/of [M.R.M.] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke perso(o)n(en) zich (allen) bevond(en) in een woonwagen aan de [adres] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een of meer mededader(s) is gegaan naar een woonwagen aan de [adres], waarna verdachte en/of zijn mededader(s) met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op die woonwagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 2 mei 2010 te Beverwijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [W.J.S.] en/of [S.S-D.] en/of [W.S.] en/of [Sh.S.] en/of [D.S.] en/of [A.Z.] en/of [M.H.] en/of [D.B.] en/of [M.S.] en/of [D.H.] en/of [M.R.M.] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke perso(o)n(en) zich (allen) bevond(en) in een woonwagen aan de [adres] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling en/of met het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, immers is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend naar die woonwagen toegegaan waarna verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) zich opzettelijk dreigend (als groep) heeft/hebben verzameld en/of opgehouden voor die woonwagen en/of vervolgens met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op die woonwagen.
4:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 20 augustus 2010 te Beverwijk en/of Heemskerk en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
–Drugs–
- het opzettelijk (in vereniging) bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en/of
–Geweld–
- het opzettelijk (in vereniging) van het leven beroven van (een) ander(en), en/of
- het (in vereniging) aan een ander opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en/of
- het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, en/of
- mishandeling (in vereniging), en/of
- bedreiging (in vereniging) met openlijk geweld in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, en/of
- het (in vereniging) opzettelijk en wederrechtelijk vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken van (een) goed(eren) die geheel of ten dele aan een ander toebehoort/toebehoren;
–Diefstal met geweld/afpersing–
- diefstal (in vereniging), voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of
- (in vereniging) met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld iemand te dwingen hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort, hetzij door het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, kan niet in stand blijven, omdat het hof - op onderdelen - tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Redengevende feiten en omstandigheden
Ten aanzien van feit 1 subsidiair (zaaksdossier Alkmaar)
Met betrekking tot de telefoonnummers 8922 en 4310
Het hof gaat, op grond van het hierna volgende, ervan uit dat de verdachte de enige gebruiker was van de telefoonnummers [8922] (hierna 8922) en [4310] (hierna 4310). Het hof gaat daarbij voorbij aan de door [A.B.] bij de rechter commissaris afgelegde verklaring dat de verdachte zijn telefoon vaak uitleende, nu deze verklaring bijzonder algemeen en ongespecificeerd is. Bovendien heeft [A.B.] het in zijn verklaring slechts over een telefoon en heeft hij daarbij niet aangegeven om welke type telefoon het ging of welk nummer die telefoon had. Uit het onderstaande volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte over meerdere telefoons en telefoonnummers beschikte. Het hof overweegt verder als volgt.
Uit onderzoek is gebleken dat in de periode van 3 december 2009 tot en met 25 mei 2010 met het telefoonnummer 8922 veelvuldig contact is opgenomen met het telefoonnummer [0356], zijnde het telefoonnummer van [S.B.], de toenmalige vriendin van de verdachte. In de telefoon van [S.B.] stond het telefoonnummer 8922 vermeld onder de naam 'B', de beginletter van de voornaam van de verdachte. Ook werd met het telefoonnummer 8922 veelvuldig contact opgenomen met het telefoonnummer [9503], zijnde het telefoonnummer van de moeder van de verdachte. Tegenover de rechter-commissaris heeft [S.B.] verklaard dat de verdachte zijn telefoon nooit aan iemand anders gaf en dat zij altijd de verdachte aan de lijn kreeg als zij hem belde.
Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van het hof aannemelijk dat de verdachte de enige gebruiker was van telefoonnummer 8922.
Gebleken is dat het hierboven genoemde aan de verdachte toegeschreven telefoonnummer 8922 - onder andere - gebruikt werd in de telefoontoestellen met de imei-nummers [3760] (hierna telefoon 3760) en [7790] (hierna telefoon 7790). Uit nader onderzoek naar de telefoontoestellen met deze imei-nummers is gebleken dat in de periode van 5 februari 2010 tot en met 22 februari 2010 in telefoon 3760 een simkaart was geplaatst met het telefoonnummer 4310 In de periode van 5 februari 2010 tot en met 27 maart 2010 werd telefoonnummer 4310 eveneens gebruikt in telefoon 7790. Uit onderzoek naar de printgegevens van het telefoonnummer 4310 is gebleken dat dit telefoonnummer meestal de steunzender aan de [adres] te Heemskerk aanstraalde, zijnde dezelfde steunzender die de bekende nummers van de verdachte aanstralen en veelvuldig contact maakte met voornoemde [S.B.]. In de telefoon van [S.B.] voornoemd stond het telefoonnummer 4310 vermeld onder de naam 'Hoofd'. Voorts heeft [S.B.] verklaard dat de verdachte zijn telefoon nooit aan iemand anders gaf en dat zij altijd de verdachte aan de lijn kreeg als zij hem belde.
Gelet op het feit dat het hof aannemelijk acht dat de verdachte de gebruiker was van telefoonnummer 8922, dat het telefoonnummer 4310 in twee dezelfde telefoontoestellen gebruikt werd als telefoonnummer 8922 en dat telefoonnummer 4310 een frequent contact is van [S.B.] en voornamelijk dezelfde steunzender aanstraalt als de bekende telefoonnummers van de verdachte, acht het hof aannemelijk dat de verdachte de enige gebruiker was van telefoonnummer 4310.
Overweging met betrekking tot de bruikbaarheid van de verklaringen van [S.S.] voor het bewijs
[S.S.] heeft na de melding van het incident bij de politie op 22 februari 2010 omstreeks 21.58 uur en zijn aangifte op 24 februari 2010, waarbij hij onder meer de naam van de verdachte heeft genoemd als een van de personen die betrokken was bij het incident, bij de rechter-commissaris op 19 april 2011 een andersluidende verklaring afgelegd. Daar heeft hij verklaard dat hij uit rancune over een eerder conflict [R.Y.] en [B.A.] (de verdachte) had genoemd als personen die hem op 22 februari 2010 hadden belaagd, terwijl zij er eigenlijk niet bij waren geweest. Het hof neemt niettemin de als eerste afgelegde verklaringen van aangever bij de politie tot uitgangspunt voor het bewijs en overweegt daartoe als volgt.
Op 12 maart 2010 heeft aangever verklaard dat hij op 22 februari 2010 is bedreigd omdat zijn belagers vonden dat aangever hen bij een eerder incident had verraden bij de politie. Hij gaf daarbij aan dat een en ander inmiddels was uitgepraat met [B.A.] (de verdachte), zijn vader en de vader van aangever en dat hij nu - zoals afgesproken met [B.A.] - zijn aangifte wilde intrekken. Zijn vader heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris eveneens verklaard dat hij naar aanleiding van het incident heeft gesproken met [B.A.], de vader en oom van [B.A.] en met [R.Y.] en diens vader en dat de aangifte moest worden ingetrokken. Volgens de vader van aangever ging het allemaal om 'een ruzie tussen de zoons'. Zowel [B.A.] als [R.Y.] zouden volgens de vader van aangever hebben aangegeven dat zij er wel bij waren geweest. Ook medeverdachte [R.Y.] heeft verklaard dat de vader van [S.S.] na het incident bij hen langs is geweest.
De latere verklaring van aangever bij de rechter-commissaris moet naar het oordeel van het hof worden gezien in het licht van die gesprekken en de daarbij kennelijk gemaakte afspraak om problemen onderling op te lossen en de politie er buiten te houden. Dit bevestigt naar het oordeel van het hof dat de bedreiging heeft plaatsgevonden en dat [B.A.] en [R.Y.] daarbij aanwezig waren. Zij hebben overigens ook zelf tegen de vader van aangever gezegd dat zij bij het incident aanwezig zijn geweest. Voorts heeft getuige [N.B.] verklaard dat [S.S.] (het hof begrijpt: aangever [S.S.]) hem had verteld dat er op hem was geschoten op de [adres] door een Turkse groepering uit Beverwijk en dat [S.S.] hierbij de naam [B.A.] had genoemd.
Dit sterkt de overtuiging van het hof dat de verdachte bij het incident aanwezig was.
De ter terechtzitting in hoger beroep door getuige [S.S.] afgelegde verklaring heeft het hof geen enkele reden gegeven aan zijn eerder bij de politie afgelegde verklaringen te twijfelen. Het hof heeft niet de indruk dat de verklaring van [S.S.] ter terechtzitting in hoger beroep een oprechte, betrouwbare verklaring is geweest. Integendeel, bij het hof is door de wijze waarop hij de hem gestelde vragen beantwoordde, de indruk ontstaan dat getuige [S.S.] zijn antwoorden zodanig inrichtte dat deze naar het genoegen van de verdediging waren. Zo heeft de getuige - naar aanleiding van een vraag van de verdediging - op enig moment gezegd: 'dat wil hij toch horen'.
Overige redengevende feiten en omstandigheden
Op 24 februari 2010 heeft [S.S.] aangifte gedaan van poging doodslag dan wel bedreiging, gepleegd op 22 februari 2010 omstreeks 21.54 uur nabij de [weg] te Alkmaar. Aangever reed die avond samen met zijn vriendin, [M.F.], in een auto en zag op een zeker moment, toen hij vanaf de [adres] de [adres] opreed, dat hij werd gevolgd door drie auto's. Deze auto's, waaronder een blauwe BMW 3-serie en een grijze VW Golf, herkende aangever als de auto's van een groep personen uit Beverwijk met wie hij al langer problemen had. Als leden van deze groep noemde aangever onder meer [B.A.] (de verdachte), [R.Y.] en [R.O.]. Ook [M.F.], die op de bijrijderstoel zat, merkte dat zij werden gevolgd door de jongens met wie haar vriend ruzie had. Zij heeft verklaard dat zij deze jongens kent, dat zij Turks zijn en dat zij altijd buiten stonden bij het internetcafé aan [adres]. Zij verklaarde voorts dat een van hen [B.A.] heet. [M.F.] schatte dat in elke auto drie of vier personen zaten.
Vanaf de [adres] naderden aangever en zijn vriendin de stoplichten bij de [adres]. Daar stonden op beide rijbanen auto's stil voor het rode verkeerslicht. Aangever zette zijn auto op de rechter strook achter een van deze stilstaande auto's, waarna hij werd klemgereden door de hem achtervolgende auto's. De inzittenden van die auto's stapten uit en kwamen om de auto van aangever heen staan. Aangever schat dat het negen of tien personen waren. [M.F.] zegt ongeveer zes personen te hebben gezien. Getuige [N.] fietste op het moment van het incident langs. Voordat hij hoorde schieten, zag hij vier mensen naast de auto's staan. Daarna zag hij zes mensen. De getuige heeft op twee situatieschetsen aangegeven waar de personen naast de auto's stonden. Op deze schetsen is te zien dat zowel voor als na het schot personen aan de bestuurderszijde van elk van de drie door hem waargenomen auto's stonden.
Gelet op deze verklaringen gaat het hof, met de rechtbank, uit van de aanwezigheid van in elk geval zes personen die uit hun auto's zijn gestapt.
De belagers sloegen op de auto en schopten ertegen. De belagers riepen naar aangever: 'Kom uit die auto' en 'Vieze kankerlijer kom uit die auto'. Hoewel [M.F.] niet kon verstaan wat er verder werd gezegd, omdat het in het Turks gezegd werd en zij die taal niet machtig is, kwam de wijze waarop het gezegd werd hard en agressief op haar over. Het rechterportierraam, waar [M.F.] zat, werd ingeslagen door iemand die iets in zijn hand had. Daarna zag aangever een persoon die hij herkende als [B.A.] met een pistool in zijn hand. [B.A.] stak het pistool door het kapotte raam de auto in en richtte het op aangever en zijn vriendin. Toen er voor de auto van aangever ruimte ontstond om weg te rijden, deed hij dit. Op dat moment hoorde aangever een knal en dacht hij dat er een pistool afging. Ook [M.F.] hoorde een knal. Zij zag tevens een jongen die een pistool vasthield. Deze jongen stond rechts naast het rechterachterportier van een van de auto's en schoot in de lucht.
Getuige [F.Z.] heeft op 7 juni 2010 verklaard dat hij op 22 februari 2010 knallen heeft gehoord, waarna hij op de kruising van de [adres] en de [adres] te Alkmaar bij het linkervoorportier van een auto een persoon zag staan, met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp in zijn linkerhand. Deze persoon maakte met zijn linkerhand een dreigende of schietende beweging richting de bestuurder van deze auto. Aan de passagierszijde van de genoemde auto stond een ander persoon. Beide personen liepen vervolgens naar een auto die achter de genoemde auto stond, waarna beide auto's wegreden.
Uit onderzoek naar de printgegevens van de telefoon van de verdachte met nummer 4310 is gebleken dat deze telefoon zich op 22 februari 2010 om 21.54 uur in de omgeving van [adres] te Alkmaar bevond, zijnde in de directe nabijheid van de plaats van het delict.
Op 22 februari 2010 omstreeks 22.40 uur trof een verbalisant op het fietspad parallel aan de [adres] een huls aan en stelde deze veilig. De huls werd vervolgens onder nummer AABZ8319NL naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) gestuurd.
Getuige [S.S.] heeft in zijn melding aan de politie op 22 februari 2010 verklaard dat hij weet wie de betrokken jongens zijn en hoe zij heten. Op 24 februari 2010 heeft [S.S.] over het incident in Alkmaar op 22 februari 2010 het volgende verklaard: 'Ik voelde mij heel erg bedreigd door die groep jongens en ik was bang, dat zij mij dood zouden schieten.' Uit die uitlating, in de gegeven context, kan het hof niet anders opmaken dan dat [S.S.] doelt op de jongens die zich op 22 februari 2010 in Alkmaar bij zijn auto hebben bevonden. [S.S.] drie zinnen verderop zegt dat hij de namen van de jongens uit de groep kan vertellen en vervolgens onder meer de naam van de verdachte noemt, begrijpt het hof dit niet anders dan dat [S.S.] de jongens bedoelt die hem bij de [adres] in Alkmaar hebben bedreigd. Bovendien heeft [S.S.] expliciet verklaard dat hij de verdachte zag, dat de verdachte een pistool in zijn hand had en dat de verdachte dit pistool door de kapotte autoruit op de verdachte en zijn vriendin richtte.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de verdachte, in tegenstelling tot hetgeen hij ter terechtzitting heeft verklaard, als medepleger deel heeft uitgemaakt van de groep die rond de auto van aangever heeft gestaan en die tegen deze auto heeft geslagen en getrapt, heeft gedreigd met een vuurwapen - waarbij de verdachte de persoon is geweest die dit vuurwapen ter hand nam - en een of meer schoten heeft gelost. Aangezien niet is gebleken dat gericht op aangever, [M.F.] of hun auto is geschoten, is het hof van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte moet hiervan dan ook worden vrijgesproken. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het hof evenwel van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair (zaaksdossier Pipa)
Telefoonnummer 4321
Het hof gaat er op grond van het hierna volgende vanuit dat de verdachte de enige gebruiker was van het telefoonnummer [4321] (hierna: 4321). Het hof gaat ook hier voorbij aan de door [A.B.] bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring dat de verdachte zijn telefoon vaak uitleende, nu deze verklaring bijzonder algemeen en ongespecificeerd is. Bovendien heeft [A.B.] het in zijn verklaring slechts over een telefoon en heeft daarbij niet aangegeven om welke type telefoon het ging en welk nummer die telefoon had. Uit het onderstaande volgt naar het oordeel van het hof dat de verdachte over meerdere telefoons en telefoonnummers beschikte. Het hof overweegt verder als volgt.
In de telefoon van [S.B.] is het telefoonnummer 4321 opgeslagen onder de naam 'Schat'. Bij de rechter-commissaris is [S.B.] hiermee geconfronteerd en heeft zij verklaard dat zij telefoonnummers van de verdachte onder andere opsloeg onder de naam 'Schat'. In de telefoon van [S.B.] zijn nog zeven telefoonnummers aangetroffen, opgeslagen onder de namen [B.A.], [B.A.]k, [B.A.] Nieuw, Hij, Moppie, waarvan [S.B.] heeft verklaard dat die telefoonnummers van [B.A.] (de verdachte) zijn. Voorts heeft zij verklaard dat de verdachte zijn telefoon nooit aan iemand anders gaf en dat zij altijd de verdachte aan de lijn kreeg als zij hem belde. Op grond van het vorenstaande is naar het oordeel van het hof aannemelijk dat de verdachte de enige gebruiker was van telefoonnummer 4321.
Aangifte
Op 2 mei 2010 deed [W.J.S.] aangifte van poging tot moord dan wel doodslag. Eerder die dag was er viermaal met een vuurwapen op zijn woonwagen aan de [adres] te [woonplaats] geschoten, terwijl daar op dat moment behalve aangever zelf nog diverse personen aanwezig waren. Geen van hen raakte gewond, hoewel aangevers dochter 'de wind van de kogel' naast haar gezicht had gevoeld.
Forensisch onderzoek
De woonwagen aan de [adres] en de directe omgeving daarvan zijn kort na het schietincident onderzocht, waarbij verbalisant op de straat ter hoogte van de perceelgrens tussen [adres] en [adres], aan de voorzijde van de woonwagen vier hulzen aantrof. De hulzen lagen op afstanden tussen de 6,95 meter en 11,45 meter van de woonwagen. De hulzen werden in beslag genomen en veiliggesteld. Aan de buitenzijde van de woonwagen zag de verbalisant vier kogelgaten ter hoogte van de voordeur. Een inschot ging in de kunststofwand van de woonwagen (waarvan verbalisant aan de binnenzijde, in de woonkamer, een uitschotopening aantrof), de andere drie inschoten hadden de ruit naar de woonkamer doorboord. Het rolgordijn achter de ruit was ter hoogte van de doorschoten gescheurd. Ter hoogte van de ruit stond een wit bankstel tegen de wand. In de televisie zaten twee kogelgaten. In de wand boven de televisie zag hij nog een kogelgat. Ook zat er een kogelgat in de ruit van de schuifpui. De hoogte van de kogelgaten werd door verbalisant opgemeten, deze zaten aan de buitenzijde van de woonwagen op hoogten tussen de 1,8 en 2,2 meter gemeten van de tegels tot de kern van het kogelgat en aan de binnenzijde van de woonwagen gemeten vanaf de (woonkamer)vloer, op hoogtes variërend van 1,1 tot 1 ,4 meter. De twee projectielen uit de televisie werden in beslag genomen en veiliggesteld. Het projectiel in de wand boven de televisie kon aanvankelijk niet worden veiliggesteld, maar is op 3 juni 2010 alsnog in beslag genomen en veiliggesteld.
Getuigen
[W.J.S.] verklaarde in zijn aangifte dat de schietpartij bij zijn woning mogelijk plaatsvond naar aanleiding van een handgemeen tussen hemzelf en een negroïde persoon in café [N.] te Beverwijk eerder die nacht. Daarbij werd geduwd en getrokken en vielen enkele klappen. Aangever werd naar aanleiding van dit conflict uit het café verwijderd door de portier.
Medeverdachte [M.I.] heeft onder meer in zijn verhoor bij de politie op 21 augustus 2010 bevestigd dat hij in de nacht van 1 op 2 mei 2010 in café [N.] gevochten heeft met een man. Later hoorde hij dat deze man [W.J.S.] heette.
Getuige [M.M.] was bij dit conflict aanwezig en zocht aangever nadien op diens verzoek in zijn woonwagen op. Niet lang na het vertrek van [M.M.] wilden ook de oppas (het hof begrijpt: getuige [A.Z.] en haar vriend (het hof begrijpt: getuige [M.H.] naar huis gaan. Kort nadat [A.Z.] de voordeur opende, vond het schietincident plaats.
Getuige [A.Z.] had die avond op [Sh.S.] en [D.S.] gepast, samen met haar vriend [M.H.]. Voorafgaand aan het schietincident zaten zij, [M.H.] en [M.R.M.] (het hof begrijpt: [M.R.M.]) op de bank voor het raam aan de voorzijde van de woonwagen. [W.S.] (het hof begrijpt: [W.S.]) zat op de televisiekast, deels met haar hoofd voor de televisie, die op dat moment niet aan stond. [S.S-D.] (het hof begrijpt: [S.S-D.]) en [M.S.] (het hof begrijpt: [M.S.]) zaten op een kleedje voor de open haard, links naast de televisie, [W.J.S.] (het hof begrijpt: aangever) zat op de stoel naast de schuifdeur naar de tuin. Getuige [S.S-D.] bevestigde dit beeld grotendeels en verklaarde verder dat [D.B.] (het hof begrijpt: [D.B.]) volgens haar links op de stoel zat. Waar [W.S.]s vriend [D.H.] (het hof begrijpt: [D.H.]) zat, wist zij niet meer. Getuige [S.S-D.]' zoons [Sh.S.] en [D.S.] lagen te slapen.
Getuige [A.Z.] zag, toen zij haar schoenen wilde pakken om naar huis te gaan, door het raampje van de voordeur 6 of 7 buitenlandse jongens staan op het pleintje van het kamp, vlakbij maar buiten het erf van de woonwagen. Een paar jongens stonden iets naar voren en een paar iets meer naar achteren. [A.Z.] opende de deur en vroeg wat ze wilden, waarop er iets werd geroepen als: 'Waar is [W.J.S.]'. Ondertussen waren [M.H.], [W.J.S.] en [D.B.] achter [A.Z.] komen staan. Getuige [M.H.] herkende een van de jongens als de hem bekende [A.C.].
[A.Z.] zag dat een van de jongens een pistool in zijn hand had. Het betrof een negroïde jongen die iets vooraan stond, een beetje in het midden. De jongen had het wapen in zijn linkerhand en liet het langs zijn lichaam hangen. De jongen had een beetje een intimiderende houding. Getuige dacht deze jongen te herkennen als Mohammed of Mootje.
In een latere verklaring deelde getuige mede dat de jongen waarvan zij dacht dat hij Mohammed of Mootje heette, de bijnaam '[M]' bleek te hebben. Zij had hem nadien ook herkend op een foto op de netwerksite Hyves (waar de naam '[M]' bij stond).
Getuige [A.Z.] zag dat een van de andere jongens ook een pistool bij zich had. Deze jongen stond iets verder naar achteren. Op dat moment voelde getuige dat zij iets opzij werd geduwd door iemand achter haar en dat zij vervolgens naar achteren werd getrokken, terwijl zij meerdere schoten hoorde. Zij dook samen met [M.H.] ([M.H.]) op de grond. Terwijl zij op de grond lagen, hoorde zij ook nog schoten. Zij zag [M.S.] ([M.S.]) en [S.S-D.] ([S.S-D.]) op de grond liggen.
Getuige [S.S-D.] hoorde een knal, direct gevolgd door nog twee knallen en begreep toen dat er geschoten werd. Haar zoontje [D.S.] was wakker geworden: getuige zag hem in de gang naar hen toekomen en hoorde hem vragen wat er aan de hand was. Getuige zei hem terug te gaan naar zijn slaapkamer, waar zij hem even later trillend aantrof.
Het hof begrijpt uit de verklaring, afgelegd op 25 augustus 2010 door medeverdachte [R.O.] dat hij op 2 mei 2010 bij het schietincident aan de [adres] aanwezig is geweest. [R.O.] verklaart dat [R.N.] hem had ge-sms't dat er een vechtpartij in [café N.]. aan de gang was. De jongen die '[M.I.]' genoemd wordt, was die avond in [café N.] geslagen door een paar kampers. [R.O.] was op dat moment met een groep in café [R.] (op ongeveer 100 meter afstand van [café N.]). De groep ging naar '[M.I.]' toe en vervolgens naar het kamp. Dat idee kwam van [M.I.], want hij was gefrustreerd dat ze hem geslagen hadden. Ze gingen met de auto van [M.I.], waarin behalve [R.O.] zelf zaten: [M.I.] (als bestuurder), [R.Y.] (het hof begrijpt: medeverdachte [R.Y.]), [A.C.] en [B.A.] (de verdachte). [R.O.] verklaarde dat hij met '[A.C.]' [A.C.] bedoelde. In de auto was [M.I.] erg agressief. Er werd van alles door elkaar gezegd. Er werd gezegd dat ze gingen vechten, maar er werd niets gezegd over schieten, aldus [R.O.]. Op het kamp klopte [A.C.] op de deur. Er kwam een meisje naar de deur en ze vroegen naar 'die man'. Vervolgens hoorde [R.O.] dat er een vuurwapen werd doorgeladen, waarop hij is weggerend. Hij zag [R.Y.] en [B.A.] achter zich aan komen en hoorde toen knallen. [R.O.] ging naar de auto, waar hij wachtte. Hij vertrok niet in de auto van [M.I.], maar in die van [R.N.], die de auto ook bestuurde. Behalve [R.O.] zaten [B.A.], [R.Y.] en [R.], het neefje van [R.N.], in de auto. Op 6 oktober 2010 bevestigde [R.O.] deze verklaring en voegde hij eraan toe dat, nadat er naar de man wiens naam hij niet kent, was gevraagd, er een man aan de deur kwam; hij dacht dat dit de man moest zijn wiens naam werd geroepen door [M.I.]. Hij zag de schaduw van de man bij de deur, maar hij zag de man zelf niet. Wel zag hij dat het meisje dat de deur had opengedaan, sprak met iemand die naast haar stond.
Telefoonnummer [A.C.]
In de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 mei 2010 zat de simkaart van telefoonnummer [4903] (GSM4903) in twee verschillende telefoons met imei-nummers respectievelijk eindigend op -3850 en -6160. Vanaf 3 februari 2010 werd in de telefoon met het imei-nummer eindigend op -6160 de simkaart met telefoonnummer [5930] (GSM5930) geplaatst. Deze simkaart kwam op 14 maart 2010 in de telefoon met een imei-nummer eindigend op -0130. Vanaf 19 maart 2010 tot 9 mei 2010 zat de simkaart met telefoonnummer [3794] (GSM3794) in laatstgenoemde telefoon met het imei-nummer eindigend op -0130. Alle drie de hierboven genoemde telefoonnummers (GSM4903, GSM5930 en GSM3794) hadden in de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 mei 2010 (vrijwel) dagelijks contact met telefoonnummer [8590] (GSM8590), dat door de vader van [A.C.] is opgegeven als het telefoonnummer van [E.S.], zijnde de moeder van [A.C.]. Ook op 1 en 2 mei 2010 heeft GSM3794 meerdere keren contact met de moeder van [A.C.]. Daarnaast heeft GSM3794 op 1 en 2 mei 2010 contact met het telefoonnummer van de verdachte, met het aan medeverdachte [M.I.] toegeschreven nummer GSM0559, met het aan medeverdachte [R.Y.] toegeschreven nummer GSM6177 en met het aan [R.O.] toegeschreven nummer GSM4907. Met de politie neemt het hof, gelet op het bovenstaande, aan dat het nummer GSM3794 op 2 mei 2010 in gebruik is geweest bij [A.C.].
Telefoonnummer [M.I.]
De politie heeft op enig moment contact gehad met getuige [L.R.]. Zij verklaarde dat [M.I.] haar vriend is en dat haar telefoonnummer is: [0658] (GSM0658). GSM0658 heeft in twee maanden tijd 300 maal contact gehad met het nummer [0559] (GSM0559). Verder heeft getuige [M.M.] verklaard dat hij op 2 mei 2010, toen hij bij [W.J.S.] in de woonwagen zat, door [M.I.] is gebeld en dat het nummer van [M.I.] GSM0559 is.
Het hof concludeert hieruit dat GSM0559 op 2 mei 2010 in gebruik was bij [M.I.].
Telefoonnummer [R.O.]
Bij een (eerder) contact met de politie heeft [R.O.] als zijn telefoonnummer [4907] (GSM4907) opgegeven. Dit nummer heeft veelvuldig contact met het nummer [8544], dat op naam staat van [H.O.], de vader van medeverdachte [R.O.]. Verder heeft [Se.B.] in onderzoek Seat verklaard dat GSM4907 van [R.O.] is. Het nummer is tot 10 mei 2010 in gebruik geweest. Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat GSM4907 op 2 mei 2010 in gebruik was bij [R.O.].
Telefoonnummer [R.Y.]
Op 21 september 2010 heeft [R.Y.] bij de politie verklaard dat hij het nummer [6177] (GSM6177) op dat moment al een paar maanden in gebruik had. Blijkens zijn verklaring later die dag afgelegd, had hij dat nummer ook op 2 mei 2010 in gebruik. Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat GSM6177 op 2 mei 2010 in gebruik was bij [R.Y.].
Telecomgegevens verdachten d.d. 2 mei 2010
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van analyse van telecommunicatie straalt GSM0559 van [M.I.] op 2 mei 2010 tussen 4.42 uur en 4.52 uur een paal aan op de [adres] te IJmuiden. GSM4907 van [R.O.] straalt rondom datzelfde tijdstip (namelijk op 2 mei 2010 om 4.49 uur) eveneens een paal aan op de [adres] te IJmuiden. Mede gelet op zijn verklaring, afgelegd op 25 augustus 2010, bevindt [R.O.] zich op dat moment zeer waarschijnlijk in '[café P.]', een kroeg in IJmuiden. [R.Y.] heeft verklaard dat hij die nacht met [R.O.] in '[café P.]' in IJmuiden is geweest. Op 2 mei 2010 om 4:57 uur straalt GSM6177 van [R.Y.] een paal aan op de [adres] in Wijk aan Zee. Vervolgens straalt GSM0559 van [M.I.] op 2 mei 2010 om 5.05 uur een paal aan op de [adres] te Wijk aan Zee. GSM4907 van [R.O.] straalt op exact datzelfde moment (2 mei 2010 om 5.05 uur) eveneens een paal aan op de [adres] te Wijk aan Zee. Tussen 5.07 uur en 5.21 uur stralen zowel GSM3794 van [A.C.], als GSM4907 van [R.O.] (om 5.06 uur en om 5. 13 uur), een paal aan op de [adres]. te Beverwijk.
Bewijsoverweging
Het bovenstaande ondersteunt de verklaringen van [R.O.], zoals afgelegd bij de politie op 25 augustus 2010 en 6 oktober 2010, waarin hij verklaart dat hij onder meer met [R.Y.], [A.C.] en [M.I.] samen in een auto naar het kamp op de [adres] in Beverwijk is gereden. Uit het bovenstaande kan immers worden afgeleid dat de telefoons van verdachten [R.Y.], [M.I.], [A.C.] en [R.O.] om beurten en soms ook tegelijkertijd palen langs de route van IJmuiden, via Wijk aan Zee richting de [adres] te Beverwijk hebben aangestraald. Van deze verklaringen van [R.O.] kan derhalve worden uitgegaan. De verklaringen die [R.O.] ter terechtzitting in eerste aanleg van 7 juni 2011 in de zaken tegen de medeverdachten [M.I.] en [R.Y.] heeft afgelegd - en in het dossier van de verdachte zijn gevoegd - laat het hof buiten beschouwing, evenals de verklaring die [R.O.] ter terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2012 heeft afgelegd, zakelijk weergegeven inhoudende dat hij niet op het kamp aan de [adres] aanwezig was, aangezien het hof deze verklaringen niet verenigbaar met het bovenstaande en om die reden niet geloofwaardig acht.
Ten aanzien van de verklaringen van [R.O.], zoals afgelegd bij de politie op 25 augustus 2010 en 6 oktober 2010, overweegt het hof dat naast processen-verbaal van verhoor ook een woordelijke uitwerking en audiovisuele opnamen van de verhoren van 25 augustus 2010 deel uitmaken van het dossier. Op geen enkele manier is aannemelijk geworden dat [R.O.] tijdens of voorafgaand aan het verhoor op 25 augustus 2010 of tijdens of voorafgaand aan enig ander verhoor door de politie onder druk is gezet of in die mate onder invloed van alcohol of drugs is geweest dat daardoor zijn verklaring zou zijn beïnvloed.
Het hof heeft hierboven al overwogen dat het de ter terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2012 door de getuige [R.O.] afgelegde verklaring niet geloofwaardig acht. Naar het oordeel van het hof doet deze verklaring geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van de eerder - bij de politie en de rechter-commissaris - door [R.O.] afgelegde verklaringen, nu de getuige zich ter terechtzitting in hoger beroep veelal heeft beroepen op een gebrek aan herinnering, ten aanzien van bijna elk aspect van het gebeurde.
[R.O.] heeft, zoals hierboven is besproken, gedetailleerd verklaard over het tijdsverloop, de betrokken personen en de afgelegde route en zijn verklaring vindt bevestiging in de beschikbare telecommunicatiegegevens. Immers straalden de telefoons van medeverdachten [M.I.] (van 04.42 tot 04.52 uur), [A.C.] (om 04.58 uur) en [G.B.] (om 04.34 uur) masten in IJmuiden aan, waarna de telefoon van de verdachte met telefoonnummer 4321 (om 04.48 uur), [M.I.] (om 04.58 uur en 05.05 uur), [R.O.] (om 05.05 uur) en [R.Y.] (om 04.57 uur) masten in Wijk aan Zee aanstraalden.
Omstreeks het tijdstip van het schietincident straalden de volgende telefoons een mast aan de [adres] te Beverwijk aan: die van [S.D.] (04.57 uur) [T.] (04.55 uur) [R.N.] (04.58 uur) [G.B.] (04.58 uur) [A.C.] (tussen 05.07 uur en 05.21 uur) de verdachte (05.13 uur) en [R.O.] (05.06 en 05.13 uur). Ten slotte is er die nacht veelvuldig telefonisch contact tussen voornoemde personen onderling.
[R.O.] heeft op 25 augustus 2010 en 6 oktober 2010 verklaard dat het de bedoeling was om met de groep naar het kamp te gaan om verhaal te halen voor de vechtpartij in [café N.] (om te horen waarom men '[M.I.]' geslagen had) en om, hooguit, te vechten. In deze verklaringen benadrukte hij dat er niet over schieten gesproken is en dat dit (dus) ook niet de bedoeling was. Het hof volgt [R.O.] in deze verklaring, aangezien uit het voorliggende dossier niet blijkt op welk moment een van de aanwezigen besloten heeft om een meegevoerd vuurwapen ook daadwerkelijk (gericht) te gebruiken door op de woonwagen te schieten, laat staan dat de andere aanwezigen van dat voornemen op enig moment op de hoogte zijn geweest. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Nadat in [café N.] een vechtpartij had plaatsgevonden, heeft de verdachte zich met een groep jongens midden in de nacht naar de woonwagen van de familie [W.J.S.] begeven, waarbij de groep gezamenlijk naar het woonwagenkamp is opgetrokken. Daar heeft de verdachte zich met de groep bij de woonwagen opgehouden, waarbij twee leden van de groep zich bij de deur van de woonwagen opstelden en waarbij door leden van deze groep zichtbaar twee vuurwapens werden gedragen. Zoals uit de verklaringen van getuigen [M.H.] en [A.Z.] blijkt, waren deze vuurwapens direct opvallend zichtbaar. Naar het oordeel van het hof leveren bovenstaande gedragingen een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht op.
Van de aanwezigheid van vuurwapens moet ook de verdachte zich bewust zijn geweest. Het was immers in de groep waar de verdachte onderdeel van uitmaakte niet bepaald ongewoon om een vuurwapen mee te nemen ter intimidatie. In dit verband is van belang dat ook bij het incident in Alkmaar op 22 februari 2010 een vuurwapen is gebruikt, nota bene gehanteerd door de verdachte zelf. Bovendien zat de verdachte blijkens de verklaring van getuige [R.O.] onderweg naar het kamp in dezelfde auto als medeverdachte [M.I.], die - zoals het hof afleidt uit de verklaring van getuige [A.Z.] - een vuurwapen bij zich droeg.
Ten slotte verdient opmerking dat tijdens de doorzoeking in de woning van medeverdachte [R.O.] een laptop is aangetroffen. Op deze laptop zijn onder meer foto's aangetroffen waarop behalve [R.O.] zelf (al dan niet met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen) ook de verdachte, [M.K.] en [R.Y.] te zien zijn, waarbij sommige personen met hun hand een schietbeweging maken.
De aanwezigheid van vuurwapens heeft de verdachte er kennelijk niet toe bewogen zich van het gebeuren te distantiëren. Het hof acht het subsidiair ten laste gelegde daarom bewezen.
Ten aanzien van feit 4 (criminele organisatie)
De bovengenoemde door de verdachte gepleegde strafbare feiten heeft de verdachte naar het oordeel van het hof gepleegd, terwijl hij deel uitmaakte van een samenwerkingsverband dat de handel in harddrugs (met name cocaïne) en het plegen van geweldsdelicten en afpersing dan wel diefstal met geweld tot doel had. Uit het dossier volgt dat dit samenwerkingsverband tevens de handel in harddrugs heeft overgenomen van het slachtoffer van een schietincident aan de [adres] te Beverwijk (zaaksdossier Piano). De betrokkenheid van de leden van dit samenwerkingsverband bij dat schietincident - met als kennelijk doel het overnemen van de handel in harddrugs - acht het hof bewezen op grond van het volgende.
Zaaksdossier Piano
Op 5 mei 2010 deed [C.R.] aangifte van poging tot doodslag dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gepleegd op 5 mei 2010 omstreeks 19.38 uur aan de [adres] te Beverwijk. [C.R.] verklaarde dat hij, terwijl hij op een parkeerplaats was om zijn auto te laten herstellen door een kennis, was overvallen door een groep van 8 à 9 Turkse mannen, allen tussen de 18 en 25 jaar oud, van wie hij een aantal van gezicht kende uit 'het Beverwijkse'. Deze mannen kwamen in auto's aanrijden en kwamen om de auto van aangever heen staan. Een van hen zei dat ze 'spullen' moesten hebben, waarop aangever antwoordde dat ze niets zouden krijgen. Daarop pakte de man met zijn rechterhand een zwartkleurig pistool van onder zijn jas vandaan, laadde het wapen door en vernielde er de zijruit rechtsvoor van aangevers auto mee. Vervolgens duwde de man de loop van het pistool met kracht tegen de slaap van aangever, waardoor een wondje ontstond. Aangever stapte uit en wilde wegrennen in de richting van de nabijgelegen woningen. Terwijl hij dat deed hoorde hij iemand roepen: 'Schiet!' Hierop hoorde hij een knal, voelde hij een hevige pijn in zijn rechterbeen en viel hij op de grond. Later bleek dat hij via zijn linkerzij, ter hoogte van zijn heup was geraakt, waarna de kogel via zijn scrotum in zijn rechter bovenbeen terecht was gekomen. Dat been is ten gevolge daarvan op drie plaatsen gebroken. Nadat hij op de grond gevallen was, kwamen enkele van de mannen naar hem toe en begonnen hem te schoppen. Ze vroegen aangever om zijn spullen en zijn telefoon. Aangever zei dat zijn telefoon in de auto lag, waarop een van de Turkse mannen naar aangevers auto liep. In een latere verklaring deelde aangever mee dat hij handelde in verdovende middelen - harddrugs, zoals cocaïne en heroïne - in de omgeving van Beverwijk en Heemskerk. Op 5 mei 2010 was hij ook in Beverwijk om zijn handel te doen. Hij had ongeveer 25 gram bij zich. De mannen die hem overvielen, wilden volgens hem zijn zakentelefoon en 'de dope' hebben.
Uit camerabeelden waarop de kruising van de [adres] met de [adres] en de inrit van de parkeerplaats waar het incident plaatsvond, te zien zijn, valt op te maken dat in een tijdsbestek van ongeveer een kwartier een donkerkleurige Ford Escort, een donkerkleurige VW Golf en een donkerkleurige BMW 3-serie komen aanrijden. Een paar minuten nadat de laatste auto is aangekomen, rijden deze drie auto's achter elkaar aan de parkeerplaats op. Kort na het incident verlaten deze drie auto's de parkeerplaats weer kort na elkaar (twee van de auto's deden dit met grote snelheid). De donkerkleurige BMW 3-serie bleek sterke overeenkomsten te vertonen met de auto waarvan medeverdachte [R.Y.] op dat moment de (enige) gebruiker was: een donkerblauwe BMW 3-serie, vierdeurs uitvoering (Sedan) met metalen velgen. De donkerkleurige Ford Escort (die aangever als 'groen' had omschreven) vertoonde opvallende overeenkomsten met een Ford Escort met kenteken [kenteken] , die in het onderzoek met de codenaam 'Componist' was waargenomen op camerabeelden die waren gemaakt in de steeg aan de achterzijde van [internetcafé] aan [adres] te Heemskerk. Bij deze Ford Escort ontbrak, evenals bij de auto op de camerabeelden van 5 mei 2010 bij de [adres], de wieldop linksvoor. Daarnaast betrof het in beide gevallen een groene Ford Escort, vijfdeurs uitvoering (hatchback). Tijdens een observatie op 8 juni 2010 werd gezien dat [M.I.] als passagier in deze auto (met kenteken [kenteken]) zat. Op 27 mei 2010 tussen 15.00 uur en 15.30 uur werd deze auto staande gehouden. In de auto zaten op dat moment [G.B.] (als bestuurder), [Mo.I.] en [M.H.N.].
Op de parkeerplaats waar aangever was neergeschoten, werd een huls aangetroffen. Deze werd in beslag genomen en veiliggesteld en naar het NFI gestuurd. De operatief uit het been van aangever verwijderde (gedeeltelijk gedeformeerde) kogel werd eveneens in beslag genomen en overgedragen aan de afdeling Forensische Opsporing, die hem naar het NFI stuurde. Het NFI concludeerde op basis van onderzoek aan de huls en de kogel dat de afvuursporen in de kogel passen bij eenzelfde vuurwapen als waarmee de huls vermoedelijk is verschoten. Of de huls en de kogel samen afkomstig zijn uit een en hetzelfde vuurwapen, kan echter pas worden vastgesteld als ook het (de) betreffende vuurwapen(s) voor onderzoek word(t)(en) aangeboden. Verder concludeerde het NFI dat de hypothese dat deze huls en de in het kader van zaaksdossier Alkmaar in beslag genomen huls met een en hetzelfde vuurwapen zijn verschoten, zeer veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat dit niet het geval is geweest.
Het telefoontoestel dat op 5 mei 2010 uit de auto van [C.R.] werd weggenomen, had het imei-nummer [8870] (imei8870). In dit telefoontoestel is van 17 tot 23 mei 2010 een simkaart geplaatst geweest met het telefoonnummer [2153] (GSM2153). Bij de doorzoeking in de woning van (de ouders van) medeverdachte [A.C.] op 24 augustus 2010 heeft de vader van medeverdachte [A.C.], [A. C.], opgegeven dat zijn zoon gebruik heeft gemaakt van GSM2153, maar dat hij niet weet of dit nummer op het moment van de doorzoeking nog altijd in gebruik is bij zijn zoon. Vanwege de contacten die - ook in de periode waarin GSM2153 in het toestel imei8870 zat - met dit nummer onderhouden werden, waaronder veelvuldig contact met de moeder van [A.C.], wordt GSM2153 aan medeverdachte [A.C.] toegeschreven. Op grond van het bovenstaande concludeert het hof dat medeverdachte [A.C.] in ieder geval vanaf 17 mei 2010 de beschikking over het toestel van [C.R.] heeft gehad.
Het telefoonnummer dat [C.R.] gebruikte en dat op 5 mei 2010 uit zijn auto werd weggenomen, was het nummer [0838] (GSM0838). Dit nummer is in de periode van 5 mei 2010 tot 22 mei 2010 nog regelmatig gebruikt, terwijl [C.R.] toen niet langer over dit nummer kon beschikken. De tenaamgestelden dan wel mogelijke gebruikers van de telefoonnummers die vanaf 5 mei 2010 belden met GSM0838, komen in de informatiesystemen van de politie voor in verband met harddrugsgerelateerde meldingen of worden ambtshalve in verband gebracht met harddrugs. Het lijkt zeer aannemelijk dat de personen die in de genoemde periode met dit nummer belden, afnemers van [C.R.] waren en dat zij harddrugs wilden kopen. Tevens heeft onderzoek uitgewezen dat twee contacten van GSM0838 van [C.R.] na 5 mei 2010 zijn gaan bellen met het nummer [0393] (GSM0393), welk nummer ook gebeld wordt door alle andere (harddrugs)contacten van [C.R.] op een nummer na. Dit ondersteunt de stelling van [C.R.] dat 'ze' - waarmee hij kennelijk doelt op de personen die op 5 mei 2010 zijn gsm hebben weggenomen en op hem hebben geschoten - de concurrentie weg wilden hebben.
Groepsgewijs optreden
Uit de hierboven besproken zaaksdossiers (Alkmaar, Pipa en Piano) komt telkens een groep - voornamelijk Turkse - personen naar voren die, zij het om verschillende redenen en kennelijk in enigszins wisselende samenstellingen, steeds op soortgelijke wijze opereren. In alle gevallen is sprake van een conflict tussen een individu en (een of meer leden van) de groep, waartegen de groep gezamenlijk (en op agressieve wijze) optreedt. [S.B.], de toenmalige vriendin van de verdachte, verwoordde het als volgt: 'Als je met een ruzie krijgt heb je ze allemaal.' Over zaaksdossier Pipa zei ze, overigens zonder namen te willen noemen: 'Hij had ruzie in een café in Beverwijk. Hij had ruzie met een kamper. Hij is toen bedreigd door die kamper. Dat is bij die jongens verkeerd, dat mag je niet doen en die zijn daar op af gegaan'. Bij dergelijk gezamenlijk optreden bleek de groep er niet voor terug te schrikken vuurwapens te gebruiken, om daarmee te dreigen en er (al dan niet gericht) mee te schieten. Opmerkelijk is ook dat in de zaken Alkmaar en Piano waarschijnlijk hetzelfde vuurwapen is gebruikt, en dat daarmee ook op soortgelijke wijze is gedreigd, namelijk door eerst een autoruit in te slaan (al dan niet met het vuurwapen zelf) en het vervolgens op de inzittende(n) van de bewuste auto te richten.
Uit de verklaring van medeverdachte [R.O.] (in zaaksdossier Pipa) volgt dat zodra een van de groepsleden een probleem heeft, de andere groepsleden worden ge-sms't en gebeld om vervolgens groepsgewijs verhaal te gaan halen. 'Het was zo dat als er wat zou gebeuren, gingen we knokken.', aldus [R.O.]. Blijkens zijn verklaring wordt een en ander van te voren ook afgestemd.
Voorts blijkt uit het voorgaande dat de groep op deze (gewelddadige, dreigende) wijze conflicten kennelijk buiten het zicht van de autoriteiten en met name van de politie tracht te beslechten.
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat er in Beverwijk en/of Heemskerk een samenwerkingsverband heeft bestaan tussen een groep, voornamelijk Turkse, (jonge)mannen. Dit samenwerkingsverband heeft naar het oordeel van het hof - in ieder geval bestaan vanaf het incident in Alkmaar (op 22 februari 2010) tot de aanhouding van de verschillende verdachten in het onderhavige onderzoek in augustus 2010. Het samenwerkingsverband was daarmee duurzaam.
Samenstelling groep
[S.S.], aangever in zaaksdossier Alkmaar, noemde de volgende namen als behorend tot de groep uit Beverwijk waar hij een probleem mee had: [B.A.], [M.K.], [A.K.], [R.Y.], [I.Y.], [U.A.], [S.D.] en [R.O.]. [S.S.] noemt [B.A.] en [M.K.] als de 'leiders' van de groep. Het hof merkt hierbij op dat verschillende van deze namen ook in het kader van de andere zaaksdossiers naar voren zijn gekomen.
Getuige [D.H.] verklaarde in het kader van zaaksdossier Pipa dat hij van [W.S.] had gehoord over ene [A.C.], die de leider zou zijn van de Turken die op de woonwagen van [W.S.][W.J.S.] vader hadden geschoten. [M.M.], [B.W.], ene [B.] en een neger genaamd [M.I.] zouden allen loopjongens zijn van deze [A.C.]. Zij zouden drugs voor hem dealen.
Getuige [S. D.], zoon van de eigenaar van [café P.] (het hof begrijpt: [café P.]) te IJmuiden, wilde aanvankelijk geen namen noemen, maar merkte wel op dat hij de jongens bij de uitvaart van [G.F.] (het hof begrijpt: [G.F.]) heeft gezien. Het gaat om jongens die tussen de 18 en 23 jaar oud zijn. Na aandringen verklaarde hij alleen [A.C.] en [B.A.] (wiens vader een inmiddels opgedoekt internetcafé had) te kennen. Hij wilde liever niets over ze zeggen: 'het zijn gewoon lopertjes'. Ze kwamen met een grote groep, met ook Nederlandse jongens erbij. Het waren allemaal jongens uit Beverwijk. [R.N.] kwam vaak met die Turkse jongens mee. Getuige [S. D.] verklaarde ook: 'De dingen die zij doen daar gaat veel geld in om.' [M.I.] kende getuige [S. D.] bij de bijnaam '[M]'. Hij kwam vaak naar [café P.]).
[C.R.], aangever in zaaksdossier Piano, kende de jongens die hem hadden belaagd niet bij naam, maar had ze wel eens gesproken. Van een van zijn klanten wist hij dat een van die gasten Mo heet en dat het een Turkse jongen was en bij een fotoconfrontatie herkende aangever de foto van [M.K.], waarbij hij benadrukte dat hij hem niet van het schietincident herkende. De foto van [R.Y.] herkende hij als een persoon die mogelijk bij de groep stond die hem schopte. Bij de rechter-commissaris verklaarde [C.R.] dat hij hen waarschijnlijk heeft herkend omdat hij ze van gezicht kent uit 'het Beverwijkse'.
[C.R.] verklaarde dat deze groep, net als hijzelf, harddrugs verkoopt en dat de groep gebruik maakte van de volgende auto's: een VW Golf, type 6 (provinciaal blauw), een Ford Mondeo (blauw), een BMW 3-serie (donkerblauw) en een Ford Escort (groen, oud model).
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte van voornoemd samenwerkingsverband deel heeft uitgemaakt. Voorts volgt uit de hierboven aangehaalde verklaringen dat binnen het samenwerkingsverband een zekere rolverdeling bestond: enkelen, onder wie in ieder geval de verdachte, hadden een meer leidinggevende rol, terwijl anderen een meer ondergeschikte rol vervulden. [A.C.] en [M.I.] hielden zich voornamelijk bezig met de handel in verdovende middelen, maar worden tevens in verband gebracht met het geweldsincident in het zaaksdossier Pipa. [R.Y.] en [R.O.] worden wel in verband gebracht met de geweldsincidenten in de zaaksdossiers Alkmaar en Pipa, maar hun namen worden niet genoemd in verband met de handel in verdovende middelen. Zij lijken daarmee een enigszins andere rol gehad te hebben. Gezien dit alles had het duurzame samenwerkingsverband waarvan de verdachte deel uitmaakte, naar het oordeel van het hof een gestructureerd karakter.
Dat de verdachte een meer leidinggevende rol heeft gehad, blijkt naar het oordeel van het hof niet alleen uit de hierboven aangehaalde verklaringen, maar ook uit het feit dat het [internetcafé] aan [adres] te Heemskerk kennelijk een vaste ontmoetingsplaats was voor de leden van de groep. Van daaruit werd gehandeld in verdovende middelen. Zo verklaart getuige [M.F.] dat de groep Turkse jongens altijd buiten stonden bij het internetcafé aan [adres]. Getuige [B.W.] heeft verklaard dat [A.C.] veel bij [adres] kwam, dat is opgerold (het hof begrijpt: [internetcafé]). [A.C.] gaat om met een groepje Turken, waar ook [B.A.] - die dat internetcafé had - toe behoort. [S.B.] heeft verklaard dat [B.A.] andere mensen drugs laat rijden. In een telefoongesprek zegt getuige [S.B.] dat 'als het (het hof begrijpt: het internetcafé) 's avonds om twee uur nog open was, als ze daar met hun allen zaten en dan belde er eentje, dan zeiden ze heel gemakkelijk kom maar hier heen weet je, dan hoefden ze niet meer weg te rijden.'
Oogmerk: drugs en (diefstal met) geweld, dan wel afpersing
In het kader van zaaksdossier Alkmaar verklaarde getuige [T.S.] over de verdachte, de mensen om hem heen en het internetcafé aan [adres], waarvan de verdachte eigenaar is geweest. Deze hele groep zit in de drugs, aldus [T.S.].
Getuige [M.H.] heeft in het kader van zaaksdossier Pipa verklaard dat [A.C.] (ongeveer 20 jaar oud, met een tatoeage van een pistool op een van zijn armen) en Mootje Turk (een bleke Turk en een beetje mager) cokedealers zijn die iedereen rippen. Na een vechtpartij in café Rood met [A.C.] en zijn vrienden, hebben getuige [M.H.] en zijn vrienden sms-berichten gekregen dat zij kapot geschoten zouden worden. Over de groep zei hij: 'die jongens hebben de hele cokelijn in Beverwijk. Ook rippen zij iedereen die maar coke wil verkopen.'
[C.R.] verklaarde in het kader van zaaksdossier Piano dat degenen die hem aangevallen hadden (een groep van 8 à 9 Turken) ook verkochten. 'Ze verkopen hetzelfde als ik' zei aangever, verwijzend naar zijn eerdere verklaring dat hij handelde in 'harddrugs zoals cocaïne en heroïne'. Degene die hem met het wapen bedreigde, wilde 'die dope' hebben, aldus [C.R.]. Nadien bleek dan ook dat zijn 'zakentelefoon' en 'de dope' weg waren. De andere twee telefoons die [C.R.] op dat moment bij zich had, zijn niet meegenomen. Gevraagd wat volgens hem de reden voor het schietincident was, antwoordde hij: 'De concurrent weg hebben. Ik wist dat ze iets aan het proberen waren, ik heb dit gehoord. Ik had gehoord dat ze andere mensen ook hadden geript. (...) Ze schakelen concurrenten uit.'
Ook de eerder genoemde [S.B.] verklaarde dat de groep in drugs handelde. De verdachte liet andere mensen drugs rijden. Gevraagd wat [A.C.] (met wie zij [A.C.] bedoelde) en [B.A.] doen als zij samen in Beverwijk rijden, antwoordde zij: 'Hoogst waarschijnlijk zijn ze aan het dealen.' Op 28 juli 2010 vertelt [S.B.] in een tapgesprek dat zij bij het [theater] een donkere Renault had gezien die ging dealen. Dit had ze aan [B.A.] verteld, die haar vroeg naar het signalement van de jongen. Vervolgens zei [B.A.] 'dat dat nog voor hun was'. Verderop in het gesprek vertelt ze dat ene [S.] laatst [R.V.] zag bij een junkie die bij haar naar de overkant ging en voegt daaraan toe: 'Maar dat was toch normaal gesproken [M] zijn dingetje?' Dit wordt bevestigd door degene met wie [S.B.] belt'. Gevraagd naar dit laatste telefoongesprek verklaarde [S.B.] dat zij [B.A.] vertelde over de persoon in de donkere Renault, omdat zij dacht dat hij bij hem hoorde. 'Ik dacht eerst dat er andere in die wijk bezig waren.' Met de opmerking dat 'dat nog voor hun' was, bedoelde [B.A.] dat die jongen al een tijdje bij hun zat, verklaarde ze verder. Met '[M]' bedoelde ze [M.I.].'
In de insluitingsfouillering van medeverdachte [M.I.] werden 18 kleine pakjes (zogenaamde 'wikkels') met een witte, op harddrugs gelijkende substantie aangetroffen. Uit onderzoek van het NFI bleek dat het cocaïne betrof. Medeverdachte [M.I.] verklaarde bij de politie dat de wikkels van hem waren en dat hij wel eens verkocht. Getuige [P.J.B.] verklaarde dat hij sinds ongeveer 1,5 jaar cocaïne bij medeverdachte [M.I.] ('[M]') kocht. Bij de doorzoeking van de auto van [M.I.]s broer [Ma.I.] werd (onder andere) een hoeveelheid vermoedelijke cocaïne aangetroffen. [Ma.I.] verklaarde tegenover de politie dat zijn broers ook gebruikmaakten van deze auto. Het poeder reageerde positief op de voorlopige cocaïnetest. Het gewicht van het poeder was 100,85 gram. Op 5 november 2010 gaf [M.I.] aan niet verhoord te willen worden, maar zei hij wel, toen hij werd geconfronteerd met het feit dat er drugs in de auto van zijn broer [Ma.I.] waren aangetroffen: 'Een ons in de auto is van mij.' Uit onderzoek van het NFI bleek dat het inderdaad cocaïne betrof.
In het kader van het onderzoek Componist zijn in juli 2010 medeverdachten [M.K.] en [G.B.] aangehouden in verband met de vermoedelijke handel in cocaïne. Door een getuige werd op de plaats van hun aanhouding een zakje aangetroffen met daarin 55 bolletjes vermoedelijke cocaïne. Ten tijde van de aanhouding van [M.K.] en [G.B.] bevond getuige [C. R.] zich bij hen in de auto, [C. R.] heeft verklaard dat hij zich in die auto bevond omdat hij twee bolletjes cocaïne wilde kopen. In de auto waarin [M.K.] en [G.B.] zijn aangehouden zijn documenten aangetroffen op naam van de verdachte.
Het hof acht het ten slotte opmerkelijk dat in het onderzoek Wijk veelvuldig sprake is van personen die, kennelijk uit angst voor represailles, niet wilden verklaren over de groep, althans geen namen van groepsleden wilden noemen, dan wel (kennelijk) naar aanleiding van een dringende verzoek van de kant van een of meer leden van de groep, eerder afgelegde verklaringen wilden intrekken of deze op belangrijke onderdelen wilden wijzigen. Dit was zowel het geval in zaaksdossier Alkmaar (aangever [S.S.] en getuige [M.F.]) als in zaaksdossier Pipa en het proces-verbaal van bevindingen van 2 mei 2010 waaruit blijkt dat aangever [W.J.S.] toen de politie ter plaatse kwam een vrouw naar binnen duwde en riep: 'Geen namen noemen, geen namen noemen' als in zaaksdossier Piano (getuige [A.M.B.]).
Soms verklaarden deze personen ook over hun angst voor represailles. Zo antwoordde [S.B.] op een vraag naar de schietpartij op het kamp (zaaksdossier Pipa): 'Ik wil het jullie wel vertellen, maar ik kan het niet. Ik moet denken aan me leven als ik hier uit kom. Over de drugs wil ik wel vertellen maar niet hierover. (...) Omdat ik dan namen moet gaan noemen en ik weet niet wat ik van hun kan verwachten.'
Ook getuige [S. D.] verklaarde in zaaksdossier Pipa zeer terughoudend over de groep Turkse jongens uit Beverwijk die in [café P.] kwam. Hij deelde mede dat hij wel het een en ander had gehoord over de schietpartij op het kamp in Beverwijk (onderzoek Pipa) en dat hij dacht dat het de mensen waren die uit [café P.] kwamen. Op de vraag wie daar geweest waren, antwoordde hij echter: 'Ja, dat weet ik, maar dat ga ik niet zeggen. Dat is gevaarlijk. Ze lopen allemaal met zo'n ding rond', terwijl hij eerder had gezegd dat hij daarmee een pistool bedoelt. Op alle verdere (gerichte) vragen over de personen die de bewuste avond op het kamp geweest waren, antwoordde hij: 'weet ik niet'. Hij weigerde ook zijn verklaring te ondertekenen en verklaarde daarover: 'Ik onderteken niet want daar heb ik mijn reden voor. Ik heb niets belastends over hen gezegd, maar ben bang dat ze verhaal komen halen.'
Het hof is, gezien het bovenstaande, in samenhang bezien, van oordeel dat het samenwerkingsverband waarvan de verdachte deel uitmaakte naast de handel in harddrugs (met name cocaïne) ook het plegen van geweldsdelicten en afpersing dan wel diefstal met geweld tot doel had.
Op grond van al het voorgaande - alsmede hetgeen bij de afzonderlijke zaaksdossiers over de rol en het handelen van de verdachte is overwogen - acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan de hierboven beschreven criminele organisatie.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
hij op 22 februari 2010 te Alkmaar, tezamen en in vereniging met anderen, [S.S.] en [M.F.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededaders opzettelijk dreigend
- de auto waarin die [S.S.] en die [M.F.] zich bevonden klemgereden en
- meermalen met kracht getrapt tegen de auto waarin die [S.S.] en die [M.F.] zich bevonden,
- de rechtervoorportierruit van de auto waarin die [S.S.] en die [M.F.] zich bevonden ingeslagen en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, door een raam in de auto gestoken waarin die [S.S.] en die [M.F.] zich bevonden en
- met een vuurwapen een of meer kogels afgevuurd.
2 subsidiair:
hij op 2 mei 2010 te Beverwijk, tezamen en in vereniging met anderen, [W.J.S.] en [S.S-D.] en [W.S.] en [D.S.] en [A.Z.] en [M.H.] en [D.B.] en [M.S.] en [D.H.] en [M.R.M.], welke personen zich allen bevonden in een woonwagen aan de [adres] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers zijn verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend naar die woonwagen toegegaan waarna verdachte en/of een of meer van zijn mededaders zich opzettelijk dreigend als groep hebben verzameld en opgehouden voor die woonwagen en vervolgens met een of meer vuurwapen(s) een of meer kogel(s) heeft/hebben afgevuurd op die woonwagen.
4:
hij in de periode van 22 februari 2010 tot en met 20 augustus 2010 te Beverwijk en/of Heemskerk en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
–Drugs–
- het opzettelijk in vereniging verkopen en afleveren en vervoeren en aanwezig hebben van (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en
–Geweld–
- het in vereniging aan een ander opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en/of
- het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of
- mishandeling in vereniging en/of
- bedreiging in vereniging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en
–Diefstal met geweld/afpersing–
- diefstal in vereniging, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren en/of
- in vereniging met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld iemand te dwingen tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
telkens:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en maatregel
De rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende een periode van bijna zes maanden deelgenomen aan een criminele organisatie, die het plegen van Opiumwet- en - kort gezegd - geweldsdelicten tot oogmerk had. De groep, waarvan de verdachte deel uitmaakte, vervulde een spilfunctie in de keten tussen de leveranciers van harddrugs (met name cocaïne) en de uiteindelijke gebruikers. Deze groep schuwde het gebruik van geweld en zelfs van vuurwapens niet, om het marktaandeel van de groep te verdedigen en conflicten te beslechten. Uit verschillende verklaringen in het dossier blijkt dat deze groep sterke gevoelens van angst en onrust heeft veroorzaakt in Beverwijk, Heemskerk en omgeving. Het hof rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, zoals eerder overwogen, binnen deze organisatie een meer leidinggevende rol had.
In dit kader heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een tweetal ernstige bedreigingen. De eerste bedreiging vond in de avonduren plaats op de openbare weg in Alkmaar. De verdachte en zijn mededaders reden de auto, waarin de aangever en diens vriendin zaten, klem en kwamen vervolgens als groep om de auto staan. Daarbij werd tegen de auto getrapt, werden op agressieve toon (dreigende) woorden geroepen en werd een van de autoruiten ingeslagen, waarna aangever en zijn vriendin werden bedreigd met een vuurwapen. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij, zoals uit de verklaring van de aangever blijkt, degene is geweest die dit vuurwapen heeft gehanteerd. Ten slotte is - al dan niet gericht - met een vuurwapen geschoten. Uit de aangifte en de verklaring van de vriendin van aangever blijkt dat zij gedurende dit incident zeer angstige momenten hebben beleefd en dat zij erg van het voorval geschrokken zijn. Niet alleen op de direct betrokkenen maar ook op omwonenden en toevallige passanten maakt een voorval als dit, waarbij op de openbare weg dergelijk geweld wordt gebruikt en waarbij met een vuurwapen wordt gedreigd en geschoten, zeer veel indruk. Het zijn incidenten als deze die reeds in de samenleving heersende gevoelens van angst en onrust verder aanwakkeren.
Tevens heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de bedreiging van de personen die op 2 mei 2010 aanwezig waren in de woonwagen aan de [adres]. De verdachte is die nacht, naar aanleiding van een handgemeen tussen een van zijn medeverdachten en een van de bewoners van de woonwagen in een café, met een groep naar het woonwagenkamp gegaan, met medeneming van vuurwapens. Vervolgens heeft de verdachte zich met de groep voor de deur van de woonwagen geposteerd, waarbij twee groepsleden direct opvallend zichtbaar een vuurwapen bij zich droegen. Van het zichtbaar dragen van een vuurwapen gaat op zichzelf al een sterke dreiging uit. Deze dreiging wordt versterkt, als het gaat om een groep die zich 's nachts dreigend bij een woning ophoudt, terwijl meerdere personen vuurwapens bij zich dragen. Het hof acht het zich op deze wijze als groep in de nachtelijke uren voor een woning posteren dan ook zeer kwalijk. De verdachte en zijn mededaders hebben hiermee immers een buitengewoon bedreigende situatie geschapen voor alle in de woonwagen aanwezige personen. Zij zijn ernstig bedreigd in - voor wat het gezin van de aangever betreft de eigen woonomgeving, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moeten kunnen voelen. Feiten als deze veroorzaken sterke gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij de slachtoffers en de omwonenden, maar ook in de samenleving als geheel. Dit alles rekent het hof de verdachte ernstig aan.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman betoogd dat de strafmaat niet mede door de in de ogen van de verdediging 'extra' ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie zou moeten worden bepaald. Het hof deelt die mening niet. Het feit dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie - zoals is bewezen verklaard - houdt meer in dan de overige ten laste gelegde feiten op zichzelf beschouwd, nu juist het georganiseerde verband en de dreiging die daarvan uitgaat maken dat mensen de andere kant op kijken als leden van een dergelijke groep zich bezighouden met strafbare feiten. Juist door het zich als organisatie verbinden en opstellen naar de buitenwereld, ontstaat deze druk op de omgeving. Als een organisatie zich op deze wijze kan manifesteren, loopt de maatschappij het risico dat een situatie ontstaat waarin leden van deze groep een vrijstaat creëren waardoor men straffeloos strafbare feiten kan begaan, omdat slachtoffers en getuigen ofwel uit angst in het geheel niet bereid zijn aangifte te doen of een verklaring af te leggen, ofwel in een later stadium als gevolg van bedreigingen of uit vrees voor represailles trachten een aangifte in te trekken of een afgelegde verklaring te wijzigen. Om die redenen dient het deelnemen aan een criminele organisatie in de strafmaat tot uitdrukking te worden gebracht.
Ten nadele van de verdachte overweegt het hof verder dat hij, blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 27 augustus 2012, eerder voor verscheidene misdrijven is veroordeeld.
Op grond van het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf, met name gelet op de rol van de verdachte bij de onder 1 subsidiair en 4 bewezen verklaarde feiten en in aanmerking genomen de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd, onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [Familie S.]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 19.160,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De hoogte van de vordering is door de verdediging niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de kosten voor rechtsbijstand van de benadeelden bij de getuigenverhoren bij de rechter-commissaris niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze kosten niet als benadeelden zijn gemaakt en een verhoor als getuige in de regel geen rechtsbijstand vereist. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [A.Z.]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.294,68. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1652,10. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De hoogte van de vordering is door de verdediging niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de kosten voor rechtsbijstand van de benadeelde bij de getuigenverhoren bij de rechter-commissaris niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze kosten niet als benadeelde zijn gemaakt en een verhoor als getuige in de regel geen rechtsbijstand vereist. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat dat deel van de vordering zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 57, 140 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [Familie S.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [Familie S.] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 1.000,00 (duizend euro) materiële schade en € 16.500,00 (zestienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [Familie S.], een bedrag te betalen van € 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 1.000,00 (duizend euro) materiële schade en € 16.500,00 (zestienduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 112 (honderdtwaalf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [A.Z.]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [A.Z.] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.652,10 (vijfduizend zeshonderdtweeënvijftig euro en tien cent) bestaande uit € 152,10 (honderdtweeënvijftig euro en tien cent) materiële schade en € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [A.Z.], een bedrag te betalen van € 5.652,10 (vijfduizend zeshonderdtweeënvijftig euro en tien cent) bestaande uit € 152,10 (honderdtweeënvijftig euro en tien cent) materiële schade en € 5.500,00 (vijfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 (drieënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, de verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de zevende meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.G.B. Heutink, mr. R.H.J. de Vries en mr. I.M.A.M. Berben, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 september 2012.
Mr. R.H.J. de Vries is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.